Bestemmingsplan
Terraspark/Ambyerveld
Gemeente
Maastricht
Bestemmingsplan
Terraspark/Ambyerveld
Gemeente Maastricht
Utrecht, mei 2002
Inhoudsopgave Terraspark/Ambyerveld
1.2. Begrenzing
van het plangebied
1.4. Wet
Voorkeursrecht Gemeenten
3. Ruimtelijke en (a)biotische aspecten van Terraspark
3.1. Ruimtelijke
hoofdstructuur
4.8. Bedrijven,
detailhandel en horeca
5. Ontwikkelingen in het plangebied
5.2. Leefgebieden
van de hamster en de verbindingszone
5.4. Natuur-recreatief
netwerk
5.6. Ontwikkelingen
buiten het plangebied
7. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.3. Nagekomen verzoek van de investerings- en beleggingsmaatschappij
i.o. "Onder Bakkerbosch"
7.4. Overleg ex
artikel 10 Bro
8. Economische uitvoerbaarheid
De aanleiding
voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de motie die de gemeenteraad van
Maastricht in haar vergadering van 26 januari 1999 heeft aangenomen en waarin
gevraagd wordt maatregelen te treffen die de positie van de hamster in het
oostelijk Buitengebied versterken. Deze motie is
aangenomen in
het kader van de vaststelling van het Structuurplan Maastricht 2005, waarin
onder meer de kaders voor de toekomstige ontwikkeling van het onderhavige
plangebied zijn vastgelegd.
Het doel van
dit bestemmingsplan is het gebied om te vormen tot een landschapspark met
duurzame inrichting en grondgebruik, waarbij de waarde van het gebied als
onderdeel van het Heuvelland wordt beschermd en de functie als recreatief uitloopgebied
van de stad wordt versterkt.
Als onderdeel
van de recreatieve functie dient een volwaardig sportcomplex te worden
ingepast, in het verlengde van het sportbeleid en de filosofie van de compacte
stad.
Omdat
Rijkswaterstaat definitief heeft afgezien van het doortrekken van de rijksweg
A2 door het plangebied overeenkomstig het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en
omdat ook wordt afgezien van woningbouw ten oosten van de Molenweg is de weg
vrij om het gebied te ontwikkelen tot een belangrijk landschapspark nabij de
stad.
In het
plangebied wordt ruimte geschapen voor de bescherming en het herstel van de
positie van de hamster, voor de realisatie van een volwaardig sportcomplex en
voor de vergroting van de recreatieve mogelijkheden.
Met het
opstellen van dit bestemmingsplan wordt tevens tegemoet gekomen aan het
convenant "versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast" dat onder
andere de gemeente Maastricht en de provincie Limburg zijn overeen gekomen.
1.2. Begrenzing
van het plangebied
Het plangebied
is gelegen ten oosten van Maastricht, globaal tussen de Rijksweg/achterzijde
bebouwing oostzijde Ambyerstraat Noord/ Hagenstraat/Molenweg/Oude Molenweg en
de oostelijke gemeentegrenzen met Meerssen, Valkenburg aan de Geul, Margraten
en Eijsden.
Dit
bestemmingsplan vervangt de vigerende bestemmingsplannen "Buitengebied
oost"(1992), alsmede een klein gedeelte van het bestemmingsplan "Heer
achter de kerk" en het "Uitbreidingsplan in onderdelen Heer achter de
kerk".
1.4. Wet
Voorkeursrecht Gemeenten
In de tweede
helft van 1996 is door de gemeenteraad in een aantal gebieden het
voorkeursrecht op grond van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten (WVG) gevestigd.
Dit was noodzakelijk om greep te kunnen blijven houden op de ontwikkeling van
die gebieden in relatie tot het voorgestane ruimtelijke beleid. De WVG is o.a.
gevestigd op het gebied:
Ambyerveld
Ter
voldoening aan de taakstelling op het gebied van woningbouw is het de bedoeling
deze gronden aan te wenden voor de doeleinden wonen met bijbehorende
voorzieningen, waaronder groen- en verkeersvoorzieningen, en/of recreatieve
doeleinden.
Na deze
inleiding in hoofdstuk 1 komt in hoofdstuk 2 het vigerende rijks-, provinciale
en gemeentelijke beleid aan de orde. Met name door de provincie en de gemeente
is recent veel beleid vastgesteld/geactualiseerd.
In hoofdstuk
3 worden de ruimtelijke en (a)biotische aspecten van het plangebied beschreven
(hoe zit het gebied in principe in elkaar) waarna in hoofdstuk 4 de functionele
kenschets volgt (hoe functioneert het gebied t.b.v. het menselijk gebruik en
welke waarden worden eraan toegekend).
Hoofdstuk 5
beschrijft de ontwikkelingen in het plangebied, dit zijn met name de redenen
voor de actualisatie van dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 6, de
milieuaspecten, worden de mogelijke bedreigingen voor het gebied vermeld
(beperkt tot milieukundige bedreigingen) en hoe daarmee om te gaan.
Vervolgens
wordt in hoofdstuk 7 (juridische planopzet) een inleiding gegeven op de
juridische opzet van dit bestemmingsplan, waarna in hoofdstuk 8 (voorschriften)
het juridisch bindende deel van dit bestemmingsplan aan de orde komt. In
hoofdstuk 9 (maatschappelijke uitvoerbaarheid) tenslotte staan de resultaten
vermeld van het totstandkomingsproces van dit bestemmingsplan; het overleg, de
inspraak en de economische uitvoerbaarheid.
Vijfde
Nota over de Ruimtelijke Ordening - deel 1 ontwerp-PKB (2000)
De Vijfde
Nota bestrijkt de periode 2001 - 2020, de periode 2020 - 2030 is gehanteerd als
een doorkijk naar de lange termijn.
Het bebouwde
gebied wordt voorzien van een rode contour. De rode contour vormt de begrenzing
van het thans bebouwde gebied met daarbij gevoegd de tot 2015 benodigde
uitbreidingen. Het buitengebied is het gebied buiten de rode contouren. Delen
van het buitengebied met hoge landschappelijke waarden of natuurwaarden worden
aangeduid als groene contourgebieden. Het overige buitengebied is balansgebied.
Het rijk kan nationale en de provincie provinciale landschappen aanwijzen.
Voor het
buitengebied geldt een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie. Doel daarvan
is de diversiteit en identiteit van het landschap te beschermen en nieuwe
landschappelijke waarden toe te voegen. Contrasten tussen open en besloten
gebieden en tussen drukke en stille gebieden moeten worden behoud en versterkt.
Dit is een regionale ontwerpopgave. Gemeenten moeten bij het opstellen van
bestemmingsplannen rekening houden met de landschapsvisie in het streekplan.
In
balansgebieden is het beleid erop gericht de kwaliteit van het landschap te
verbeteren. De mogelijkheden om vrijkomende gebouwen in het balansgebied een
andere bestemming te geven of vervangende nieuwbouw te plegen zullen worden
verruimd. In gebieden met een groene contour is het niet toegestaan vrijkomende
bedrijfsgebouwen een andere functie te geven, tenzij daarmee een monumentaal
pand kan worden behouden. Wanneer in een gebied met een groene contour
bedrijfsgebouwen worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw, vindt deze
nieuwbouw buiten de groene contour plaats.
Het Rijk is
voornemens om het Limburgse Heuvelland aan te wijzen als Nationaal Landschap.
Vierde
Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra - deel 4 (PKB
Nationaal
Ruimtelijk Beleid, periode 1995 - 2010) (1999)
In de Vierde
nota over de ruimtelijke ordening Extra zijn de hoofdlijnen van het nationaal
ruimtelijk beleid samengevat. Ten aanzien van de structuurschema's en andere
sectornota's fungeert deze planologische kernbeslissing wat betreft de
ruimtelijke aspecten als 'parapluplan'. Het ruimtelijk beleid van de
rijksoverheid is gericht op bundeling van de (dagelijkse) functionele relaties
op het gebied van wonen, werken en verzorging binnen stadsgewesten. De
achterliggende gedachte hiervan is onder andere de beperking van de groei van
de mobiliteit en versterking van het stedelijk draagvlak.
Het
ontwikkelingsperspectief voor deze PKB voor het gebied Maastricht -Heerlen -
Aken - Luik zal uitgewerkt worden. Eén van de doelen daarbij is verbetering van
de toeristisch-recreatieve voorzieningen. Nauw afgestemd op de nadere
uitwerking van het MHAL-gebied zal er voor het Mergelland, als invulling van
het geïntegreerde, gebiedsgerichte ruimtelijke en milieubeleid, een Plan van
Aanpak dat de kwaliteit van het leefmilieu beschermt en dat gelegenheid schept
voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Belangrijke elementen daarbij zullen
zijn: de verbetering van de waterkwaliteit (zowel grond- als oppervlaktewater)
en natuur- en landschapsontwikkeling (mede met het oog op erosiebestrijding).
Nota
natuur, bos en landschap in de 21e eeuw (2000)
In deze nota
wordt gekozen voor verbreding van het natuurbeleid: natuur heeft behalve een
intrinsieke waarde ook belevings- en gebruikswaarden. Dit heeft geleid tot een
aanpak waarbij de beleidsvelden natuur, bos, landschap en biodiversiteit niet
afzonderlijk behandeld worden maar onderdeel uitmaken van vijf onderling
samenhangende perspectieven waarin het kabinet de inhoudelijke ambities van het
natuurbeleid in brede zin heeft uitgewerkt.
De vijf
perspectieven voor een natuurlijker Nederland in 2020:
● Nederland Internationaal-Natuurlijk: het versterken van de inzet voor (en
aansluiting bij) het internationale natuurbeleid;
● Nederland Groot(s)-Natuurlijk: het versterken en verder tot stand
brengen van de Ecologische Hoofdstructuur;
● Nederland Nat-Natuurlijk: het benutten van kansen in Nederland
voor karakteristieke natte natuur;
● Nederland Landelijk-Natuurlijk: het versterken van de kwaliteit en
identiteit van het landelijk gebied door inschakeling van boeren en beter
benutten van biologische diversiteit binnen de productiesystemen;
● Nederland Stedelijk-Natuurlijk: het realiseren van voldoende natuur in
en om de stad.
Tezamen
dragen deze perspectieven bij aan:
● versterken van de Ecologische Hoofdstructuur (natter,
verbinden, vergroten);
● versterking van de landschappelijke identiteit
(krachtiger, groener);
● versterking van duurzaam gebruik en behoud van
biodiversiteit (grensoverschrijdend, verantwoord omgaan met essentiële
voorraden).
De nota vormt
tezamen met de nota ‘Voedsel en Groen’ het beleidskader voor het landelijk
gebied en is een bouwsteen voor de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, het tweede
Structuurschema Groene Ruimte en het vierde Nationaal Milieubeleidsplan.
Structuurschema
Groene Ruimte - deel 4 PKB (1995)
Het SGR wil
een samenhangend perspectief bieden op de duurzame bestaans- en
ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw, natuur, openluchtrecreatie,
landschap, cultuurhistorie, toerisme, bosbouw en visserij in het landelijk
gebied.
Een zestal
thema's in het landelijk gebied is uitgewerkt waarbij per thema een streefbeeld
is beschreven en één of meer strategieën om het streefbeeld te kunnen
realiseren. De strategieën zijn uitgewerkt in beleidsprogramma's.
Bij het thema
‘Bufferbeleid voor de Ecologische Hoofdstructuur’ is voor de uitwerking in de
1e fase (tot 2000) o.a. aangewezen het ROM-project Mergelland. Doel is om, door
samenhangende structurele maatregelen in de rand van de ecologische
hoofdstructuur en indien noodzakelijk daarbuiten (buffergebieden), het creëren
van zodanige duurzame condities dat de gewenste natuurwaarden in de ecologische
hoofdstructuur kunnen worden gerealiseerd.
Provinciaal
Omgevingsplan Limburg (2000)
Het POL is
tegelijkertijd een Streekplan, een Milieubeleidsplan, een Waterhuishoudingsplan,
een Verkeers- en Vervoerplan en een Grondstoffenplan. Tevens is het POL een
economisch beleidskader en een welzijnsplan, voor zover het de fysieke aspecten
van deze twee zaken betreft. Het opstellen van dit ene integrale provinciale
beleidsplan kent twee belangrijke doelen:
● Eenheid in beleid om zodoende betere sturing te geven aan de gewenste
ontwikkelingen;
● Selectiviteit van beleid zodat de provinciale beleidsopgaven
zich concentreren op die zaken waar de provincie zich sterk voor maakt en de dichtheid
aan provinciale beleidsregels afneemt.
Het POL is
gemaakt voor een plantermijn van 8 jaar (2001 t/m 2008). Het is een
"procesmatig" beleidskader dat voortschrijdende inzichten kan en moet
verdisconteren.
Het beleid in
hoofdlijnen voor de ontwikkeling van het landelijk gebied van Limburg volgt
drie lijnen:
● instandhouding van een vitaal landelijk gebied, met
dorpen van voldoende dynamiek om een goed woon- en leefklimaat voor de daar
wonende en werkende bevolking te bieden;
● een kwaliteitsslag te maken op tal van terreinen, zoals
de natuur, het
water, de bodem, het toerisme en de recreatie en de landbouw;
● beheersing en waar mogelijk terugdringing van de
verstening van het landelijk gebied met het oog op de natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Voor de
Stadsregio Zuidelijk Maasdal wordt het volgende omschreven: aan de oostzijde
vormt het ecologisch en landschappelijk zeer waardevolle Heuvelland de grens.
Er is sprake van een kwalitatief hoogwaardig samenspel van stad en omgeving.
Het is een belangrijke opgave om deze kwaliteit te koesteren.
Voor het
Landelijk gebied Zuid-Limburg wordt aangegeven: het gebied vormt een
kwalitatief hoogwaardige woon- en werkomgeving, met een uniek kleinschalig
cultuurlandschap van plateaus, doorsneden met dalen en verspreid liggende
natuurgebieden.
Toerisme en
recreatie in het gebied zijn sterk ontwikkeld. Natuur, landschap, milieu en
cultuurhistorie in het gebied staan onder druk. Voor de ontwikkeling van de
regio is het belangrijk dat er meer samenhang wordt gebracht in het behoud en
de ontwikkeling van de groene en cultuurhistorische waarden en het toeristisch
medegebruik. Voor deze regio geldt het kwaliteitsprofiel Waardevolle regionale
landschappen. De gebieden binnen dit profiel hebben naast bijzondere kwaliteit
aan watersystemen en aardkundige verschijningsvormen ook grote betekenis
vanwege cultuurhistorische en monumentale kwaliteiten.
Convenant
"Versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast" (2000)
Door 20
gemeenten, een waterschap, twee productschappen, drie landinrichtingscommissies
en de provincie is een convenant ondertekend om de huidige aanpak van
bodemerosie en wateroverlast te versterken. Het convenant leidt tot een
gecombineerde en gecoördineerde inzet van instrumenten en maatregelen. Bij de
versterking van de generieke aanpak gaat het daarbij om teelttechnische
maatregelen, natuurtechnische maatregelen, landinrichting en civieltechnische
werken. Bij de knelpuntgebiedsgerichte aanpak gaat het om reeds opgestelde (10)
en nog op te stellen (9) uitvoeringsplannen.
Ontwerp
Natuur- en beheersgebiedsplan Hamster (2000)
Essentieel
onderdeel van de bescherming van de Europese Hamster in Limburg is het
aanwijzen van 11 Hamsterkernleefgebieden in Zuid- en Midden-Limburg door middel
van het opstellen van een Natuur- en beheersgebiedsplan Hamster, waarbij
grondgebruikers tegen vergoeding specifiek op de hamster gerichte
beheersovereenkomsten kunnen sluiten en waarbij tevens de verwerving van
gronden ten behoeve van de vorming van Hamsterreservaten mogelijk wordt
gemaakt. Voor de 11 Hamsterkernleefgebieden is een exacte begrensde oppervlakte
natuurgebied en tevens een oppervlaktequotum voor beheersgebied aangewezen. Die
beheersgebieden hebben een ruimere begrenzing, de "ruime jas
begrenzing". Tevens beschrijft het voor de 11 gebieden de natuurdoelen en
de mogelijkheden voor subsidie vanuit de Subsidieregeling Agrarisch
Natuurbeheer (SAN) en de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). Het plan zal te
zijner tijd opgaan in het Stimuleringsprogramma Natuur, Bos en Landschap.
Binnen de
begrenzing van de 11 Hamsterkernleefgebieden (2 ervan bevinden zich in de
gemeente Maastricht) zal een planologische basis bescherming gaan gelden zoals
omschreven in het Structuurschema Groene Ruimte. Dat betekent dat de voor de
gebieden geldende planologische regeling (bestemmingsplan) van dien aard moet
zijn dat er geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden die voor de Hamster een
bedreiging kunnen vormen. Dit houdt in dat ingrepen en ontwikkelingen in deze
gebieden en in de onmiddellijke nabijheid van deze gebieden niet zijn toegestaan
indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden respectievelijk de nagestreefde
natuurontwikkeling in deze gebieden aantasten.
Voor de
aanwijzing van de kernleefgebieden zijn de volgende criteria gebruikt:
● het gebied kan op de lange termijn de
overleving van een netwerk met daarin een kernpopulatie waarborgen
(duurzaamheid);
● in het gebied zijn meerdere jaren
hamsters waargenomen. Van belang is ook de vraag hoe recent de waarnemingen
zijn;
● ten tijde van het opstellen van het
Beschermingsplan Hamster zijn er relatief veel burchten in het gebied aanwezig;
● het gebied ligt in een verbindingsas.
Ecologie van
de hamster en de streefbeelden ten aanzien van beheers- en natuurgebieden staan
in hoofdstuk 5 'Ontwikkelingen in het plangebied'.
Regionaal
volkshuisvestingsplan
In het in
voorbereiding zijnde Regionaal Volkshuisvestingsplan Maastricht en Mergelland
is complementariteit tussen de regiogemeenten in zijn algemeenheid, en in het
bijzonder op het gebied van wonen, uitgangspunt. De (concept-)titel drukt dit
treffend uit: Naar een complete regio: leefbare dorpen, sterke stad.
Hoofddoel van
het RVP is het komen tot een regionale woningvoorraad of beter gezegd
woonmilieus die qua omvang en kwaliteit aansluiten bij de wensen van de huidige
bevolking én goed zijn toegerust voor het opvangen van toekomstige
ontwikkelingen.
Ondanks het
feit dat een aanzienlijk deel van de bevolking, zeker in kleinere kernen, sterk
gebonden is aan de eigen woonplaats, is ook in deze regio sprake van een sterke
vergroting van de actieradius van mensen. Het dagelijks leefpatroon beperkt
zich niet meer tot een klein gebied. Woningmarkten reiken dus verder dan de
gemeentegrenzen. Een compleet pakket voorzieningen is alleen op regionale
schaal te organiseren. Zo vindt een aantal typisch stedelijke voorzieningen als
grote musea, theaters en dergelijke zijn plek in de grote steden. Dat geldt ook
voor voorzieningen op het gebied van onderwijs en medische voorzieningen.
Kleinere gemeenten hebben een woon- en leefklimaat dat zijn aantrekkelijkheid
voor een groot deel ontleent aan de sociale samenhang en de nabije groene
omgeving.
Ook op het
gebied van wonen geldt een dergelijke complementariteit. Echte stedelijke
milieus, met een hoge bebouwingsdichtheid, sterke functiemenging van wonen,
werken en cultuur, zijn er alleen in Maastricht. Echte landelijke milieus, met
grote woningen op ruime kavels zijn er voornamelijk in de kleinere gemeenten.
Maastricht
kan met zijn omvangrijke goedkope woningvoorraad een opvangfunctie voor
starters uit de regio vervullen. Omgekeerd heeft de regio aantrekkelijke
woningen voor doorstromers die al een eind op streek zijn in hun wooncarrière.
Het is in het belang van alle gemeenten in de regio dat deze sterke punten
behouden blijven en niet doorslaan in nadelen.
Enkele
voorbeelden: de nadruk op goedkope woningen in Maastricht en duurdere woningen
in de regio moet niet omslaan in ruimtelijke segregatie. Dat is niet goed voor
de stad (concentratie kansarmen) en niet goed voor de regio (weinig
mogelijkheden voor starters om in de eigen woonplaats een betaalbare woning te
vinden). Hierin moet een goed evenwicht worden gevonden.
De nadruk
ligt hierbij minder dan voorheen op alleen hoeveelheden woningen en de fasering
van de nieuwbouw, maar veel meer op kwalitatieve aspecten (woningtype,
prijsklasse, flexibiliteit, vormgeving en architectuur,
levensloopbestendigheid, duurzaamheid e.d.).
Er is immers
sprake van een afnemend absoluut woningtekort, maar de kwalitatieve tekorten
zijn groot, zeker als de nog verder groeiende vraag naar kwaliteit in de
toekomst hierbij wordt betrokken.
Belangrijk
bij de uitwerking van deze ambitie is de centrumfunctie van Maastricht in de
regio. Deze staat onder druk door een selectieve uitstroom van midden- en
hogere inkomens uit de stad naar de omliggende gemeenten. Weliswaar is deze
uitstroom de afgelopen jaren sterk verminderd en neemt het aandeel midden- en
hogere inkomens in de stad weer toe, maar om de rol als centrumstad te kunnen
handhaven is een forse verandering van de woningvoorraad in Maastricht
noodzakelijk met een nadruk op toevoeging van woningen in de duurdere koop- en
huursector, zowel in echte stedelijke milieus als in woonmilieus waar de nadruk
meer ligt op rustig wonen in het groen.
Structuurplan
Maastricht 2005 (1999)
De in de
Structuurvisie 1990-2000 gehanteerde ‘morfologische’ aanpak om te komen tot een
‘compacte stad in een weids landschap’ wordt als succesvol beschouwd en zal ook
in deze visie de basis zijn voor het ruimtelijk beleid. Voor Maastricht blijft
zowel de positie van de stad in de (Eu)regio van belang als de inzet steeds te
werken aan de kwaliteit van de stad zelf en de buurten in het bijzonder.
Daarbij staat behoud en versterking van de identiteit voorop.
Voor een
groot deel van de ruimtevragende functies (centrale voorzieningen, intensieve
werkgelegenheid, binnenstedelijk wonen) is ruimte te creëren binnen het
centrale deel van het stedelijk gebied. Deze versterking van de ruimtelijke
opbouw van de stad genereert draagvlak voor een kwaliteitssprong in het
openbaar vervoer en schept de mogelijkheden zorgvuldig om te gaan met de
stadsranden en het landschap. Op het gebied van landschap en ecologie worden
o.a. de volgende opgaven genoemd:
● het vormgeven aan het beleid gericht
op het openhouden van de buiten- en randgebieden;
● de uitwerking van de oostrand tot
stadspark met een nadruk op recreatie.
Tot 2005 kan
de woningbouwopgave plaatsvinden binnen de huidige grenzen van Maastricht. Een
(voor het plangebied relevante) locatie die daarbij genoemd wordt is Amby.
De plannen
zijn vertaald in zestien concrete actiepunten. Deze hebben betrekking op
achtereenvolgens de (Eu)regio, de kern van het stedelijk gebied, de binnenstad
in totaliteit, de buitengebieden en de stadsranden. Eén van de actiepunten is
punt 11: Buitengebied-Oost:
Door de
nieuwe programmatische opgaven van de stad komt de functie van het gebied
steeds weer ter discussie. De inzet blijft echter het beschermen van de waarden
van het gebied als onderdeel en uitloop van het Heuvelland. Het gemeentelijk
beleid blijft zeer terughoudend ten aanzien van woningbouw ten oosten van de
Molenweg gezien de visueel landschappelijke en ecologische waarden en recreatieve
waterhuishoudkundige betekenis van het gebied inclusief de drinkwaterwinning.
Wel zijn er mogelijkheden voor sportieve en recreatieve functies, waaronder een
volwaardig sportveldencomplex. Tevens is de opgave de positie van de hamster in
het leefgebied te versterken c.q. het leefgebied van deze dieren te beschermen.
Belangrijk
bij de keuze om in het gebied ruimte te creëren voor sportieve en recreatieve
functies is het benutten van de vrijkomende ruimte, die ontstaat door de
verplaatsing van sportieve functies binnen het stedelijk gebied, voor
woningbouw en andere stedelijke functies. Verder blijft de vormgeving van de
stadsrand een opgave die met uiterste zorgvuldigheid moet geschieden.
Structuurvisie
Terraspark (2002)
Het
Terraspark wordt een landschapspark met daarin veel ruimte voor ecologische
waarden door middel van het creëren van omvangrijke leefgebieden (voor met name
de hamster) en met betere recreatieve gebruiksmogelijkheden via het completeren
van het natuur-recreatieve netwerk en het realiseren van een sport- en
recreatiepark.
Dit oostelijk
buitengebied heeft een hoge landschappelijke waarde en beslaat grotendeels
Maastrichts grondgebied. Kleinere delen liggen op de gronden van de gemeenten
Margraten, Meerssen, Valkenburg en Eijsden. Er is voor het oostelijk
buitengebied van Maastricht behoefte aan zonering van ecologische waarden en
extensief natuurrecreatief gebruik enerzijds en meer intensieve vormen van
sport en recreatie anderzijds. De landschappelijke eenheid zal bij de
ontwikkeling van het Terraspark worden gehandhaafd. Mede ten behoeve van de
natuurwaarden en de recreatieve functie is het streven er op gericht de
kleinschaligheid in het landschap terug te brengen, zonder dat daardoor de
openheid verloren gaat.
Inzet is om
ter hoogte van Amby en ter hoogte van De Heeg te komen tot twee grote
leefgebieden voor de hamster, verbonden door een corridor. In het middengebied
rond (en met name ten zuiden van) de Akersteenweg wordt het accent gelegd op de
recreatieve functie van het oostelijk buitengebied.
Natuur-
en Milieuplan
Het Natuur-
en Milieuplan (NMP) van de gemeente Maastricht formuleert beleid voor de stad
in de sectoren natuur en milieu. Maastricht streeft naar een vitale, ongedeelde
en compacte stad. Binnen dit milieubeleid zal worden gezocht naar een nieuwe
mogelijkheid om de typische kenmerken van de stad en haar omgeving en de mensen
die er wonen en werken te combineren met leefbaarheid. De uitdaging is een
proces op gang te brengen waarbij de economische en ruimtelijke groei in toenemende
mate gepaard gaat met de verbetering van natuur- en milieukwaliteit van de
stad. Maastricht wil dit proces op gang brengen langs een vijftal lijnen:
1. differentiatie
van natuur- en milieukwaliteiten naar de kenmerken van een gebied;
2. een
interactieve aanpak in het planvormingsproces;
3. een
scheppend en ontwerpend natuur- en milieubeleid;
4. het
benutten van kansen;
5. de
integratie met andere beleidssectoren.
Het Natuur-
en Milieuplan zal geïntegreerd worden met andere sectorale visies tot een
Structuurvisie.
Met
betrekking tot het Terraspark, dat volgens de systematiek van het NMP
grotendeels gedefinieerd is als landschappelijk waardevol buitengebied, is de
centrale doelstelling het verhogen van de natuurwaarden en de bestaande
natuurwaarden veilig te stellen. Verder moet het gebied beter geschikt worden
voor recreatief medegebruik.
De
levensvatbaarheid van de natuur in dit gebiedstype kan worden vergroot door
andere gelijkwaardige gebieden met elkaar te verbinden, zodat er uitwisseling van
planten en dieren kan plaatsvinden. Dit kan gerealiseerd worden door de
landschappelijke eenheden aan elkaar te koppelen door een reeks van meer
stedelijke groengebieden, die tevens een functie hebben als ecologische
verbindingszone.
Naast de
ecologische functie kunnen deze stedelijke groengebieden worden benut als
uitloopgebied voor de stad (recreatie en sport), om hiermee de druk van meer
intensieve recreatie op de landschappelijk waardevolle buitengebieden te
verminderen.
De
landschappelijk waardevolle buitengebieden en de groene verbindingszones vormen
het laagdynamische hart van Maastricht waar de functies natuur, landbouw en
recreatie centraal staan. Vanwege de hoge en potentiële natuurwaarden zijn de
groengebieden relatief kwetsbaar. Binnen de systematiek van het NMP zijn voor
deze gebiedstypen gebiedsgedifferentieerde natuur- en milieukwaliteiten
vastgesteld. De visie uit het NMP sluit aan bij de Structuurvisie Terraspark.
Bij de verdere inrichting van het gebied zou gebruik gemaakt dienen te worden
van deze in het NMP benoemde gebiedsgerichte natuur- en milieukwaliteiten.
Landschappelijk
waardevol buitengebied
"Het
landschap, de natuurwaarden en de rust zijn kwaliteiten die bewoners en
bezoekers waarderen. Behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van dit
gebiedstype voor recreërende mensen en natuur vereist daarom in het algemeen
hoge kwaliteiten van bodem en water en het zoveel mogelijk tegengaan van
verstoring. Een uitzondering wordt gemaakt voor de delen waar landbouw de
hoofdfunctie is. Daar kunnen de kwaliteiten matig zijn, omdat sommige
agrarische activiteiten hinder met zich meebrengen. In die gebieden mag
bijvoorbeeld het aantal geurgehinderden tussen de 12 en 20% liggen in plaats
van maximaal 8%.
Voor
oppervlaktewater dat geen specifieke ecologische functie heeft, wordt ook een
uitzondering gemaakt. De kwaliteit mag voldoende zijn.
De maximaal
toelaatbare risiconiveaus voor bodemverontreiniging (MTRwaarden) worden dan
niet overschreden en het water heeft een kwaliteit die past bij de algemene
ecologische functie.
De
bereikbaarheid van het landschappelijk waardevol buitengebied per auto is
matig: de reistijd tot het hoofdwegennet bedraagt 15 tot 20 minuten. De
bereikbaarheid is namelijk ondergeschikt aan natuurwaarden en rust.
De gewenste
kwaliteiten van andere, meer stedelijke voorzieningen liggen ook relatief laag,
omdat het gebiedstype vergeleken met de rest van de stad een lage
gebruiksintensiteit kent. Voor openbaar vervoer is de gewenste kwaliteit daarom
matig: overdag een frequentie van 2 of 3 maal per uur of zelfs minder. Er zijn
geen ondergrondse brengvoorzieningen voor afval op loopafstand (kwaliteit:
slecht). Door extensief gebruik van de buitengebieden mag de kwaliteit van het
individueel risico slecht zijn, waarbij analoog aan de werkgebieden voor minder
kwetsbare gebieden de kwaliteit matig geldt en voor kwetsbare objecten de
kwaliteit goed.
Groene
verbindingszone
Voor de
groene verbindingszones gelden grotendeels dezelfde kwaliteiten als voor het
landschappelijk waardevol buitengebied. Ook hier zijn rust en ecologie
belangrijke kwaliteiten. Uitzonderingen betreffen geluid en geur.
De
verbindingszones liggen vaak langs de ontsluitingswegen van Maastricht. Zij
worden intensiever gebruikt voor onder andere recreatie dan het landschappelijk
waardevol buitengebied. Daarom is voor de groengebieden direct langs die wegen
de geluid- en geurkwaliteit voldoende. Buiten kan geluidhinder optreden en het
aantal geurgehinderden mag tussen de 8 en 12% liggen. De kwaliteit van de bereikbaarheid
per openbaar vervoer ligt op hetzelfde niveau als het landschappelijk waardevol
buitengebied, hoewel het gebruik intensiever is. Dit verschil is echter niet
dermate groot dat de kwaliteit een hoger niveau vereist."
3. Ruimtelijke en
(a)biotische aspecten van Terraspark
3.1. Ruimtelijke
hoofdstructuur
Het gebied
bestaat grofweg gezien uit twee delen: een noordelijk en een zuidelijk deel.
Het
noordelijk deel strekt zich uit tot aan de Akersteenweg. Dit gebied is breder
en heeft een flauwere helling vanaf het plateau dan het zuidelijk deel. De
plateauranden zijn hier moeilijker te ervaren. Daarom was het gebied
makkelijker in cultuur te brengen en dit verklaart grotendeels het ontbreken
van bebossing aan de plateaurand in dit deel. De holle wegen zijn, naast de
droogdalen, in oost-west-richting structuurbepalende elementen. Deze snijden in
het noordelijk deel langere gleuven in het middenterras (bijvoorbeeld: de
Bergerstraat, de Bemelerweg, de weg van Heer naar Bemelen). De belangrijkste
landschapselementen, zoals plateau, plateaurand en bebossing, holle wegen,
graften, hoogstamboomgaarden en heggen, akkers en weilanden en de stadsrand
gaan hier losser in elkaar over.
Het zuidelijk
deel van het gebied is minder breed en heeft een directe overgang van plateau
naar middenterras. De insnijdingen van de holle wegen zijn erg kort. De graften
liggen geconcentreerd bij de plateaurand. Het vlakke middenterras heeft in het
kader van de ruilverkaveling een monotoon bodemgebruik (akkerbouw) gekregen.
Hierdoor is er sprake van een flinke teruggang van het areaal
hoogstamboomgaarden. De ontwikkeling van laagstamboomgaarden vindt op de
heuvelflank wel plaats en vormt daar, samen met de nog overgebleven
hoogstamboomgaarden, een goede aanvulling van de hellingbebossing.
Het
Heuvelland is integraal aangewezen als bodembeschermingsgebied. Dit betekent
dat bij het realiseren van bebouwing en andere voorzieningen, maatregelen
getroffen moeten worden, zodat de kwaliteit van het grondwater niet kan worden
aangetast.
Het
Buitengebied-Oost is onderdeel van de geomorfologische eenheid ‘Oost-Maas en
Maasterrassen’. Tussen het huidige laagterras (dalvlakte), het middenterras en
het hoogterras (plateau) ontstonden hoogteverschillen door verticale bodembewegingen,
water (o.a. de Maas) en klimaatswisselingen. Dit gedurende een lange periode
(ca 13 miljoen jaar). Ter hoogte van de 50 meter hoogtelijn gaat het laagterras
over in het middenterras. Bij de 70 meter hoogtelijn begint de steilrand naar
het hoogterras (het plateau van Margraten) dat op plus minus 120 meter boven
zeeniveau ligt. Tussen het middenterras en het hoogterras liggen een drietal
dalwandterrassen (tussenterrassen).
In
oost-westrichting tussen hoogterras en laagterras loopt een systeem van dellen,
grubben en droogdalen. De Bemeler- en Gronsveldergrubbe kennen de sterkste
dalvorm en vormen diepe langgerekte dalen die het plateau
insnijden.
Hierdoor wordt het overtollige water, dat op het plateau niet de bodem inzakt,
van het plateau afgevoerd. De overige droogdalen zijn minder diep uitgesleten
maar ook zij vormen op sommige plaatsen nog duidelijke laagten in het veld of
het bouwland.
De
geomorfologisch meest interessante onderdelen van het plangebied vanwege hun
zeldzaamheid zijn:
● het middenterras (middelmatige
zeldzaamheid);
● het bouwland met steile hellingen aan
de oostgrens van het plangebied ten noorden van de Hooverenweg (grote
zeldzaamheid);
● het asymmetrische dal met voornamelijk
grasland, gevormd door het Scharnerbosje en het ten zuiden daarvan gelegen
gebied tot aan de Bemelerweg (grote zeldzaamheid);
● de steile hellingen aan de oostelijke
gemeentegrens met grasland, bouwland en boomgaarden tussen huize St. Joseph en
de Veldstraat en met gemengd loofbos en graften ten zuiden van de Veldstraat.
Voor het
gehele plangebied van dit bestemmingsplan geldt, dat het
grondwaterbeschermingsgebied is. Delen van het gebied zijn in gebruik als
waterwingebied.
Het
grondwaterpeil ligt op verschillende dieptes onder het maaiveld door het
verschil in hoogte van de diverse Maasterrassen. Lokale kwel (uittredend
grondwater) komt in het gebied niet of nauwelijks voor.
Op het
middenterras heeft de waterleidingmaatschappij Limburg een drietal
waterwinningen in exploitatie. Daarnaast exploiteert Nutsbedrijven Maastricht
momenteel de waterwinning de Tombe (even noordelijk van de Bemelergrubbe). De
waterwinningen in het gebied worden niet beschermd door een natuurlijke
kleilaag. Dit betekent dat nitraten, sulfaten en uitgespoelde
bestrijdingsmiddelen vrij baan hebben naar het grondwater. Om uitspoeling van
deze stoffen naar het grondwater te voorkomen voert de waterleidingmaatschappij
een beleid dat erop gericht is extensieve vormen van landbouw te bevorderen.
Het oostelijk
buitengebied van Maastricht vormt een belangrijke schakel tussen de stad
Maastricht en het Mergelland. Vanuit de geomorfologische opbouw behoort het
gebied tot het rivierdal, terwijl veel landschapskenmerken van het buitengebied
overeenkomen met het landschap zoals dat voorkomt op de plateaus in
Zuid-Limburg. Een weidse maat, hoogteverschillen in de vorm van droogdalen,
graften en holle wegen en restanten van kleinschaligheid zoals:
hoogstamboomgaarden, hagen, bijzondere solitaire bomen en wegkruisen.
Het oostelijk
buitengebied is een van de drie grote landschappelijke gebieden die Maastricht
omarmen (de twee andere zijn het gebied van de Grensmaas en het complex St.
Pietersberg/Jekerdal/Cannerberg).
Door de
schaalvergroting zijn er veel kleinschalige elementen uit het gebied verdwenen.
Zo is in het zuidelijk gedeelte het aantal hoogstamboomgaarden in de laatste
tien jaar sterk verminderd, zijn er in het kader van de ruilverkaveling de
nodige hagen verdwenen en wordt het reliëf in de ondergrond door de
grondbewerking sterk uitgevlakt. Anderzijds heeft de Waterleiding Maatschappij
Limburg ter bescherming van haar puttenvelden een aanzienlijk oppervlak binnen
het gebied in haar bezit, waarop een natuurvriendelijk beheer gevoerd wordt.
In de
Structuurvisie Terraspark (2000) wordt het volgende vermeld ten aanzien van de
ecologische relaties en ecologische waarden in het plangebied:
Ecologische
relaties
Het
middenterras grenst op een aantal plaatsen aan andere gebieden die belangrijk
zijn als leefgebied voor planten en dieren. Aan de noordzijde raakt het
middenterras het beekdalsysteem van de Geul (Geuldal) en aan de zuidzijde
vormen relaties met de rest van het Maasdal ervoor dat het gebied niet te
geïsoleerd komt te liggen. Door de verstedelijking van het Maasdal zijn de
relaties aan de noord- en zuidzijde van het gebied erg kwetsbaar en staat met
name de maat en de diversiteit binnen de verbindende schakels onder druk. De
verbindende schakels zijn belangrijk omdat door uitwisseling van soorten de
soortenrijkdom van verschillende kernleefgebieden op peil blijft. Het contact
tussen bijvoorbeeld de boskernen van het Cannerbos/St. Pietersberg, Savelsbosch
en Bunderbos is voor een groot deel afhankelijk van de verbindende schakels.
Binnen het
plangebied is (op een lager schaalniveau) eveneens sprake van een aantal
relaties. Omdat het middenterras zelf voor weinig soorten schuilgelegenheid
biedt, wordt het Savelsbos gebruikt als woongebied terwijl de akkers,
graslanden en boomgaarden gebruikt worden als foerageerplek of jachtgebied
(das, vleermuis, roofvogels). Daarnaast biedt het middenterras zelf (al dan
niet) door het aanwezige grondgebruik bestaansmogelijkheden voor een aantal
soorten. De hamster bijvoorbeeld is voor haar voedsel afhankelijk van ruigtes
en akkers evenals veel insecten- en vlindersoorten.
Aanwezige
ecologische waarden
De
hellingbossen bestaan uit verschillende typen van het beukenbos en het
esdoorn-essenbos. Deze bossen bevatten door hun groeiplaats (kalk, ligging ten opzichte
van de zon, hellingerosie, ouderdom en dergelijke) een flink aantal bijzondere
plant- en diersoorten (rode lijst). Op plaatsen waar kalksteen dicht onder het
oppervlak zit en waar sprake is van begrazing, komen kalkgraslanden tot
ontwikkeling. In deze graslanden zijn zeldzame plantengemeenschappen te vinden
die veel rode lijstsoorten bevatten. In het verleden kwamen er ook nog andere
graslanden in het gebied voor zoals zilverhavergraslanden en
glanshaverhooilanden, maar door het intensiever grondgebruik zijn deze
verdwenen.
Naast de
hamster, ook wel korenwolf genoemd, komen er meerdere prioritaire soorten voor
zoals de ondergrondse woelmuis, de eikelmuis, ree, dassen, hazelwormen en
levendbarende hagedissen. Verder een aantal interessante vogelsoorten waaronder
de patrijs, de veldleeuwerik, de geelgors, de gele kwikstaart, de bosuil en (in
de nog schaarse hoogstamboomgaarden) de steenuil. Waardevolle wintergasten zijn
onder andere de aalscholver, kraanvogels, de grauwe gans en de grote zaagbek.
Aan de rand van het gebied komen nabij poelen en in oude groeven nog de
geelbuikvuurpad en de vroedmeesterpad voor.
Na de
beschrijving ten aanzien van de natuurlijke basissituatie in het gebied in het
vorige hoofdstuk, volgt in dit hoofdstuk een toelichting op het functioneren
van het gebied ten behoeve van het menselijk gebruik en welke waarden er aan
dit gebied zijn toegekend.
In het
algemeen moet worden gestreefd naar de handhaving van de verschillen in het
landschap tussen het middenterras en de rand van het hoogterras. Dit op
zodanige wijze dat het noord-zuidgerichte patroon van de Maasinsnijding
gehandhaafd wordt. Er moet gestreefd worden naar een optimale open zone in de
vlakke delen van het middenterras, met aandacht voor het kenmerkende
kleinschalige karakter van bebouwing en grondgebruik.
De holle
wegen als toegangen naar het plateau moeten worden gehandhaafd. Deze dienen
groene uitlopers te zijn vanuit het plateau richting stad. Graften moeten
eveneens worden gehandhaafd. Graften zijn oorspronkelijk door mensen aangelegde
stenen muurtjes aan de rand van akkers, evenwijdig lopend aan de hoogtelijnen,
die zo remmend werkten op erosieverschijnselen. Tegenwoordig hebben ze een
cultuurhistorische waarde.
Ten oosten
van de Molenweg/Oude Molenweg zullen geen nieuwe stedelijke bebouwing en andere
stedelijke voorzieningen een plaats mogen vinden. Overige bebouwing moet zoveel
mogelijk worden beperkt. Alleen in de ontwikkeling van het sportpark wordt voorzien.
Aan de
stadsrand zou moeten worden uitgegaan van een overgang van meer stedelijke
groenelementen aan de westzijde van de Molenweg naar de natuurlijker
groenelementen van het buitengebied aan de oostzijde van de Molenweg.
Het
plangebied is onderdeel van een ecologisch waardevolle structuur, die zowel in
noord-zuid- als in oost-westrichting van betekenis is. Het instandhouden en
plaatselijk verbeteren van deze structuur is uitgangspunt.
Het gebied
wordt gekenmerkt door intensieve landbouw. Desondanks leent het gebied zich
voldoende voor passieve recreatie ter ontlasting van het Heuvelland.
Het beleid is
erop gericht het oostelijk buitengebied te ontwikkelen als ‘Terraspark’, een
landschapspark in de directe nabijheid van de stad als overgang naar het
Heuvelland.
Het
Terraspark krijgt een belangrijke recreatieve functie in relatie tot de stad.
In het middengebied rond (en met name ten noorden van) de Akersteenweg wordt
het accent gelegd op de recreatieve functie van het oostelijk buitengebied.
Hiertoe is het concept ‘het Rondje van Bemelen’ ontwikkeld.
Het
zogenaamde ‘rondje Bemelen’ is een stelsel van (oude) wegen en paden dat een
wandelfunctie is toegekend en dat inwoners van Maastricht (en anderen) in staat
stelt een (kleine) rondwandeling te maken door het oostelijk buitengebied naar
Bemelen en weer terug. Binnen dit wandelgebied treft men bijna alle typische
kenmerken van het Zuid-Limburgse Heuvellandschap aan.
Aan de
Molenweg bevindt zich sportaccommodatie Zonnehof. De Molenweg/-Oude Molenweg is
de belangrijkste recreatieve bewegings- en belevingsas. Deze moet dat ook
blijven. De bijzondere kwaliteit van deze as is het gegeven dat deze
historische route over ruim 7 km de vanzelfsprekende begrenzing vormt van het
stedelijk gebied.
De steilrand
naar het plateau in combinatie met het middenterras is monumentaal en kent in
Nederland nauwelijks vergelijkbare voorbeelden. In het gebied bevindt zich het
rijksmonument: de Torenmolen van Gronsveld. Vermeldenswaard zijn verder de oude
hoeve De Heilhof en Huize St. Joseph. De laatste stamt uit het begin van de
vorige eeuw (1925) en ligt juist buiten het plangebied, maar is een markant
gegeven in het gebied.
Het
plangebied ligt ten oosten van de cultuurhistorisch interessante reeks van
oorspronkelijk lineaire nederzettingen Amby-Heer-Gronsveld-Eijsden op de rand
van het natte en het droge gebied. De natte gebieden van het laagterras van de
Maas werden gebruikt als weiland. De drogere terreinen van het middenterras als
bouwland. Het plangebied behoort tot Het oude bouwlandgebied van vóór 1500.
Enkele grote typisch Limburgse boerderijen treft men nog aan in de oude
nederzettingen ten westen van het gebied.
De
cultuurhistorische elementen in het gebied worden grotendeels gevormd door oude
wegverbindingen. Dit vloeit voort uit de betekenis van de nederzetting
Maastricht, waar vele wegen naartoe leidden. Voorts zijn nog interessant de op
de steilere hellingen voorkomende graften en de nog compleet aanwezige
Gronsvelder windmolen.
Handhaving
van het bestaande wegenpatroon van voor 1810, de karakteristieke graften en van
de Gronsvelder windmolen is vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang.
In het
plangebied komen diverse archeologische monumenten voor uit diverse
tijdsperioden. De oudste gaan terug tot de prehistorie, de meeste dateren uit
de Romeinse tijd. Uit de Middeleeuwen stammen relatief weinig overblijfselen.
Prehistorie
De gehele
zone tussen de Maasvallei en het hoogterras was aantrekkelijk voor prehistorische
bewoning. Oppervlaktevondsten (vuurstenen werktuigen en historische
potscherven) bevestigen de menselijke aanwezigheid. In Amby en Scharn zijn bij
werkzaamheden een aantal interessante vondsten ontdekt die uit de Bronstijd
(2000-700 v.C.) en de IJzertijd (700-0 v.C.) afkomstig zijn. Het gaat hierbij
om nederzettingssporen en een urnenveld.
Romeinse
tijd
Sinds de
vorige eeuw zijn bij opgravingen in het gebied op verschillende plaatsen resten
van Romeinse villacomplexen aangetroffen. De meeste
villa's lagen
op de overgang van het middenterras naar het hoogterras (rondom de 70 m
hoogtelijn). Slechts het villacomplex bekend als Backerbosch lag hogerop in de
helling (ter hoogte van de 90 m hoogtelijn) hoewel het vermoeden bestaat dat
het complex zich over een groot gebied uitstrekte. Het villacomplex Backerbosch
bestond uit een hoofdgebouw met diverse bijgebouwen en is één van de
belangrijkste Romeinse villacomplexen op Nederlandse bodem.
In relatie
tot de villacomplexen worden er geregeld grafdomeinen vastgesteld. Voorbeelden
hiervan zijn de tumulus van Scharn en het grafveld van Scharnderkuilen. De
oudste vermelding van een Romeinse tumulus stamt al uit 1515. In een cijnsboek
van de Sint Servaaskerk staat een verhevenheid vermeld op de grens van Heer,
Amby en Bemelen ("driedorpenpunt"). In een vermelding uit 1580 is
sprake van ‘die Tomme’. Bij de opgraving uit 1880 bleek dat reeds bij het beleg
van Maastricht in het midden van de 18de eeuw een sleuf naar het hart van de
tumulus was gegraven.
Naast de
heuvel zijn in 1880 de resten van de brandstapel teruggevonden. In de Romeinse
tijd werden de doden eerst gecremeerd, alvorens zij onder een grafheuvel in een
grafkelder of in een askist werden bijgezet. In 1863 was de tumulus nog 6 m
hoog en 36 m in doorsnede. In 1950 waren de (summiere) resten hiervan nog
zichtbaar. Bij een waarneming in 1969 werd geconstateerd dat van de
oorspronkelijke verhevenheid nog maar 1 à 1,5 m resteerde.
Middeleeuwen
Uit de
Merovingische tijd (450-750) zijn in Amby een aantal graven en een
laat-Merovingische oven aangetroffen. Uit de volle Middeleeuwen (10de11de
eeuw) dateren enkele kuilen, die vrij veel aardewerkfragmenten hebben
opgeleverd. Daarnaast is een smidse uit de late Middeleeuwen opgegraven.
Planologische
regeling
In verband
met de bovenvermelde vondsten worden delen van het plangebied aangemerkt als
gebieden met een middelhoge archeologische
verwachtingswaarde.
In verband met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch interessant
materiaal zijn deze gebieden op de plankaart opgenomen als "archeologisch
attentiegebied", waarbinnen een aanlegvergunningenstelsel van kracht is.
Het gebied is
in gebruik als landbouwgebied met overwegend akkerbouw, fruitteelt en
rundveehouderij. Intensieve veehouderij komt weinig voor in het gebied. Het
gaat vooral om grondgebonden bedrijven waarvan de bedrijfsgebouwen overwegend
in de omliggende kernen liggen. De agrarische sector is vrij krachtig. Er
bevinden zich in het gebied elf bedrijven die het merendeel van hun gronden in
het gebied hebben liggen. In 1998 heeft in het gebied op grote schaal grondruil
plaatsgevonden (in het kader van de ruilverkaveling Mergelland). Dit heeft
geleid tot een herschikking van (landbouw-)gronden waardoor er grootschaliger
bewerkingseenheden zijn ontstaan. Daarnaast is er al langer sprake van een
tendens waarin grotere bedrijven land van kleinere bedrijven overnemen.
Aangezien de meeste bedrijven binnen de bebouwde kom liggen, is uitplaatsing om
milieuredenen in de toekomst waarschijnlijk wenselijk.
In het
plangebied komen uitsluitend verspreide woningen voor. Alleen ten zuiden van de
Akersteenweg is langs de Molenweg sprake van complexgewijze bebouwing.
4.8. Bedrijven,
detailhandel en horeca
In het
plangebied bevinden zich enkele horecagelegenheden:
● Zonnehof aan de Molenweg;
● Hotel In den Hoof aan de Akersteenweg.
Aan de
Akersteenweg Noordzijde ligt een locatie met een LPG-cirkel van 80 meter
(voormalige ESSO-tankstation). Het tankstation is op dit moment niet in gebruik
maar de mogelijkheid voor een LPG-vulpunt aan zowel de noord- als zuidzijde van
de weg blijft gehandhaafd.
In het
plangebied bevinden zich verder nog een zomerhuisjesterrein en een atelier.
Wegen
De
historische infrastructuur wordt in noord-zuidrichting bepaald door de Rijksweg
en de (Oude) Molenweg. In oost-westrichting loopt vanaf de poort van Wyck een
eeuwenoude route (Grande Route) die zich voor het gehucht ‘Schaarn’ splitste in
een noordelijke tak naar Valkenburg en een zuidelijke tak.
De
verkeersstructuur van het plangebied is in hoofdzaak oost-westgericht vanaf het
plateau richting stad en dorpen in het Maasdal. De enige weg die deze structuur
doorbreekt is de (Oude) Molenweg die parallel loopt aan de oude noord-zuidroute
over het middenterras van de Maas. De historische hoofdwegen in het plangebied
zijn de vroeger zeer belangrijke Bergerstraat, Akersteenweg en Rijksweg.
Tegenwoordig doorsnijden ook de A2 en de A79 het gebied. De Akersteenweg is nog
een belangrijke hoofdader gebleven voor het zuidelijk deel van het Heuvelland.
De
Bergerstraat, de Akersteenweg en de Rijksweg zijn voorzien van fietspaden. Deze
vormen, samen met de lokale wegen, de langzaamverkeersverbindingen tussen
Maastricht en de omliggende dorpen. Ook de Bemelerweg vervult een belangrijke
functie voor het fietsverkeer.
Kabels,
leidingen en straalverbindingen
In het
plangebied zijn de volgende hoofdtransportleidingen en regionale
transportleidingen aanwezig:
● hogedrukgastransportleiding (Gasunie);
● hogedrukgasvoedingsleiding (Limagas);
● watertransportleidingen (WML en
Nutsbedrijven Maastricht);
● rioolwatertransportleiding
(Zuiveringsschap Limburg).
Ook lopen
over het plangebied een tweetal straalverbindingen van KPN.
5. Ontwikkelingen in het
plangebied
Er zijn
enkele belangrijke redenen voor deze actualisatie van het bestemmingsplan:
● Het treffen van een planologische
regeling ter bescherming van de Europese hamster en zijn leefgebied;
● Het mogelijk maken van de aanleg van
een sport- en recreatiepark;
● De mogelijkheden voor verbetering van
het natuur-recreatief netwerk mogelijk maken;
● Woningbouw in Ambyerveld mogelijk
maken;
● Enkele autonome ontwikkelingen
vastleggen.
Deze zullen
hieronder worden toegelicht.
5.2. Leefgebieden
van de hamster en de verbindingszone
De inzet is
te komen tot twee grote leefgebieden voor de hamster: ter hoogte van Amby en
ter hoogte van Heer en een verbindingszone ertussen. Onderstaande informatie
over de ecologie van de hamster en de streefbeelden komt uit het Ontwerp
Natuur- en gebiedsbeheersplan Hamster (2000) van de provincie Limburg.
Ecologie
van de hamster
De hamster is
gebonden aan open landschappen, met name akkers. Graanakkers, vooral tarwe-, rogge-
en gerstakkers, hebben de voorkeur. In Nederland komt de hamster van oudsher
alleen voor op löss- en leemgrond in Midden- en Zuid-Limburg. Hier maakt ieder
dier zijn eigen burcht die uit een of meer loodrechte pijpen en meestal maar
één schuine pijp bestaat. Het grootste gedeelte van de dag leven de hamsters in
hun burchten. Alleen in de ochtend- en avonduren verlaat de hamster de burcht
om naar voedsel te zoeken. De natuurlijke vijanden van de hamster zijn enkele
nachtroofvogels en kleine roofdieren. Op welke manier hamsters van het gebied
gebruik maken is nog niet precies bekend. Waarschijnlijk zijn zij behoorlijk
honkvast. Het is daarom van belang dat er voldoende voedsel en dekking in de
buurt van een hamsterburcht aanwezig is.
Streefbeeld
voor de beheersgebieden
De
beheersgebieden bestaan uit percelen die door particulieren hamstervriendelijk
worden beheerd. Ze liggen als een mozaïek in het kernleefgebied en bestaan uit
stroken graan en luzerne afgewisseld met stroken hamstermengsel, het hamsterpakket.
Doordat zij verspreid liggen in het kernleefgebied heeft de hamster een grotere
kans om een geschikt voedselgebied te vinden. Het natuurdoeltype dat hier
nagestreefd wordt is akker, met als kenmerkende soorten hamster, geelgors,
grauwe gors en patrijs. Door de rijkdom aan muizen foerageert ook een aantal
vogelsoorten zoals torenvalk en blauwe kiekendief in dit landschap.
Streefbeeld
voor de natuurgebieden
De
natuurgebieden worden aangekocht en daarna ingericht voor de hamster. Bij de
inrichting van een natuurgebied dient er naar gestreefd te worden dat er
voortdurend een gewas op de akker wordt verbouwd dat zowel bescherming geeft
tegen predatoren als voedsel levert. Delen van de akker zullen dan ook niet
geoogst moeten worden waarbij het gewas het jaar over staat. Deze inrichting is
niet alleen gericht op hamsters maar ook op akkerkruiden, conform het
Beschermingsplan akkerplanten. De natuurgebieden komen in eigendom en beheer
van een natuurbeherende instantie, zoals Natuurmonumenten, Limburgs Landschap
of Staatsbosbeheer.
Verbindingszone
Onderstaande
informatie komt uit ‘Sportvelden en hamsters in het Terraspark Maastricht’
(Bureau Natuurbalans, 2001).
De
verbindingszone is essentieel in de ontwikkeling van een duurzame
hamsterpopulatie in Limburg. Op basis van de kennis over de hamster dienen de
volgende eisen in acht genomen te worden met betrekking tot de
hamsterverbindingszone:
● Juiste ligging: een verbindingszone dient op een vlak
of zwakglooiend deel van het terrein te worden gerealiseerd en niet op een
steile plateaurand. Daarnaast dient een verbindingszone in overeenstemming met
de aard van het terrein de kortste verbinding te vormen tussen twee
kernleefgebieden;
● Juiste grondsoort: een verbindingszone dient op een
ziltige leembodem te worden gerealiseerd;
● Leefgebiedfunctie: een verbindingszone moet voldoende
breed zijn om vestiging van verschillende hamsterterritoria mogelijk te maken
en randeffecten te kunnen opvangen. Als streefbreedte dient 180 meter te worden
aangehouden;
● Kleinschalige inrichting: een verbindingszone dient kleinschalig
ingericht te worden met de nadruk op voldoende voedsel en dekking gedurende het
gehele seizoen;
● Geen menselijke invloeden van buitenaf
voor het succesvol
functioneren van een verbindingszone dienen menselijke invloeden zoals
recreatie en verstoringen door licht en geluid vermeden te worden.
Bij de
locatiekeuze voor een verbindingszone gelden bovenstaande eisen en moet het
traject zoveel mogelijk over de locaties van oude hamsterburchten lopen. Deze
oude hamsterburchten geven het oorspronkelijke hamsterbiotoop aan en hebben
zodoende hoge potenties voor het invullen van een verbindingszone. Daarnaast
dient de verbindingszone in agrarisch gebied te liggen, natuurlijke
landschapselementen zoals bossen en dichte ruigtes zijn niet geschikt voor de
hamster. Op basis van al deze factoren is een meest gunstig traject voor de
verbindingszone bepaald (zie kaartje hieronder).
In het
plangebied wordt gezocht naar een locatie voor een sportpark voor voetbal.
De locatie
voor het sportveldencomplex zoals aangegeven in het discussiestuk Structuurvisie
Terraspark (ten oosten van de Molenweg en ten zuiden van de Akersteenweg) heeft
de voorkeur vanuit landschappelijk en stedenbouwkundig oogpunt, maar is niet
realiseerbaar in relatie tot het leefgebied van de hamster.
In een
rapport van Bureau Natuurbalans (2001) worden enkele alternatieve locaties
afgewogen. Alles overwegend komt model II als beste alternatief uit de bus: een
klein sportveldencomplex (vijf velden) aan de Oude Molenweg (tussen de
Akersteenweg en de Bemelerweg) ter plaatse van (en in aansluiting op) de twee
reeds bestaande voetbalvelden van VV Scharn en het aanwezige bandenbedrijf. De
ontsluiting dient plaats te vinden vanaf de Bemelerweg, waarlangs ook de
benodigde bebouwing (club/kleedgebouw) en verharding (parkeerterrein) dient te
worden geconcentreerd. Er is op deze locatie slechts ruimte voor VV Scharn (en
dus niet voor RKSV Heer), het realiseren van een gezamenlijk complex is op een
landschappelijk en ecologisch verantwoorde manier niet mogelijk. De binding van
de verenigingen met de buurten is zodanig dat een gezamenlijke locatie buiten
het gebied van het Terraspark als onwenselijk wordt beoordeeld. Toekomstige
huisvesting van RKSV Heer wordt nader onderzocht.
De gekozen
locatie voor het sportcomplex (ligging en omvang) zal volgens het onderzoek van
Bureau Natuurbalans geen gevolgen hebben voor de gewenste hamsterstructuur in
het gebied ten oosten van Maastricht. Wel worden de volgende punten als
essentieel beschouwd voor een goede inpassing van het sportveldencomplex in het
landschap ten opzichte van de kernleefgebieden en de verbindingszone:
● de hoeveelheid licht die door het
sportveldencomplex 's avonds in de periode maart-oktober op de verbindingszone
en het kernleefgebied Heer valt, mag niet hoger zijn dan de natuurlijke
hoeveelheid licht die op deze gebieden valt bij een nacht waarbij de maan in
het eerste kwartier staat;
● de effecten van licht en geluid dienen
geminimaliseerd te worden door een licht- en geluidwerende structuur aan te
brengen, bijvoorbeeld met schermen. Bij een natuurlijke licht- en geluidwering
is een hoogstam fruitboomgaard mogelijk. Houtwallen en struwelen dienen
vermeden te worden (zie hieronder);
● sportvelden zonder lichtmasten dienen
bij voorkeur aan de buitenrand van het complex een plek te krijgen. Daarmee is
de lichtoverlast te beperken;
● de geluidsoverlast in het
hamsterkernleefgebied Heer en de
verbindingszone dient zoveel mogelijk beperkt te blijven;
● de aanleg van houtwallen en brede
singels in de directe nabijheid van de verbindingszone is niet gewenst omdat
zich hier predatoren van de hamster kunnen vestigen (zoals marterachtigen);
● recreatie, vanuit de bebouwing of het
toekomstig sportcomplex, dient zoveel mogelijk te worden beperkt, met name
wandelpaden in de richting van de kernleefgebieden en de verbindingszone kunnen
voor verstoring zorgen. Met name loslopende honden zorgen voor verstoring van
de hamsters.
5.4. Natuur-recreatief
netwerk
In het
middengebied rond (en met name ten zuiden van) de Akersteenweg, waar nu reeds
sprake is van versnippering door stedelijke functies en zwaardere
infrastructuur, wordt het accent gelegd op de recreatieve functie van het
oostelijk buitengebied. Hiertoe is als onderdeel van het Terraspark het concept
het ‘Rondje Bemelen’ ontwikkeld. Dit concept beoogt een aantal bestaande
attractiepunten met elkaar in verbinding te brengen en het toekomstig
sportveldencomplex daarin een plaats te geven. Tegelijkertijd beoogt het de
recreatieve druk vanuit de stad te geleiden en op die manier de
reservaatsgebieden daarvan te vrijwaren.
Het ‘Rondje
Bemelen’ legt een verbinding tussen een aantal bijzondere landschappelijke en
recreatieve attractiepunten in het gebied. Het beschrijft een rondwandeling
vanuit Maastricht, waarin Bemelen het rustpunt is. Het komt tegemoet en geeft
vorm aan de behoefte aan stedelijk uitloopgebied en recreatieve voorzieningen
nabij de stad, gebruik makend van de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten op de
rand van het Mergelland. Er is een groot aantal oude veldwegen, die het gebied
(ook) recreatief ontsluit. Het netwerk is nagenoeg compleet. Ten behoeve van de
noord/zuid-verbinding zal direct aansluitend aan de oostzijde van en deel
uitmakend van het uitgebreide sportpark een dwarsverbinding tussen Akersteenweg
en Bemelerweg worden gerealiseerd. Voor het overige zijn geen nieuwe
verbindingen ten behoeve van het zgn. "Rondje Bemelen" benodigd en
voorzien.
Eén van de
studies die aangekondigd is in het Structuurplan Maastricht 2005 (1999) is een
studie naar de mogelijkheden voor woningbouw in een gebied gelegen aan de
noordzijde van Amby. Het studiegebied is begrensd:
● aan de oostzijde door de Molenweg;
● aan de zuidzijde door de Hagenstraat
en;
● aan de west- en noordzijde door (de
achterzijde van de bebouwing langs) de Ambyerstraat-Noord.
In Amby
bestaat een sterke verwevenheid tussen bebouwing en landschap, dat voornamelijk
een gevolg is van het voorkomen van kleine landschapselementen. Dit aspect zal
aandacht moeten krijgen bij de planontwikkeling voor deze locatie, naast dat
het ontwerp vorm moeten geven aan het spanningsveld van een 'dorp binnen de
stad'. Belangrijke vraagstukken die daarbinnen kunnen worden onderscheiden:
● de aanhechting aan Amby en de rest van
Maastricht: recreatieve routes, groenstructuren, bebouwingsvelden, etc.;
● het vormgeven van de stadsrand: het
gezicht naar de Molenweg en het Buitengebied-Oost;
● de karakteristieken van de locatie
zelf (o.a. de Hagenhof, Tiendschuur).
Uit zowel
landelijke onderzoek (WB01998) als lokaal onderzoek blijkt dat de vraag naar
stadsrandmilieus in Maastricht veel groter is dan het huidige aanbod.
Uitgaande van
bovengenoemde context is inzet van de gemeente om de vraag naar en het aanbod
van woonmilieus meer in evenwicht te brengen. Enerzijds vasthoudend aan de
compacte-stad-gedachte blijkt anderzijds dat een stadsrand-milieu niet in
bestaand stedelijk gebied te realiseren is. Per definitie dient hiervoor
uitgeweken te worden naar locaties die letterlijk aan de rand van de stad zijn
gelegen.
Ambyerveld is
derhalve uitermate geschikt voor het realiseren van een woonmilieu dat
getypeerd kan worden als "exclusief wonen aan de rand van de stad",
waarin laagbouw in een "ruimere" opzet dan in bestaand stedelijk
gebied en privé-groen de boventoon voeren.
Voor de
invulling van het Ambyerveld gaan derhalve de gedachten uit naar vrijstaande
villa's op ruime kavels in maximaal 3 bouwlagen en een klein aantal woningen
(drie bouwmassa's) in gestapelde vorm, waarvan de hoogte maximaal 4 bouwlagen
mag zijn. Het woongebied zal worden ontsloten vanaf de Hagenstraat.
Een gedeelte
van het nieuwe woongebied ondervindt een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A)
vanwege de A79. Voor deze woningen (waarschijnlijk de twee buitenste rijen aan
de noordkant) wordt geen hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder
aangevraagd. Voor deze woningen wordt een bijzondere oplossing voor het
geluidprobleem voorgestaan, namelijk de noordgevel zelf van de woning zal
fungeren als geluidsscherm. Er zal derhalve geen sprake zijn van een
voorzetgevel of een andere vergelijkbare constructie. Deze bijzondere oplossing
doet recht aan het bijzondere buurtje dat hier gedacht wordt aan de rand van de
gemeente en grenzend aan het landelijk gebied. Het betekent overigens dat
iedere woning als het ware zijn eigen geluidsscherm heeft en ook in de
buitenste rij uitsluitend het eigen geluidprobleem oplost. Voor de indeling van
de woningen zal dat betekenen dat de geluidgevoelige ruimten daar niet
gesitueerd zullen kunnen worden. Gezien de aard van de bebouwing (villa's)
kunnen de ruimten aan de noordzijde van de woning ook gevormd worden door een
werkkamer of praktijkruimte. Uiteraard zal de woning moeten voldoen aan de binnenwaarde
van 35 dB(A).
Alle
woningbouw zal overigens gerealiseerd worden buiten het waterwingebied.
De
woningbouwlocatie is als een globale, nader uit te werken vlek in het
bestemmingsplan opgenomen. Hierdoor blijft er de nodige flexibiliteit, terwijl
de hoofduitgangspunten toch juridisch-planologisch worden meegenomen.
5.6. Ontwikkelingen
buiten het plangebied
Buiten het
plangebied is sprake van een aantal plannen die mede bepalend zijn voor (de
ontwikkeling van) het plangebied zelf. Het betreft:
• de
realisatie van een onthardingsinstallatie voor drinkwater grenzend aan de
noordzijde van het plangebied; het gebied van de ‘IJzeren Kuilen’. De installatie
zelf is gelegen buiten het plangebied in de gemeente Meerssen. De installatie
is in aanbouw. De landschappelijke inpassing daarvan vindt voor een deel plaats
op gronden gelegen binnen het plangebied;
• het
plan voor een golfbaan nabij de steilrand op het grondgebied van de gemeente
Margraten ten noorden van de Akersteenweg. Dit plan is opgenomen in het bestemmingsplan
‘Backerbosch’, dat door de gemeente Margraten in procedure is gebracht.
In een
bestemmingsplan kan met het milieu slechts rekening worden gehouden in
ruimtelijk relevante zin [1]. Dit
komt met name tot uitdrukking in de situering van bestemmingen.
Milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen worden met elkaar in evenwicht
gebracht door een zodanige onderlinge afstand te bepalen, dat zij op een
aanvaardbare wijze naast elkaar kunnen bestaan. Voor het bestemmingsplan is met
name een rol weggelegd bij het benoemen, waarderen en zoneren van
milieubelastende en milieugevoelige functies. Een ruimtelijke scheiding tussen
milieubelastende en milieugevoelige functies is niet altijd nodig of gewenst:
indien functiemenging gewenst is of bijvoorbeeld bij het vaststellen van een
bestemmingsplan voor een bestaande situatie. In die gevallen is de bescherming
van milieugevoelige functies een zaak van de milieuwetgeving.
Bodemkwaliteit
De bodem in
het gehele gebied van het Terraspark wordt als schoon beschouwd. Deze
constatering is gebaseerd op enkele incidentele bodemonderzoeken en op
historisch onderzoek. Bijzondere situaties daargelaten, betekent dat, dat op
iedere locatie elke denkbare functie is toegestaan. Bij voorkomende
bouwactiviteiten wordt dan telkens een toereikend bodemonderzoek uitgevoerd.
Het gebied kent nu geen locaties waar ten behoeve van het realiseren van
functies een bodemsanering aan de orde is.
Op dit moment
valt dit gebied grotendeels buiten de bodemkwaliteitskaart en daarmee ook
buiten het beleid van het Bodembeheerplan Maastricht. Daarmee wordt het
afwegingskader bij bouwaanvragen, functie- of bestemmingswijzigingen,
grondverzet en hergebruik van grond (als bodem) gevormd door algemene
landelijke en provinciale kaders. Uitzondering wordt gevormd door het onderdeel
Ambyerveld. Deze toekomstige uitbreiding maakt wel deel uit van de
bodemkwaliteitskaart Maastricht.
Het
deelgebied Ambyerveld maakt deel uit van de bodemverontreinigingseenheid
"overige" van de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat de
bodemkwaliteit van Ambyerveld, voor wat betreft de zware metalen en PAK, wordt
getoetst aan de achtergrondwaarde (Cagr) van het gebied "overige".
Het gebied
kent een drietal voormalige stortplaatsen. Deze locaties zijn opgenomen in een
onderzoeksprogramma van de provincie. In dat kader vindt een beoordeling van
potentiële risico's plaats. Voorlopig worden deze locaties behandeld als
saneringslocaties. Met andere woorden alle activiteiten die op deze
stortplaatsen plaatsvinden, zullen worden beoordeeld in het kader van de Wbb.
Bij grondverzet is dan een saneringsplan vereist.
In het
uitbreidingsgebied Ambyerveld is aan de Molenweg een terrein gelegen van een
voormalige sloopinrichting.
Volgens een
oriënterend bodemonderzoek uit 1989 is de bodem (deels) verontreinigd met niet
gebiedseigen stoffen of concentraties. In maart 2001 is op het voormalige
sloopterrein een verkennend bodemonderzoek in verband met de verwerving van het
terrein uitgevoerd. Als algemene conclusie kan worden gesteld dat de
achtergrondwaarden voor PAK plaatselijk worden overschreden en het aanvaardbaar
risiconiveau voor wonen en tuin op dit terreingedeelte op geen enkele
deellocatie wordt overschreden. Ten behoeve van de functie woningbouw zal deze
locatie (deels) gesaneerd worden waarbij de achtergrondwaarden van het gebied
als referentiewaarde dienen. Dit geldt alleen voor de gebiedseigen stoffen.
Overige verhoogde concentraties zullen tot de streefwaarde worden gesaneerd.
Afhankelijk van de uitkomst van recent bodemonderzoek worden de saneringskosten
nader bepaald.
Plangebied
De gewenste
geluidskwaliteit van het plangebied (met daarin voornamelijk ‘Iaagdynamische
gebiedstypen’) is goed. Stilte is namelijk een van de belangrijkste kwaliteiten
die deze gebieden aantrekkelijk maken voor haar bewoners, bezoekers en natuur.
Door concentratie van autoverkeer op enkele doorgaande wegen en het afsluiten
van de overige wegen voor alle verkeer behalve bestemmingsverkeer moeten grote
stille gebieden ontstaan. Door landbouwactiviteiten zal in dit gebiedstype de
geluidsbelasting wel iets hoger liggen dan in de andere buitengebieden. Wegen
zorgen overigens voor de meeste geluidsoverlast.
Wegverkeersgeluid
Binnen het
plangebied liggen een aantal gezoneerde wegen, te weten:
● Bergerstraat;
● Bemelerweg;
● Akersteenweg.
Verder ligt
de invloedssfeer van de A79 over het noordelijk gedeelte van het plangebied.
Voor ontwikkelingen langs deze wegen moet rekening worden gehouden met de
normen uit de Wet Geluidhinder.
Tevens is het
van belang te onderzoeken of het mogelijk is om deze wegen, zowel akoestisch
als optisch, af te schermen. Indien deze afscherming in het bestaande landschap
kan worden ingepast, wordt de natuurwaarde en de rustbeleving in het gebied nog
meer benadrukt.
Sportvelden
Voor de
sportvelden is een melding in het kader van het Besluit horeca, sport- en
recreatie-inrichtingen milieubeheer vereist. Gezien het karakter van het gebied
is het niet raadzaam de standaardnorm (50 dB(A) etmaalwaarde op 50 meter) als
uitgangspunt te hanteren. Bij het ontwerpen van het sportterrein is het van
belang de geluidsproductie zoveel mogelijk binnen het terrein van de inrichting
te houden. Bijvoorbeeld door het goed ontwerpen en afregelen van de
geluidsinstallatie. De verkeersafwikkeling van en naar de inrichting dient op
een zodanige manier te geschieden dat overlast naar de omgeving wordt voorkomen
of beperkt.
Akoestisch
onderzoek bouwplan Ambyerveld (2000)
Ter plaatse
van de woningbouwlocatie is de 50 en 55 dB(A)-contour vanwege de bestaande
wegen bepaald en getoetst aan de eisen conform de Wet Geluidhinder. De
beschouwde wegen zijn de Ambyerstraat-noord en de A79 inclusief oprit. Uit de
berekeningen blijkt dat ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen de
voorkeursgrenswaarde wordt overschreden met ten hoogste 7 dB vanwege de
beschouwde wegen (inclusief aftrek conform artikel 103 Wet Geluidhinder). De
ten hoogste toelaatbare geluidbelasting wordt niet overschreden.
Voor zover de
geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op de gevel van een woning meer
bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), zal de woning voorzien
worden van een eigen geluidwerende voorziening, waardoor het geluidniveau
binnen de (geluidgevoelige ruimten van de) woning, alsmede van de bijbehorende
geluidgevoelige buitenruimten voldoet aan de wettelijke normering. In dat kader
zal ook met de richting van de verkaveling van de woningen het tracé van de A79
gevolgd worden. Een en ander is in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan
vastgelegd.
Bij de
sportvelden is het van belang dat de verlichting zo wordt uitgevoerd dat de
lichtuitstraling buiten de velden zo min mogelijk plaatsvindt. Door goede
oriëntatie van de velden, de hoogte van de palen, de kleur van de lampen en
toepassen van lamellen of afschermende kappen voor de lampen kan deze vorm van
verstoring van de leefomgeving zoveel mogelijk worden beperkt. Het beperken van
lichthinder is niet alleen van belang voor de gevoelige functies, maar ook voor
de flora en fauna in het plangebied.
Hieraan kan
worden voldaan door bij de aanvraag van de bouwvergunning c.q. het indienen van
een melding ingevolge het Besluit horeca-, sport-, en recreatieinrichtingen
milieubeheer een ontwerp van de lichtinstallatie bij te voegen. Het ontwerp en
de grenswaarden voor de lichtemissie van de
lichtinstallatie
dient voor de betreffende functie ("sportaccommodaties" en het
betreffende gebied ("natuurgebied" of "landelijk gebied"),
te voldoen aan de Algemene richtlijn betreffende lichthinder (1999). Tevens
dient het ontwerp van de lichtinstallatie te voldoen aan de Randvoorwaarden
voor de inrichting van een sportveldencomplex zoals omschreven in het rapport
"Sportvelden en hamsters in het Terraspark Maastricht" (Bureau
Natuurbalans-Limes Divergens, 23 mei 2001). In het kader van de AMvB (het
Besluit Horeca-, Sport- en Recreatie-Inrichtingen Milieubeheer) is het mogelijk
nadere eisen te stellen ten aanzien van eventuele lichthinder.
Het gebied
wordt gekenmerkt door intensieve landbouw. Binnen het plangebied zijn diverse
agrarische bedrijven gevestigd die vergunnings- dan wel meldingsplichtig zijn.
7. Maatschappelijke
uitvoerbaarheid
Eind 2000/begin
2001 is uitgebreid inspraak gehouden en overleg gevoerd over het discussiestuk
Structuurvisie Terraspark. Op basis daarvan is een aantal zaken nader
onderzocht en is een voorstel voor nadere besluitvorming gepresenteerd. Dit
voorstel is op 19 juni 2001 besproken in een gezamenlijke vergadering van de
raadscommissies S&O en W&S. De vragen die tijdens die vergadering
werden gesteld zijn via een notitie beantwoord. Op basis van deze beantwoording
heeft (een meerderheid van) de raadscommissie S&O op 28 augustus 2001
besloten het planproces via een voorontwerp-bestemmingsplan door te zetten.
Over het
voorontwerp-bestemmingsplan is in de periode van 5 september tot 3 oktober 2001
inspraak gehouden. Er zijn twee inspraakavonden gehouden (op 11 en 20
september) en een juridisch spreekuur (op 24 september). Het verslag van de
ongeëvalueerde inspraak is op 30 oktober behandeld in de
raadscommissie
S&O.
In dit
evaluatierapport worden alle inspraakreacties beantwoord, zowel de reacties op
de inspraakavonden als de binnengekomen schriftelijke reacties. De vragen die
reeds op de inspraakavond (en via het verslag van de ongeëvalueerde inspraak)
zijn beantwoord, komen in dit evaluatierapport niet opnieuw aan de orde.
De evaluatie
van de inspraakreacties is opgenomen in paragraaf 7.2.. De reacties zijn
gerangschikt onder de volgende thema's: A: Ambyerveld, B: Hamster, C: Sportpark
en D: Overige aspecten. In paragraaf E. volgt een overzicht van de indieners
van schriftelijke inspraakreacties.
In paragraaf
7.3 komt een na afloop van de inspraaktermijn ontvangen verzoek van de
Investerings- en Beleggings Mij. "Onder
Bakkerbosch" aan de orde. Onderhavig verzoek is weliswaar niet binnen de
inspraakperiode ontvangen, maar wordt - gelet op de directe relatie met het
voorontwerp-bestemmingsplan Terraspark/Ambyerveld - wel meegenomen.
A. Ambyerveld
1. Er
worden vraagtekens gezet bij de ontsluiting van de nieuwe woonwijk. Door de
aanleg van de wijk zou de verkeerssituatie in de Hagenstraat en in de
Ambyerstraat onder grote druk komen te staan. Voorts ontbreekt een onderzoek
naar de consequenties van ontsluiting via de Hagenstraat dan wel naar
alternatieve ontsluitingsmogelijkheden. Gewezen wordt op de mogelijkheid om de
nieuwe woonwijk (tevens) aan de noordzijde te ontsluiten naar de A 79.
Er
spelen meerdere verkeersproblemen in en rond Amby. In de eerste plaats gaat het
om het sluipverkeer dat met name in de spitsuren gebruik
maakt
van de Ambyerstraat-Noord om de file op de A2 te vermijden. Binnenkort zal de
gemeente met voorstellen komen om dit sluipverkeer te weren. Hierover zal
inspraak worden georganiseerd.
In
de tweede plaats speelt in het kader van het onderhavige bestemmingsplan de
ontsluiting van de nieuwe woonbuurt Ambyerveld. Verkeerskundig zou met een
enkele ontsluiting van de nieuwe woonbuurt (via de Hagenstraat) kunnen worden
volstaan. Dit vanwege de kleine omvang van de buurt en het relatief geringe
aantal woningen.
Echter,
gelet op de inspraakreacties zal onderzocht worden of een tweede ontsluiting
vanaf de Ambyerstraat-Noord mogelijk c.q. wenselijk is. Daarbij zal ook de
ontsluiting van de nieuwe woonbuurt ten zuiden van de Hagenstraat worden
betrokken. Tevens zal bekeken worden of via een systeem van eenrichtingsverkeer
de verkeersproblematiek kan worden beperkt.
Een
ontsluiting richting de Molenweg en/of de IJzerenkuilenweg is niet wenselijk.
Op die manier zou een nieuwe sluiproute ontstaan tussen (het viaduct over) de
A79 en Maastricht of zou de nieuwe woonbuurt niet meer goed zijn aangehaakt op de
rest van Amby.
2. Wat
wordt de verhouding tussen grondgebonden en gestapelde woningen in de nieuwe
wijk?
Dat
is nog niet bekend. De nadruk zal echter liggen op grondgebonden woningen; dat
is ook opgenomen in de uitwerkingsregels. De exacte verdeling zal in het kader
van het uitwerkingsplan worden bepaald.
3. Waarom
wordt er, ter bevordering van het woongenot in Ambyerveld, geen geluidswal
langs de A79 aangelegd?
Dat
is niet nodig omdat het ook zonder de aanleg van een geluidswal mogelijk is een
aanvaardbaar geluidsniveau in Ambyerveld te bewerkstelligen, met behulp van
situering, indeling en vormgeving van de woningen ter plaatse.
4. Er
wordt voor gepleit om het zicht vanaf het viaduct over de A 79 op de steilrand
te behouden.
Het
zicht dat men in de huidige situatie vanaf het viaduct op de steilrand heeft
wordt als waardevol erkend en zal bij de uitwerking zoveel mogelijk behouden
blijven.
5. Er
dient rekening te worden gehouden met de monumentale waarde van de Tiendschuur.
Het zicht op dit pand dient gehandhaafd te blijven en het pand dient niet te
worden ingesloten door bebouwing.
De
monumentale waarde van de Tiendschuur wordt onderkend. In de nieuwe context zal
de Tiendschuur als bijzonder element herkenbaar blijven.
6. Verzocht
wordt om het pad achter de percelen langs de AmbyerstraatNoord te handhaven.
Behoud
van het pad zal bij de uitwerking van het plan uitgangspunt zijn.
7. Er
wordt verzocht om regels met betrekking tot de beeldkwaliteit in het plan op te
nemen.
In
het uitwerkingsplan zullen gedetailleerdere regels met betrekking tot situering
en omvang van bebouwing worden opgenomen. Voor Ambyerveld zal naast een
stedenbouwkundig plan ook een beeldkwaliteitplan worden opgesteld. In dit
stadium wordt daar nog van afgezien. In het uitwerkingsplan zal een relatie
worden gelegd met dit beeldkwaliteitplan.
8. Er
wordt voor gepleit om de bouwhoogte binnen Ambyerveld te beperken tot maximaal
twee bouwlagen en een kapverdieping.
De
uitwerkingsregels schrijven voor dat de hoogte van grondgebonden woningen niet
meer dan 9,00 meter mag bedragen. Deze hoogte komt overeen met 2 bouwlagen en
een kapverdieping dan wel 3 bouwlagen zonder kap. Slechts voor een klein aantal
gestapelde woningen mag de goothoogte maximaal 12,00 meter (vergelijkbaar met 4
bouwlagen) bedragen. Afhankelijk van het nog te ontwikkelen stedenbouwkundig
ontwerp voor de woonwijk is het mogelijk dat de hoogte van de bebouwing in het
kader van het uitwerkingsplan wordt beperkt. Vooralsnog worden bovenvermelde
maten echter gehandhaafd.
9. Kan
het cumulatie-effect van de verschillende milieuaspecten (vliegverkeers,
spoorweg- en wegverkeerslawaai) in beeld worden gebracht?
De
locatie Ambyerveld is niet gelegen binnen de 40 Ke-contour van Maastricht
Aachen Airport en bevindt zich tevens niet binnen de wettelijke geluidszone van
de spoorlijn Maastricht-Heerlen. Van een cumulatie-effect is dan ook geen
sprake.
10. Door
de bebouwing van Ambyerveld wordt wederom een stukje groen opgeofferd en gaan
zichtlijnen naar het buitengebied verloren.
In
dit bestemmingsplan worden bestaande open ruimten met agrarisch grondgebruik
bestemd voor woningbouw. Dit is echter een zorgvuldige keuze geweest die ook
moet worden afgezet tegen de noodzakelijke voorziening in de behoefte aan
woningbouwlocaties en het feit dat de intrinsieke waarde van de gronden beperkt
is. Het is inherent aan de ruimtelijke ordening dat van geval tot geval keuzes
worden gemaakt, waarbij niet altijd alle bestaande c.q. aanwezige waarden
kunnen worden gehandhaafd. In Maastricht bestaat grote behoefte aan ruimere
bouwkavels ten behoeve van vrijstaande woningen. De gemeente streeft ernaar om
nieuwe woningbouwlocaties zoveel mogelijk binnen het bestaande stedelijk gebied
te situeren. Soms is dit echter, gelet op de gewenste woontypologie, niet
mogelijk binnen het bestaande stedelijk gebied. Aangezien er binnen het
bestaande stedelijk gebied geen ruimte voorhanden is voor het realiseren van
een ruimer opgezette woonwijk is besloten Ambyerveld, gelet op de aanwijzing in
het Structuurplan Maastricht 2005 tot studiegebied voor woningbouw, in
ontwikkeling te brengen. Daarbij wordt de harde stadsgrens - de Oude Molenweg -
intact gelaten: er vindt geen woningbouw plaats ten oosten van de Oude Molenweg.
Bij de inrichting van de nieuwe woonwijk zal rekening worden gehouden met de
bestaande infrastructuur en met de relatie tussen Ambyerveld en het
buitengebied. Voorts zal in het oosten van Ambyerveld, parallel aan de Oude
Molenweg, een strook onbebouwd blijven, waardoor een vloeiender overgang tussen
bebouwing en buitengebied kan worden bewerkstelligd en belangrijke zichtlijnen
behouden blijven.
11. Er
wordt voorgesteld om de onbebouwde strook tussen de nieuwe woonwijk en de Oude
Molenweg een kwartslag te draaien, parallel aan de lJzerenkuilenweg en de
autosnelweg, om een buffer te creëren tussen de woonbebouwing enerzijds en de
A79 anderzijds.
Het
verplaatsen van de open strook is niet mogelijk, gelet op het feit dat deze
strook is gelegen binnen een waterwingebied, als gevolg waarvan ter plaatse
geen woningen kunnen worden gebouwd. Indien de bestaande strook onbebouwd
blijft en er tevens een onbebouwde zone wordt geprojecteerd tussen de te
realiseren woningen in Ambyerveld enerzijds en de A79 anderzijds blijft er
minder ruimte over voor de woningen en wordt de locatie niet optimaal benut.
12. Voorgesteld
wordt om langs de IJzerenkuilenweg, een gedeelte van de Ambyerstraat-Noord en
de Westrand - in verband met de goede bereikbaarheid via de autowegen - een
strook voor kantoren in te richten.
De
ontwikkeling van een kantorenstrook aan de rand van Amby past niet in het
ruimtelijk beleid van de gemeente Maastricht, zoals vervat in het Structuurplan
Maastricht 2005, en wordt vanuit het locatiebeleid niet wenselijk geacht.
13. Er
wordt betwijfeld of in het voorontwerp-bestemmingsplan de juiste begrenzing van
het waterwingebied is opgenomen.
Uit
onderzoek is gebleken dat de opgenomen begrenzing juist is.
14. Waarom
is de driehoek Molenweg/Hagenstraat/Achter de Hoven niet in het voorliggende voorontwerp
opgenomen?
Voor
dat gebied geldt reeds een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van
woningbouw. De planontwikkeling daarvan heeft enige vertraging opgelopen. Het
feit dat beide woningbouwlocaties in twee afzonderlijke plannen worden geregeld
betekent overigens niet dat er geen onderlinge afstemming bestaat.
15. Het
nut en de noodzaak van woningbouw ter plaatse is niet aangetoond, terwijl
bebouwing van het Ambyerveld in strijd is met gemeentelijk beleid.
Binnen
de gemeente Maastricht bestaat een grote behoefte aan grondgebonden woningen op
ruime kavels. Het bestaande stedelijk gebied biedt hiervoor geen ruimte, als
gevolg waarvan locaties aan de stadsrand (zoals Ambyerveld) hiervoor benut
zullen moeten worden. Zowel het gemeentelijke planologisch beleid, zoals
verwoord in het Structuurplan Maastricht 2005, als het provinciale planologisch
beleid, verwoord in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg, voorzien in deze
ontwikkeling. In het structuurplan wordt de Oude Molenweg als harde oostelijke
stadsgrens aangemerkt. Woningbouw dient bij voorkeur binnen het bestaande
stedelijk gebied plaats te vinden, door middel van zgn. inbreiding. Indien
hiervoor, gelet op bijvoorbeeld woningtypologie of benodigde aantallen woningen
dan wel anderszins, binnen het bestaande stedelijk gebied geen ruimte is komen
locaties aan de stadsrand in aanmerking, echter binnen duidelijke ruimtelijke
begrenzingen (in casu: geen woningbouw ten oosten van de Oude Molenweg). De
toelichting is ter zake aangevuld.
16. Een
deel van de uit te werken bestemming UW valt binnen de stankcirkel van een
agrarisch bedrijf alsmede binnen de grenzen van een waterwingebied. Deze
omstandigheden leveren beperkingen op voor woningbouw, maar zijn in de
voorschriften niet juridisch vertaald.
De
juridische consequenties van de ligging van een deel van de bestemming UW
binnen de stankcirkel van een agrarisch bedrijf resp. binnen de grenzen van een
waterwingebied zijn wel degelijk in de voorschriften vertaald, maar komen niet
tot uitdrukking in artikel 20 (UW). Het ontwerp-bestemmingsplan zal voor wat
betreft dit aspect worden aangepast.
17. Niet
duidelijk is wat de oppervlakte is van het drietal gebouwen dat in maximaal 4
bouwlagen mag worden gerealiseerd. Voorts dient de hoogte van bebouwing aan de
oostzijde van de nieuwe woonwijk lager te zijn dan in het overige deel van
Ambyerveld.
Op
voorhand is de oppervlakte van deze gebouwen niet aan te geven. Ambyerveld
wordt een woonwijk waarin grote bebouwingsclusters ongewenst zijn en waar
gestreefd wordt naar een lage woningdichtheid. Grote gebouwen in 4 bouwlagen
passen niet in deze visie. Ten aanzien van de bouwhoogte is het op voorhand,
vanuit stedenbouwkundige optiek, niet uit te sluiten dat aan de zijde van de
Oude Molenweg gestapelde woningen in 4 bouwlagen worden gerealiseerd. De
daadwerkelijke afweging omtrent situering en bouwhoogte van gebouwen zal worden
gemaakt in het kader van het uitwerkingsplan, waarover inspraak zal worden
gehouden.
B. Hamster
1. Wat
zijn de verschillen tussen de bestemmingen "Natuurgebied",
"Landschappelijk en natuurlijk waardevol agrarisch gebied" en
"Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden" in
relatie tot de hamster?
Mede
naar aanleiding van overleg met de provincie is ervoor gekozen de bestemmingen
"Landschappelijk en natuurlijk waardevol agrarisch gebied" en
"Natuurgebied" met de subbestemming "h" te schrappen. De
gronden die in het voorontwerp als zodanig waren bestemd, zullen in het
ontwerp-bestemmingsplan worden bestemd tot "Agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde".
2. Is
de korenwolf een beschermde diersoort?
Ja,
de korenwolf is opgenomen in de lijst van artikel 1 van het Besluit beschermde
inheemse dier- en plantensoorten.
3. De
bescherming van de hamster, zoals opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan,
is in strijd met de Europese Habitatrichtlijn en het Verdrag van Malta.
Het
bestemmingsplan bevat een dusdanige regeling dat op agrarische gronden rekening
dient te worden gehouden met de belangen van de hamster in het gebied. In de
desbetreffende bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en
natuurlijke waarden" zijn gebruiksbeperkende bepalingen opgenomen die de
bescherming van het leefgebied van de hamster moeten waarborgen. Gelet op het
feit dat het Maastrichtse buitengebied niet is aangemerkt als "speciale
beschermingszone" in de zin van artikel 3 van de Habitatrichtlijn, is niet
de zgn. gebiedsbescherming van de richtlijn van toepassing, maar de zgn.
soortenbescherming zoals vervat in artikel 12 van de Habitatrichtlijn en de
Natuurbeschermingswet 1967. De regeling in het bestemmingsplan voldoet daarmee
dan ook aan de Europese Habitatrichtlijn.
Het
Verdrag van Malta heeft betrekking op de wijze waarop met archeologische
waarden wordt omgegaan en is daarom, voor wat betreft de hamsterbescherming,
niet relevant.
4. Er
wordt getwijfeld aan het nut van verbindingszones voor hamsters, te meer daar
men wettelijk niet verplicht is dergelijke zones op te nemen in het
bestemmingsplan.
Uit
onderzoek blijkt dat verbindingszones tussen twee op relatief korte afstand van
elkaar gelegen kernleefgebieden een belangrijke functie hebben. Populaties uit
beide kernleefgebieden kunnen met elkaar uitwisselen via kleinere
tussenpopulaties in de verbindingszone, hetgeen van groot belang is voor het
behoud van de soort.
Het
is waar dat er geen wettelijke verplichting bestaat om verbindingszones t.b.v.
hamsters in het bestemmingsplan op te nemen. Wel zijn door de rijksoverheid
beschermende beleidsuitgangspunten geformuleerd in het Beschermingsplan Hamster
2000-2004. Onderdeel van deze uitgangspunten op rijksniveau is de aanwijzing
van zoekgebieden voor hamsterkernleefgebieden alsmede de uitwerking van
verbindingszones. Op provinciaal niveau zijn deze beleidsuitgangspunten in
samenwerking met het rijk uitgewerkt in het Natuur- en Beheersgebiedsplan
Hamster. In laatstgenoemd plan zijn binnen de door het rijk aangewezen
zoekgebieden kernleefgebieden vastgesteld. De verbindingszones zijn daarentegen
nog niet uitgewerkt binnen het provinciaal beleid. Gelet op het grote belang
voor de instandhouding van de hamster is de verbindingszone tussen de beide
Maastrichtse kernleefgebieden evenwel door de gemeente, in nauwe samenwerking
met en vooruitlopend op een nadere uitwerking door de provincie, opgenomen in
het voorliggende voorontwerp-bestemmingsplan.
5. Vooralsnog
is niet overtuigend bewezen dat de hamster in de kernleefgebieden aanwezig is.
De
meest recente waarnemingen van hamsters dateren voor wat betreft het
kernleefgebied Heer uit 2000. In het kernleefgebied Amby is de hamster voor het
laatst in 1996 waargenomen. Aan de kernleefgebieden is overigens door rijk en
provincie als zodanig officiële status gegeven in het Beschermingsplan Hamster
2000-2004 en het Natuur- en Beheersgebiedsplan Hamster.
C. Sportpark
1. Waarom
wordt bij de locatiekeuze voor het sportpark afgeweken van de Structuurvisie
Terraspark?
De
Structuurvisie Terraspark heeft de status van een discussiestuk, en heeft
dientengevolge geen officiële status. De aangepaste locatiekeuze vloeit voort
uit het feit dat de oorspronkelijke locatie direct aan het
hamsterkernleefgebied Heer grenst en er in de onmiddellijke nabijheid van de
locatie in het verleden diverse hamsterwaarnemingen zijn geweest. Gedurende het
proces van inspraak en overleg over de Structuurvisie is intensief overleg
gevoerd met provincie en rijk, waarbij gaandeweg duidelijk werd dat provincie
en rijk geen medewerking zouden verlenen aan de ontwikkeling van een sportpark
op de locatie zoals voorgesteld in de Structuurvisie, gelet op de verstoring
van het leefgebied van de hamster ter plekke. Deze kwestie is uitgebreid
behandeld in het stuk "Structuurvisie Terraspark, voorstel voor nadere
besluitvorming", zoals dat is rondgezonden voor de raadscommissie van 19
juni 2001.
De
hamsterbelangen zijn in de afweging omtrent de herziene locatiekeuze van het
sportcomplex leidend geweest. Elk plan dat de belangen van de hamster
onvoldoende waarborgt is zowel juridisch als beleidsmatig onuitvoerbaar. In dit
licht is noodgedwongen afgezien van een gezamenlijk sportpark voor W Scharn en
RKSV Heer. In het door het bureau Natuurbalans in opdracht van de provincie
Limburg en de gemeente Maastricht uitgevoerde onderzoek naar de locatie van het
sportpark in relatie tot de hamster in het gebied wordt onderbouwd waarom de
locatie aan de Oude Molenweg tussen Akersteenweg en Bemelerweg, gelet op de
belangen van de hamster, het meest geschikt is voor het realiseren van een
sportpark. De deskundigheid van het bureau Natuurbalans staat daarbij voor de
gemeente Maastricht niet ter discussie.
2. Er
worden vraagtekens geplaatst bij de zgn. "buurtbinding" van VV Scharn
aan de wijk.
Van
de spelende leden van VV Scharn woont ca. 50% in de wijken Scharn en Heer (30%
in Scharn, 20% in Heer). Een aanmerkelijk deel van de spelende leden woont dus
in de buurt. Overigens wordt de buurtbinding niet alleen afgemeten aan de hand
van de plaats waar de spelende leden wonen.
3.
Er wordt ervoor gepleit om VV Scharn
onder te brengen op sportpark Geusselt.
In
het huidige sportpark Geusselt is geen locatie beschikbaar waar een nieuwe
accommodatie met een dermate grote omvang als die van VV Scharn gerealiseerd
kan worden. Bovendien zou het extra creëren van een dergelijke accommodatie ten
koste gaan van de huidige parkstructuur, waarbij de parkzone rondom kasteel
Geusselt zou worden aangetast.
4. Er
is onvoldoende onderzoek verricht naar alternatieve locaties. Als alternatieve
locatie voor het sportpark wordt de plek nabij de sporthal Keer, deels tussen
de bestaande sporthal en Huize St. Joseph, aangedragen.
Ons
inziens is er wel degelijk serieus gestudeerd op alternatieve locaties. In het
stuk "Structuurvisie Terraspark; voorstel voor nadere besluitvorming"
ten behoeve van de raadscommissie S&O van 19 juni 2001 alsmede in de
beantwoording van de vragen der raadscommissies W&S en S&O d.d. 15
augustus 2001 is uitgebreid op alternatieve locaties ingegaan. De variant nabij
de sporthal Keer was een van deze alternatieven en is, gelet op de hamsterbelangen,
niet realiseerbaar. Voor de inhoudelijk reactie op deze variant wordt verwezen
naar de hierboven vermelde stukken, die ten behoeve van hun respectievelijke
behandeling in de raadscommissies S&O en W&S reeds aan de insprekers
zijn toegezonden.
5. Gelet
op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is de Oude Molenweg de harde
grens voor bebouwing. Het realiseren van kleed- en kantineaccommodatie alsmede
een tribune voor VV Scharn ten westen van de Oude Molenweg is dan ook in strijd
met het POL.
De
Oude Molenweg is de harde oostgrens van Maastricht voor wat betreft woningbouw.
Het realiseren van een sportpark ten oosten van de Oude Molenweg, deels ter
vervanging van een bestaande bedrijfslocatie, is niet in tegenspraak met het
provinciaal ruimtelijk beleid, temeer daar de vrijkomende gronden van het
huidige sportpark van W Scharn vrij komen voor woningbouw en andere functies
die in het buitengebied niet gevestigd kunnen worden.
6. Indien
het sportpark wordt gerealiseerd tussen Akersteenweg en Bemelerweg (de
voorgestelde locatie in het voorontwerp), dan dient de ontsluiting van het
sportpark te geschieden via de Akersteenweg/Keerderstraat. Daartoe is door de
heer Pulles een tweetal varianten ontwikkeld die voorzien in de aanleg van een
sportveldencomplex met ontsluiting via de Akersteenweg.
De
door de heer Pulles voorgestane ontsluiting van het nieuwe sportveldencomplex
via de Akersteenweg/Keerderstraat is verkeerskundig niet mogelijk, omdat er
geen nieuwe aansluiting op de Akersteenweg kan worden gemaakt. De aansluiting
is vanuit veiligheidsoverwegingen niet wenselijk. Met name door verkeer,
komende uit Maastricht, dat linksaf slaat naar de Keerderstraat zou een potentieel
risicovolle verkeerssituatie kunnen ontstaan, als gevolg waarvan ook de
doorstroming op deze belangrijke ontsluitingsweg wordt belemmerd, te meer daar
er ter plaatse geen ruimte is voor verbreding van de Akersteenweg in de vorm
van in- en uitvoegstroken. Mede vanwege deze reden is het op grond van
provinciaal beleid niet toegestaan om nieuwe aansluitingen te realiseren op het
regionaal verbindend wegennet, waarvan de Akersteenweg deel uitmaakt, zonder
compensatie elders. Er zijn geen mogelijkheden om elders aansluitingen op te
heffen. De Pater Kustersweg heeft een belangrijke functie in de bereikbaarheid
van de daaraan liggende bebouwing, waaronder Huize St. Joseph. Het afsluiten
van deze weg is niet wenselijk.
7. De
geprojecteerde uitbreiding van het sportpark aan de Oude Molenweg maakt de
bedrijfsvoering van de firma Kicken ter plaatse onmogelijk. Daarbij wordt
gewezen op gedane investeringen en de goede huidige bereikbaarheid van het
bedrijf.
De
plannen hebben inderdaad tot gevolg dat de firma Kicken zal moeten worden
verplaatst. In verband met deze noodzakelijke verplaatsing zal afzonderlijk
worden overlegd met de firma Kicken. Het bedrijf kan de bedrijfsvoering
continueren op basis van het zgn. overgangsrecht.
8. De
verplaatsing van VV Scharn naar de Oude Molenweg zal leiden tot een grote
toename van verkeer, lawaai en lichthinder in de nabije omgeving.
In
de bestaande situatie maakt het overgrote deel van de gebruikers en bezoekers
van de beide sportveldlocaties van VV Scharn gebruik van de Bemelerweg en de
Oude Molenweg. In de nieuwe situatie zal de Oude Molenweg niet meer fungeren
als ontsluitingsweg voor het sportpark, terwijl het aantal verkeersbewegingen
op de Bemelerweg ten westen van de Oude Molenweg niet of nauwelijks zal
wijzigen. De verkeerssituatie in de nabije omgeving zal ons inziens dan ook
verbeteren in vergelijking met de huidige stand van zaken.
Ten
aanzien van de aspecten lawaai en lichthinder zal voldaan moeten worden aan de
wettelijke vereisten hieromtrent, zoals vervat in de Wet geluidhinder en de
Algemene richtlijn lichthinder 1999.
9. Er
wordt voor gepleit om in de uitwerkingsregels binnen de bestemming "Uit te
werken sportdoeleinden" op te nemen dat de bebouwing, behorende bij het
sportcomplex, uitsluitend gerealiseerd mag worden ten noorden van de huidige
twee sportvelden.
De
binnen de als zodanig bestemde gronden geprojecteerde bebouwing dient op een
dusdanige wijze gesitueerd te worden dat een zo optimaal mogelijke afstemming
ontstaat tussen de belangen van de vereniging, de omwonenden en de hamsters. In
de uitwerkingsregels is opgenomen dat de ontsluiting van het sportpark zal
plaatsvinden vanaf de Bemelerweg, terwijl daar ook de belangrijkste bouwmassa's
zullen worden geconcentreerd. In het kader van het uitwerkingsplan zullen,
rekening houdend met deze belangen, nadere voorstellen worden gedaan met betrekking
tot de situering van de bebouwing.
D. Overige
aspecten
1. Verzocht
wordt om de op de plankaart aangegeven goothoogte van het woonhuis alsmede de
schuur tegenover hotel-restaurant In den Hoof te wijzigen van 2,00 meter naar
6,00 meter. Tevens wordt verzocht om aan de schuur de bestemming
horecadoeleinden toe te kennen.
De
op de plankaart aangeduide goothoogte van 2,00 m. is een vergissing. Op de
plankaart van het ontwerp-bestemmingsplan zal een goothoogte van 6,00 meter
worden opgenomen. Tegen het toekennen van een horecabestemming aan de schuur
bestaan in beginsel geen bezwaren, mits het de uitbreiding van het bestaande
horecabedrijf aan de overzijde van de Pater Kustersweg betreft en er ter
plaatse geen solitaire afwijkende horecafunctie in het leven wordt geroepen.
Daar echter momenteel niet duidelijk is wat de uitbreidingsplannen van In den
Hoof behelzen, wordt de in het voorontwerp aan de betreffende schuur toegekende
bestemming in het ontwerp-bestemmingsplan vooralsnog gehandhaafd.
2. Gesteld
wordt dat de juridisch-planologische regeling zoals opgenomen in het
voorontwerp-bestemmingsplan onevenredige beperkingen met zich meebrengt voor
een economisch verantwoorde agrarische bedrijfsvoering.
Met het
verdwijnen van de bestemmingen "Natuurgebied" en
"Landschappelijk en natuurlijk waardevol agrarisch gebied" blijft
alleen de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke
waarden" over. Deze bestemming is dezelfde als in het vigerende
bestemmingsplan Buitengebied-Oost, met dien verstande dat het
aanlegvergunningenstelsel is uitgebreid ten behoeve van de hamsterbescherming.
Daarmee wordt o.i. geen afbreuk gedaan aan de exploitatiemogelijkheden van de
in het gebied gesitueerde agrarische bedrijven.
3. H.
Hartmann en M. Hartmann-Marx verzoeken om uitbreiding van het agrarisch
bouwblok.
Naar
aanleiding van dit verzoek zal afzonderlijk worden overlegd met de heer en
mevrouw Hartmann. Vooralsnog wordt het bestaande bouwblok gehandhaafd. Het
bestemmingsplan bevat overigens een wijzigingsbevoegdheid om het bouwblok te
verruimen. Indien een gemotiveerd en onderbouwd verzoek tot verruiming van het
bouwblok wordt ingediend, zal bekeken worden of wellicht van deze
wijzigingsbevoegdheid gebruik zal worden gemaakt.
4. Tijdens
de inspraakavond is namens de ondertekenaars van de brief van mevr. G.
Bollen-Erven verzocht om deze betreffende brief in het kader van de inspraak
over het voorontwerp-bestemmingsplan te laten meewegen.
Dit
is gebeurd. Met betrekking tot de beantwoording wordt verwezen naar het
"Voorstel voor nadere besluitvorming; Structuurvisie Terraspark", dat
in het kader van de inspraak omtrent de structuurvisie aan alle insprekers is
toegezonden.
5. Kan
de gemeente alle mogelijkheden voor bezwaar en beroep ten aanzien van besluitvorming
door gemeente, provincie, ministerie LNV bij het verslag voegen?
De
onderhavige inspraakprocedure is onderdeel van de besluitvorming door de
gemeente over het bestemmingsplan. Na evaluatie van de inspraak door de
raadscommissie S&O tijdens de commissievergadering van 11 december volgt in
januari de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan gedurende 4 weken,
in welk kader zienswijzen tegen het bestemmingsplan kunnen worden ingediend. In
het voorjaar van 2002 is de vaststelling van het plan door de gemeenteraad
voorzien. Het vastgestelde bestemmingsplan gaat wederom gedurende 4 weken ter
visie, waarbij de mogelijkheid bestaat om bedenkingen in te dienen van
Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten tenslotte beslissen omtrent de
goedkeuring van het vastgestelde bestemmingsplan. Tegen de beslissing van
Gedeputeerde Staten kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Voor wat
betreft de tijdstippen van de diverse tervisieleggingen van het bestemmingsplan
wordt verwezen naar de Maaspost.
Naast
de bestemmingsplanprocedure zullen nog andere procedures en vergunningen nodig
zijn, zoals bijvoorbeeld de procedure met betrekking tot de uitwerking en de
bouwvergunning. Het gaat te ver hiervan nu reeds een compleet overzicht te
geven.
E. Schriftelijke
inspraakreacties
Onderstaand
volgt een overzicht van de indieners van schriftelijke inspraakreacties alsmede
een verwijzing naar waar inhoudelijk op de resp. inspraakreacties wordt
ingegaan:
● J.C. Janssen, Hagenstraat 18, 6225 ER
Maastricht: zie paragraaf A;
● A.M.F. Coppes, Hagenstraat 16, 6225 ER
Maastricht: zie paragraaf A;
● F. Hoevenagel, Sparrenhoven 12, 6225
HC Maastricht: zie paragraaf A;
● R.W.G.H. Geurten, Hagenstraat 7, 6225
ER Maastricht: zie paragraaf A en B;
● J.A.G. van Wanrooij, Larixhoven 2,
6225 GS Maastricht: zie paragraaf A;
● C.A.T. Pulles, Meidoorn 129, 6226 WH
Maastricht (2 brieven): zie paragraaf A, B en C;
● Houdringe Rentmeesterskantoor namens
Bandenspecialist Kicken b.v., Postbus 1322, 6040 KH Roermond: zie paragraaf C;
● Open Landschap Maastricht i.o., p/a
Oude Molenweg 25b, 6226 XV Maastricht / direct aan- en omwonenden, p/a
Meidoorn 126, 6226 WD Maastricht: zie paragraaf B en C;
● R.F. Langendam, Oude Molenweg 25a,
6226 XV Maastricht: zie paragraaf C;
● C.P.M.A. Kriele, Meidoorn 126, 6226 WD
Maastricht: zie paragraaf B;
● Fam. Joustra-Jaskula, Oude Molenweg
25c, 6226 XV Maastricht: zie paragraaf C;
● Fam. Goessen-Wetzels, Oude Molenweg
25, 6226 XV Maastricht: zie paragraaf C;
● Hotel-Restaurant In den Hoof,
Akersteenweg 218, 6227 AE Maastricht: zie paragraaf D;
● Loonwerk- en akkerbouwbedrijf
Hartmann, Bronckweg 500, 6228 XV Maastricht (2 brieven): zie paragraaf D;
● Rundvee- en paardenhouderij 't
Vroendael, Bronckweg 520, 6228 XV Maastricht: zie paragraaf D;
● V.O.F. Mertens & Zn., Rolduckerweg
43, 6369 GS Simpelveld: zie paragraaf D.
7.3. Nagekomen
verzoek van de investerings- en beleggingsmaatschappij i.o. "Onder
Bakkerbosch"
Onderhavig
verzoek is weliswaar niet binnen de inspraakperiode ontvangen, maar wordt -
gelet op de directe relatie met het voorontwerp-bestemmingsplan
Terraspark/Ambyerveld - wel meegenomen in voorliggend evaluatierapport.
Mede
namens de Stichting Golf & Country Club "Backerbosch" wordt verzocht
om het voorontwerp-bestemmingsplan als volgt aan te passen:
● de gronden, gelegen ten zuiden van de
Zwarteweg zoals aangegeven op bijbehorend kaartbeeld, te bestemmen als
"Golfbaan";
● de gronden, gelegen ten noorden van de
Zwarteweg zoals aangegeven op bijbehorend kaartbeeld, dusdanig te bestemmen dat
extensief recreatief medegebruik van deze in beginsel agrarische gronden
mogelijk is.
Er bestaan in
principe geen planologische bezwaren tegen het inrichten van de gronden,
gelegen ten zuiden van de Zwarteweg, ten behoeve van de golfbaan Backerbosch.
Derhalve wordt in het ontwerp-bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen om de bestemming van de betreffende, als "agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde" bestemde, gronden te wijzigen in
de bestemming "golfbaan". De bestemming "agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde" laat extensief recreatief
medegebruik van de als zodanig bestemde gronden toe, zodat aan het tweede
verzoek - met betrekking tot de gronden ten noorden van de Zwarteweg - geen
gevolg behoeft te worden gegeven.
7.4. Overleg ex
artikel 10 Bro
Provinciale
Commissie Gemeentelijke Plannen
Het
voorontwerp-bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Limburg.
Het
voorontwerp-bestemmingsplan is behandeld in de vergadering van 3 oktober 2001.
In het advies zijn de volgende opmerkingen gemaakt.
1. Verzocht
wordt om aan te geven waarom binnen het bestaande stedelijke gebied onvoldoende
ruimte beschikbaar is voor de geprojecteerde woonfunctie binnen het deelgebied
Arnbyerveld. Voorts wordt verzocht om te motiveren waarom in Ambyerveld niet is
gekozen voor het inrichten van een noordelijke bufferzone met kleinschalige en
milieuvriendelijke bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie.
In
de toelichting zal een passage worden opgenomen over de volkshuisvestelijke
opgave van Maastricht en de rol die de ontwikkeling van het gebied Ambyerveld
daarin heeft. Verwezen wordt naar het Structuurplan Maastricht 2005, waarin dit
gebied is aangemerkt als studiegebied gericht op woningbouw. Op basis van die
inzet is in het gebied het voorkeursrecht gevestigd.
Er
is niet gekozen voor kleinschalige bedrijvigheid omdat het gebied slecht
bereikbaar is. Het terrein ligt weliswaar dicht bij de A79, maar is niet direct
vanaf de afslag Rothem/Amby bereikbaar. Het maken van een nieuwe verbinding is
niet wenselijk omdat daarmee een nieuwe sluiproute door Amby zou worden
gecreëerd.
In
Maastricht bestaat een grote vraag naar wonen in zgn. ‘rustige stadsrandmilieus’
met individueel uit te geven bouwkavels. Ambyerveld is een uitgelezen locatie
om tot de totstandkoming van een dergelijk stadsrandmilieu te komen. Daarbij
speelt mee dat een dergelijk woonmilieu, dat gekenmerkt wordt door rust, ons
inziens moeilijk te verenigen is met bedrijvigheid in de directe nabijheid.
Overigens is bedrijvigheid aan huis in de vorm van aan huis gebonden beroepen
of - na vrijstelling - consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten
binnen de woonbestemming conform de daarvoor gebruikelijke regeling toegestaan.
2. Er
wordt nadrukkelijk verzocht om de deelgebieden Terraspark en Ambyerveld als
afzonderlijke bestemmingsplannen in procedure te brengen.
Het
Terraspark en Ambyerveld zijn in één plan opgenomen omdat dat in het vigerende
bestemmingsplan ook zo is en omdat dit, gelet op het werkprogramma, het meest
praktisch is. Als het gaat om het beheer van beide gebieden is de gekozen
indeling inderdaad minder logisch. Daarom zal bij de herziening van het
bestemmingsplan Amby, dat binnen afzienbare tijd zal worden opgepakt, het
plandeel Ambyerveld in dat bestemmingsplan worden ondergebracht.
3. Het
toekennen van de bestemming "natuurgebied" met de subbestemming
hamsterkernleefgebied wordt, gelet op het feit dat deze gronden nog niet
verworven zijn, onjuist geacht. Het toekennen van een agrarische bestemming aan
deze gronden met een planologische basisbescherming van het
hamsterkernleefgebied zou een betere bestemmingsregeling vormen. Voorts wordt
verzocht om voor de gedeelten van het hamsterkernleefgebied die tot
reservaatsgebied zijn aangewezen een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming
"natuurgebied" op te nemen. Teneinde bij de daadwerkelijke inrichting
een goed hamsterleefgebied te garanderen wordt verzocht daartoe strekkende
voorwaarden aan de wijzigingsbevoegdheid te verbinden, bijvoorbeeld door middel
van een vooraf verkregen advies van een op dat punt gespecialiseerde
organisatie.
Hier
zijn wij het mee eens. In het ontwerp-bestemmingsplan zal de rechtstreekse
bestemming "natuurgebied", voor zover gelegen binnen de hamsterkernleefgebieden,
niet meer worden opgenomen. De in het voorontwerp als zodanig bestemde gronden
zullen in het ontwerpplan worden bestemd als "agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde". Binnen deze bestemming zullen de
hamsterbelangen worden gewaarborgd door middel van een aanlegvergunningstelsel.
Voor de gronden van de hamsterkerngebieden die in het voorontwerp rechtstreeks
als "natuurgebied" zijn bestemd, wordt een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen naar de bestemming "natuurgebied". Aan de wijzigingsvoorwaarden
wordt de voorwaarde verbonden dat wijziging slechts geschiedt op verzoek van de
eigenaar van de gronden.
4. Verzocht
wordt om voldoende aandacht te schenken aan de volkshuisvestelijke belangen die
aan de orde zijn in het plangebied, waarbij tevens de relatie met het nog vast
te stellen Regionaal Volkshuisvestingsplan aan de orde dient te komen.
In
de toelichting zal een passage worden opgenomen over de volkshuisvestelijke
opgave van Maastricht en de rol die de ontwikkeling van het gebied Ambyerveld
daarin speelt. Ambyerveld heeft een belangrijke rol als het gaat om het creëren
van een villabuurt, te realiseren via individueel uit te geven bouwkavels. Er
bestaat in dit segment in Maastricht een groot tekort.
5. Het
verdient aanbeveling om de verbindingszone ten behoeve van hamsters in de vorm
van een differentiatievlak op de plankaart aan te duiden.
Gelet
op de leesbaarheid van de plankaart wordt afgezien van het opnemen van een
differentiatievlak en wordt de voorkeur gegeven aan de bestaande aanduiding op
de plankaart, gecombineerd met een duidelijke omschrijving van de omvang van de
verbindingszone in de voorschriften.
6. Verzocht
wordt om aandacht te schenken aan de middelhoge archeologische
verwachtingswaarden in het plangebied.
De
toelichting zal overeenkomstig worden aangevuld.
7. Ter
bescherming van de molenbiotoop van de Torenmolen van Gronsveld wordt
geadviseerd een molenbeschermingszone met aanlegvergunningstelsel in het
bestemmingsplan op te nemen.
Met deze
opmerking kan worden ingestemd. In het bestemmingsplan zal een
molenbeschermingszone met bijbehorend aanlegvergunningstelsel worden opgenomen.
8. Ten
aanzien van het woongebied Ambyerveld wordt aandacht gevraagd voor historische
verkavelingspatronen en lintstructuren teneinde een goede landschappelijke
inpassing te bevorderen.
In
het kader van het uitwerkingsplan voor deze gronden zal de verkaveling aan de
orde komen.
9. Verzocht
wordt om in de uitwerkingsregels van de bestemming "uit te werken
sportdoeleinden" een koppeling te leggen met het onderzoek waarin de
randvoorwaarden zijn geformuleerd ter voorkoming van negatieve invloed op de
hamsterverbindingszone.
De
uitwerkingsregels zullen worden aangevuld met randvoorwaarden die, gelet op de
nabijgelegen hamsterverbindingszone, in acht dienen te worden genomen bij de
inrichting van het sportpark.
10. De
maximaal toegestane goothoogte van gebouwen (8 m.) en tribunes (10 m.) is aan de forse kant. Verzocht wordt
om deze goothoogtes nader te bezien.
In
verband met het streven naar het realiseren van een zo beperkt mogelijk
bouwoppervlak voorziet het voorontwerp in een maximale goothoogte van 8,00 m.
voor gebouwen. Op deze wijze kunnen kleedaccommodatie en materiaalhokken op de
begane grond worden gerealiseerd en kan een sportkantine op de verdieping
worden ingericht. Onderkend wordt dat een goothoogte van 10,00 m. voor een
tribune op deze specifieke locatie te ruim. In het ontwerp-bestemmingsplan zal
een maximale goothoogte van 7,00 m. worden opgenomen.
11.
De op de plankaart aangeduide geurcirkels zijn in sommige gevallen
getrokken vanuit de bedrijfsbebouwing dan wel het stankemissiepunt. Op basis
van vaste jurisprudentie dient de stankcirkel echter getrokken te worden vanaf
de rand van het agrarisch bouwblok. Voorts wordt in de voorschriften gesproken
van stankcirkel, terwijl in de legenda van de plankaart wordt gesproken van
geurcirkel.
De
plankaart wordt aangepast in die zin dat geurcirkels worden opgenomen, gemeten
vanaf de grens van het agrarisch bouwblok. De term "stankcirkel" in
de voorschriften wordt vervangen door de term "geurcirkel".
12. De
geurcirkel van de paardenhouderij aan de Rijksweg komt niet overeen met de
geurcirkel van deze inrichting in het bestemmingsplan De HeegEyldergaard-Vroendaal.
De
juiste omvang van de geurcirkel zal op de plankaart worden opgenomen.
13. Een
deel van de gronden met de bestemming "uit te werken woondoeleinden"
ligt binnen het waterwingebied. Binnen het waterwingebied is geen woningbouw
toegestaan. Geadviseerd wordt om aan de betreffende gronden een bestemming te
geven die meer recht doet aan de daadwerkelijke toekomstige invulling.
De
bestemming "uit te werken woondoeleinden" is een verzamelbestemming,
waarbinnen niet alleen woningen maar ook bijv. infrastructuur, tuinen en
openbaar groen zijn toegestaan. Het realiseren van woningen binnen het
waterwingebied is op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Afhankelijk
van de verkaveling - die in het kader van het uitwerkingsplan haar definitieve
beslag krijgt - zullen de betreffende, binnen het waterwingebied gelegen
gronden echter wel een functie krijgen als tuin of openbaar groen. De
bestemming "uit te werken woondoeleinden" voor deze gronden dient om
deze reden dan ook gehandhaafd te blijven. Het gestelde in de uitwerkingsregels
geeft ons inziens voldoende waarborgen dat er binnen het waterwingebied geen
functies komen die in strijd zijn met de belangen van de waterwinning.
14. Een
aantal gebruiksvormen binnen de bestemming "agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde" kunnen strijdigheid opleveren met
het waterwinbelang. Verzocht wordt deze bepalingen nogmaals in dit licht te
bezien.
De
betreffende bepalingen worden nogmaals tegen het licht gehouden. Indien er,
gelet op het beleid voor waterwingebieden, zoals mede verwoord in de
provinciale Handleiding bestemmingsplannen c.a., sprake is van strijdigheid van
bepaalde gebruiksvormen met het waterwinbelang, zullen deze bepalingen
overeenkomstig worden aangepast.
15. Gelet
op de provinciale Handleiding bestemmingsplannen c.a. dienen de
grondwaterbeschermingsgebieden te worden aangegeven op de plankaart en in de
bijbehorende voorschriften te worden geregeld.
De
plankaart alsmede de voorschriften worden overeenkomstig aangepast.
16. Voor
de gronden met de bestemming "uit te werken woondoeleinden" die zijn
gelegen buiten het waterwingebied en voorde gronden met de bestemming "uit
te werken sportdoeleinden" dient middels plandekkend bodemonderzoek te
worden aangetoond dat de bodem, eventueel na het nemen van sanerende maatregelen,
geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Indien er sprake is van
gebruiksbeperkingen dienen deze te worden opgenomen in de voorschriften van het
plan.
Het
plan wordt overeenkomstig aangepast.
17. Indien
toch gekozen wordt voor de rechtstreekse bestemming "natuurgebied"
dient voor deze gronden tenminste een historisch bodemonderzoek te worden
uitgevoerd. Indien op grond van dit historisch bodemonderzoek sprake is van
verdachte locaties, dient voor deze locaties een verkennend bodemonderzoek te
worden uitgevoerd. Voor de stortplaatsen binnen deze bestemming dient voor
vaststelling van het bestemmingsplan een saneringsplan voor te liggen waarover
ambtelijk overeenstemming bestaat. De gebruiksbeperkingen dienen in de
voorschriften te worden opgenomen.
De
bestemmingsregeling in het bestemmingsplan Terraspark/Ambyerveld is, omdat een
groot deel van de in het voorontwerp opgenomen bestemming ‘Natuurgebied’ is
komen te vervallen, identiek aan de bestemmingsregeling in het vigerende
bestemmingsplan Buitengebied-Oost. Gelet op dit feit heeft deze opmerking dan
ook geen relevantie meer.
18. Binnen
de bestemmingen "landschappelijk en natuurlijk waardevol gebied" en
"agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarde" liggen
twee stortplaatsen. In artikel 8 lid 5, onder 4, en in artikel 9 lid 5, onder
4, zijn gebruiksbeperkingen opgenomen. De genoemde werkzaamheden zijn slechts
toelaatbaar indien hierdoor een toekomstige sanering niet wordt gefrustreerd.
Dit dient aanvullend te worden opgenomen in genoemde artikelen.
De
betreffende bepalingen worden overeenkomstig aangepast.
19. Het
percentage voor het nachtuur van de A 79 wijkt af van de normale gebruikelijke
percentages. Verzocht wordt om aan te geven wat de oorzaak is van deze
afwijkingen. Dit geldt eveneens voor het vrachtwagenpercentage.
Dit
zal nog worden gecheckt en zo nodig in het plan worden aangepast.
20.
Op de deelkaarten zijn verschillende aanduidingen voor de LPG-cirkel
opgenomen.
De
aanduidingen zullen met elkaar in overeenstemming worden gebracht.
21. Gezien
de ligging van de woningen en het leefgebied van de hamster in de nabijheid van
het sportveldencomplex en het toepassen van de algemene richtlijn lichthinder
1999 zal de haalbaarheid in grote mate afhangen van de indeling van het
sportveldencomplex en de juiste plaats van de verlichting. Verzocht wordt om op
dit aspect de richtlijn nauwgezet toe te passen.
Bij
de inrichting van het sportcomplex, die gedetailleerd aan de orde zal komen in
het uitwerkingsplan dienaangaande, zal de algemene richtlijn lichthinder 1999
in acht worden genomen.
22. Het
plan geeft geen inzicht in de exploitatieopzet.
In
de toelichting zal een afzonderlijk hoofdstuk worden gewijd aan de economische
uitvoerbaarheid.
23. Het
verschil tussen de bestemmingen "agrarisch gebied met landschappelijke en
natuurlijke waarde" en "landschappelijk en natuurlijk waardevol
agrarisch gebied" is summier. Er worden vraagtekens gezet bij de
meerwaarde van een dergelijk onderscheid.
Deze
opmerking wordt onderschreven. Het onderscheid zal dan ook worden geschrapt, in
die zin dat de bestemming "landschappelijk en natuurlijk waardevol
agrarisch gebied" verdwijnt. Alle gronden die in het voorontwerp zijn
bestemd als "natuurgebied", "agrarisch gebied met landschappelijke
en natuurlijke waarde" en "landschappelijk en natuurlijk waardevol
agrarisch gebied" worden bestemd als "agrarisch gebied met
landschappelijke en natuurlijke waarde", overeenkomstig de huidige
bestemming in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied-Oost.
24. In
het bestemmingsplan ontbreken bepalingen met betrekking tot bodemonderzoek.
In
de voorschriften zal een algemene bepaling met betrekking tot bodemonderzoek
worden opgenomen.
25. Op
de plankaart komt op meerdere plaatsen de plangrens niet overeen met de
bestemmingsgrenzen. Verzocht wordt om dit aan te passen.
De
plankaart zal overeenkomstig worden aangepast.
26. Op
diverse plaatsen in de voorschriften wordt verwezen naar verkeerde
artikelen.
In
de voorschriften zullen de juiste verwijzingen worden opgenomen.
27. Verzocht
wordt om het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat op de plankaart en in de
voorschriften op te nemen in verband met de invloedszone van de A79.
Het
rooilijnenbeleid met betrekking tot de A79 is inderdaad niet verwerkt op de
plankaart en in de voorschriften. Het bestemmingsplan zal overeenkomstig worden
aangepast.
28. De
bescherming van lijnvormige elementen (bestrijding bodemerosie en
oppervlaktewaterbeheersing) door middel van het vereisen van een
aanlegvergunning komt onvoldoende tot uitdrukking in artikel 8 lid 2 onder 2
jo. lid 5.
Het
egaliseren c.q. verwijderen van lijnvormige elementen zal als
aanlegvergunningplichtig(e) werk of werkzaamheid worden opgenomen binnen de
bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke
waarde".
29. Het
provinciale beleid is erop gericht om buiten de bouwblokken geen agrarische
bedrijfsbebouwing toe te laten. In dit verband behoeft het bepaalde in artikel
8 lid 3 en artikel
9 lid 3 met betrekking tot het oprichten van andere bouwwerken met een
oppervlakte van maximaal 50 m2 aanpassing.
De
betreffende bepaling zal worden geschrapt.
30. Verzocht
wordt om de watergang als zodanig op de plankaart te bestemmen. Voorts dient in
artikel 26 de bestemming "watergang" te worden gewijzigd in
"beschermingszone watergang".
Het
plan zal worden aangepast, in die zin dat in paragraaf A een bestemming
"watergang" wordt opgenomen en in paragraaf C een bestemming
"beschermingszone watergang" wordt opgenomen.
31. De
regeling in artikel 10 met betrekking tot de omschakeling van agrarische
bedrijven is niet in overeenstemming met het provinciale beleid om omschakeling
van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven in het Mergelland niet toe
te staan. Tevens wordt verzocht om in de begripsbepalingen aan te geven wat
onder omschakeling wordt verstaan.
Het
desbetreffende artikel zal worden
aangepast aan de regeling in de provinciale Handleiding bestemmingsplannen
c.a., terwijl het begrip omschakeling in artikel 1 zal worden gedefinieerd.
32. Verzocht
wordt om te verduidelijken wat wordt verstaan onder een semiagrarisch bedrijf.
In artikel 1 van de voorschriften is een
begripsomschrijving van semiagrarisch bedrijf opgenomen.
33. De definitie van consumentverzorgende
ambachtelijke bedrijfsactiviteiten ontbreekt.
Deze zal in artikel 1 van de voorschriften worden
opgenomen.
34. In
de doeleindenomschrijving van artikel 18 lid 1 dient duidelijker te worden
aangegeven dat de vestiging van motorbrandstofverkooppunten (behoudens op de
aangeduide gronden) verboden is.
In
de doeleindenomschrijving van de bestemming "verkeersdoeleinden" zal
het gebruik van de als zodanig bestemde gronden voor motorbrandstofverkooppunt
expliciet worden uitgesloten.
35. De
voorwaarden genoemd in artikel 20 lid 3 onder i. en m. lijken tegenstrijdig.
Bij
het opnemen van beide uitwerkingsregels is beoogd om aan huis gebonden
bedrijfsactiviteiten, voor zover deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie,
mogelijk te maken. Beide uitwerkingsregels zijn ons inziens dan ook niet met
elkaar in strijd. Om eventuele onduidelijkheid te vermijden zullen de leden i. en m. redactioneel worden aangepast.
36. Verzocht
wordt om de bepaling in artikel 27 lid 2 nog eens kritisch te bezien. Onder 1.
van deze bepaling wordt een absoluut verbod in het leven geroepen terwijl onder
4. van dit lid weer wordt gesproken van "toelaatbaar". In lid 5 wordt
daarenboven weer gesproken van vrijstelling.
In
lid 2 onder 1 van dit artikel is abusievelijk de zinsnede "zonder
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning)" komen te vervallen. Deze zinsnede zal alsnog worden
toegevoegd. Voorts zullen onder 5 de woorden "of vrijstelling" worden geschrapt.
Het
voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg in de zin van
artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening bovendien toegezonden aan
de volgende instanties:
·
Inspectie
Ruimtelijke Ordening Zuid;
·
Rijkswaterstaat
Directie Limburg;
·
Directie
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Zuid;
·
Waterschap
Roer en Overmaas;
·
Zuiveringschap
Limburg;
·
Waterleidingmaatschappij
Limburg;
·
Gemeente
Eijsden;
·
Gemeente
Margraten;
·
Gemeente
Valkenburg aan de Geul;
·
Gemeente
Meerssen.
Van deze
instanties hebben de gemeente Margraten, het Zuiveringschap Limburg en
Rijkswaterstaat Directie Limburg gereageerd.
Gemeente
Margraten
De gemeente
Margraten heeft geen bezwaren tegen het onderhavige plan.
Zuiveringschap
Limburg
● Verzocht wordt om in het
bestemmingsplan rekening te houden met de in het plangebied gelegen
transportleiding Amby Zuid-Heer.
Indien
de betreffende leiding op grond van het bepaalde in de Streekplanuitwerking
Leidingen planologische bescherming in het bestemmingsplan behoeft, zullen
hiertoe de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan worden
aangepast.
● Verzocht wordt om in de toelichting
van het bestemmingsplan een aparte paragraaf met betrekking tot de
waterstaatkundige belangen in het plangebied op te nemen.
Dit
verzoek wordt in overweging genomen.
Rijkswaterstaat
Directie Limburg
● Verzocht wordt om het rooilijnenbeleid
met betrekking tot rijkswegen in het plan te verwerken.
Het
rooilijnenbeleid zal worden vertaald op de plankaart en in de voorschriften van
het ontwerp-bestemmingsplan.
● In paragraaf 4.8 van de toelichting van het plan, onder het
kopje "Wegen", wordt verwezen naar "dit gebied". Verzocht
wordt om deze term nader te specificeren.
In
de toelichting zal deze term worden gespecificeerd.
• Verzocht
wordt om in het plan rekening te houden met de geplande afrit van de A 79 in
het noordwestelijke deel van het plangebied.
Dit
valt buiten het bestek van dit bestemmingsplan. Als de plannen van de
verknoping A2/A79 definitief zijn, zal hiervoor een afzonderlijk
bestemmingsplan in procedure worden gebracht.
8. Economische
uitvoerbaarheid
In het kader
van de uitvoering van de Structuurvisie Terraspark en het voorliggende
bestemmingsplan komt een aantal concrete uitvoeringsaspecten aan de orde: de
aanleg van een nieuw sportpark voor VV Scharn, de verbetering van de
recreatieve mogelijkheden als uitloopgebied voor Maastricht-Oost, de
versterking van de landschapsstructuur (landschapsbouw, versterking van
hellingbossen) en de vergroting van de ecologische waarden (de realisering van
de hamsterkernleefgebieden Amby en Heer en een verbindingszone daartussen).
Voorts ziet dit bestemmingsplan in het realiseren van de nieuwe woonbuurt
Ambyerveld aan de noordzijde van Amby.
De
realisering van het sportpark Scharn is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Voor de overige maatregelen zal in samenwerking met de buurgemeenten Margraten,
Valkenburg en Eijsden een gezamenlijk actieprogramma worden opgesteld. Hierin
zal nadere uitwerking worden gegeven aan het complementeren van het recreatieve
netwerk, maatregelen ten behoeve van de hamster en de realisering van
landschappelijke elementen. In overleg zullen het ambitieniveau en de te nemen
maatregelen worden bepaald.
Dekking van
deze kosten zal deels komen uit de begrotingen van de betrokken gemeenten. Met
behulp van deze gelden zal getracht worden via bestaande Europese, rijks- en
provinciale subsidies extra middelen te genereren. Hierbij wordt met name
gedacht aan GIOS (groen om de stad) en Plattelandsontwikkeling Zuid-Limburg. De
uitvoering van deze maatregelen zal hoofdzakelijk in de periode tot 2010 plaatsvinden.
Over de maatregelen ten behoeve van de hamster zal afstemming plaatsvinden met
de acties die genomen worden op rijks- en provinciaal niveau.
Indien de
realisatie van de woonbuurt Ambyerveld buiten beschouwing wordt gelaten zullen
de totale uitvoeringskosten ongeveer 5,55 miljoen euro bedragen. Dit is
exclusief de financiële inzet die nu reeds geleverd door de provincie Limburg
en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten aanzien van de
hamster en inclusief de realisering van het sportpark Scharn.
De totale
kosten van de aanleg van het sportpark worden geraamd op 2,55 miljoen euro. De
dekkingsmiddelen (opbrengst herontwikkeling W Scharn aan de Akersteenweg en
re-shuffling van MJIP-gelden) bedragen 1 miljoen euro, als gevolg waarvan
sprake is van een dekkingstekort van 1,55 miljoen euro. De dekking van dit
tekort vindt als volgt plaats:
● algemene reserves Grondzaken 0,52
mln. Euro
● sociale pijler sociale infrastructuur 0,52
mln. Euro
● herprioritering MJIP (begroting 2003) 0,51 mln. Euro
De dekking
van de overige kosten, ca. 3, 05 miljoen euro, geschiedt enerzijds via inzet
van MJIP-gelden Groen, Natuur en Landschap (regulier programma 2000-2004
alsmede extra impuls periode tot 2010) in verband met onder meer de verwerving
van gronden, de aanleg van recreatieve route, soortenbeleid en landschapsbouw
en anderzijds via de verkrijging van subsidies en bijdragen van rijk, provincie
en organisaties.
In het
Ambyerveld is, mede met hulp van het voorkeursrecht, inmiddels ongeveer 50% van
de gronden verworven. Met de eigenaren van de resterende gronden vinden
gesprekken plaats. Het stedenbouwkundig plan, dat als bijlage bij het
raadsvoorstel tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan is
opgenomen, is globaal doorberekend. Het is de verwachting dat het plan minimaal
budgettair neutraal kan worden gerealiseerd.
Het
onderhavige plan is voor een beperkt deel opgezet als een globaal plan waarin
voor een aantal bestemmingen een uitwerkingsverplichting geldt en is
grotendeels een gedetailleerd bestemmingsplan.
Het plan
bestaat uit de voorschriften en plankaart en de toelichting.
Het veilig
stellen en versterken van de kernleefgebieden van de hamster met de daaromheen
gelegen buffergebieden en verbindingszones vormen de belangrijkste doelstelling
van dit bestemmingsplan. Daartoe zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen, en in
de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke
waarden" kan door middel van aanlegvergunningen een kleinschalig landschap
gehandhaafd worden. De aanleg van bouwwerken, zoals wildtunnels, is middels de
algemene vrijstellingsbepaling mogelijk gemaakt.
De
bestrijding van de bodemerosie is een van de bijkomende doelstellingen van dit
bestemmingsplan. Dat betekent, dat bij de gronden bestemd voor "Agrarisch
gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden" en "Natuurgebied"
deze doelstelling opgenomen is bij de overige doelstellingen, die worden
nagestreefd.
Ten behoeve
van de bestrijding van de bodemerosie zullen op grond van een tussen alle
betrokken partijen gesloten uitvoeringsconvenant ook daadwerkelijk
werkzaamheden worden uitgevoerd, zoals het aanleggen van stroken gras. Het
bestemmingsplan begeleidt deze aanleg door middel van een wijzigingsbevoegdheid.
Bescherming van de bodem vindt plaats door middel van de in het bestemmingsplan
opgenomen aanlegvergunningenstelsels.
De voorschriften
bevatten regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en
de zich daarop bevindende (toekomstige) opstallen. De bestemmingen zijn in de
voorschriften per afzonderlijk artikel geregeld. In een aantal bestemmingen
komen meerdere functies voor (doeleindenomschrijving). In de bouwvoorschriften
wordt per bestemming "het bouwen" geregeld (maximale goothoogte,
maximaal bebouwingspercentage, hoogte andere bouwwerken, oppervlakte en hoogte
van bijgebouwen).
Per
bestemming wordt soms een vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid aan
burgemeester en wethouders gegeven om op een aantal onderdelen van de bestemming
af te wijken of de bestemming te wijzigen in een andere bestemming, onder
strikt geformuleerde voorwaarden.
De
voorschriften bevatten ook een aantal bestemmingen waarbij gronden samenvallen
met andere bestemmingen. Hiervoor is een voorrangsregeling opgenomen, omdat
deze andere bestemmingen ook eigen regels hebben.
Om het plan
optimaal te laten functioneren zijn na de bestemmingsvoorschriften de
afwijkingsmogelijkheden aangegeven binnen strikte begrenzingen.
Het betreft
de algemene vrijstellingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders. De
bedoeling hiervan is het plan voldoende flexibiliteit te geven. De aan
burgemeester en wethouders gegeven wijzigingsbevoegdheid gaat daarboven uit.
Ook kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden nadere eisen stellen.
Steeds zijn deze bevoegdheden voorzien van regels.
In paragraaf
9.2. worden de voorschriften artikelsgewijs behandeld.
Op de
plankaart zijn de bestemmingen weergegeven alsmede een aantal aanduidingen. In
de voorschriften wordt hiermee een relatie gelegd. De plankaart bestaat uit
twee kaartbladen en is digitaal getekend in schaal 1:2500.
De toelichting
geeft inzicht in de vorm van het plan en de motivering van de bestemmingen.
De
voorschriften bestaan uit 4 hoofdstukken. Dit zijn de inleidende bepalingen
(artikel 1 t/m 7), de bestemmingsbepalingen (artikel 8 t/m 31), de algemene
bepalingen (artikel 32 t/m 35) en de overgangs-, straf- en slotbepalingen
(artikel 36 t/m 39).
Artikel 1 omvat de begripsomschrijvingen. Hierin
worden de in de voorschriften gebezigde begrippen gedefinieerd om misverstanden
of verschillen in interpretatie te voorkomen.
Artikel 2 omvat de wijze van meten. Dit geeft
aan op welke manier het meten moet plaatsvinden.
Artikel 3 omvat de hoogtebepalingen en de wijze
waarop deze zijn geregeld in het plan.
Artikel 4 omvat de regeling van de begrenzing
van de bebouwing. Artikel 5 geeft de relatie met andere
overheidsregelingen aan.
Artikel 6 omvat het uitsluiten van de toepassing
van artikel 17 WRO in een aantal bestemmingen.
Artikel 7 omvat de algemene bepalingen, die
gelden voor meerdere bestemmingen. Hierin wordt onder meer verwezen naar de
Woningwet en de Wet geluidhinder. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen als
bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer zijn in het plangebied niet toegestaan. Ook is in dit artikel
aangegeven voor welke werkzaamheden in een aantal gevallen een aanlegvergunning
geldt.
De artikelen
8 t/m 22 omvatten de bestemmingbepalingen. Vanaf artikel 9 is elk artikel
opgebouwd uit:
● een doeleindenomschrijving waarin is
weergegeven waarvoor de gronden zijn bestemd;
● waar zinvol is een beschrijving in
hoofdlijnen opgenomen waarin specifiek voor de betreffende gronden uitgezette
beleidslijnen en -voornemens zijn verwoord;
● bouwvoorschriften inhoudende een
verwijzing naar de plankaart, de maximale goothoogte, het maximale
bebouwingspercentage en in voorkomende gevallen regels voor bijgebouwen;
● vrijstellingsbevoegdheden van
Burgemeester en wethouders, aan objectieve criteria en een procedure gebonden;
● wijzigingsbevoegdheden voor
Burgemeester en wethouders, aan objectieve criteria en een procedure gebonden.
Artikel 8
bevat de beschrijving in hoofdlijnen, die gemeenschappelijk is aan alle
bestemmingen. Hierin zijn de beleidsuitgangspunten en -voornemens verwoord, die
voor het gehele plangebied gelden.
Om een
duidelijk inzicht te hebben in de afwijkingsmogelijkheden ten opzichte van de
opgenomen bestemmingen, is een overzicht van bij de voorschriften mogelijke
vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen in een afzonderlijk
hoofdstuk na de bestemmingsbepalingen.
De
rechtstreekse bestemmingen zijn de volgende:
·
agrarisch
gebied met landschappelijke en natuurlijke waarde (artikel 9);
·
agrarisch
bouwblok (artikel 10);
·
agrarische
doeleinden (artikel 11);
·
natuurgebied
(artikel 12);
·
woondoeleinden
(artikel 13);
·
maatschappelijke
doeleinden (artikel 14);
·
recreatie
(artikel 15);
·
bedrijfsdoeleinden
(artikel 16)
·
horeca
(artikel 17);
·
verkeersdoeleinden
(artikel 18);
·
groenvoorzieningen
(artikel 19);
·
watergang
(artikel 20).
Na deze
bestemmingen volgen de nader uit werken bestemmingen. Deze zijn verwoord in de artikelen
21 en 22. Het betreft de uit werken bestemmingen:
● woondoeleinden (artikel 21);
● sportdoeleinden (artikel 22).
Aan deze uit
te werken bestemmingen is een beheerregeling gekoppeld en uitwerkingsregels. In
de uitwerkingsregels is bepaald, dat de gemeenteraad uitwerkt en aan welke de
regels die uitwerking moet voldoen.
Artikel 23
bevat de
voorrangsregeling van de bestemmingen in de artikelen 24, 25 en 26 die
samenvallen met de beschermingsgebied genoemd in de artikelen 8 t/m 22.
De artikelen
24, 25 en 26 zijn de zogeheten samengestelde of samenvallende bestemmingen,
nl.:
·
waterwingebied
(artikel 24);
·
grondwaterbeschermingsgebied
(artikel 25);
·
archeologisch
attentiegebied (artikel 26).
In de artikelen
27 en 28 zijn de bepalingen met betrekking tot leidingen, watergangen en
verbindingszones opgenomen, te weten:
● Leidingen, waaronder een
gastransportleiding, een hogedruk gasvoedingsleiding, een rioolwatertransportleiding
en watertransportleidingen (artikel 27);
● Watergang (artikel 28).
De artikelen
30 en 31 regelen het verboden gebruik van respectievelijk gronden en
opstallen in relatie tot de in het plan gegeven bestemmingen. Daarbij is de
gebruikelijke "toverformule" opgenomen, dat wil zeggen de
vrijstellingsbevoegdheid van Burgemeester en wethouders als een strikte
toepassing van het gebruiksverbod zou leiden tot een beperkingen van het meest
doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De
vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden van Burgemeester en wethouders ten
opzichte van de regelingen in de voorschriften zijn opgenomen in de artikelen
32 en 33. Met de toepassing van deze bepalingen kan binnen aangegeven
grenzen worden afgeweken van een aantal bepalingen de in de
bestemmingsregelingen. Met de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen van artikel
34 kunnen Burgemeester en wethouders in een aantal aangegeven gevallen
beperkingen stellen ten aanzien van hetgeen de voorschriften rechtstreeks is
toegestaan, indien de bescherming van bepaalde belangen dat vordert.
Artikel 35
bevat de bij deze
bevoegdheden behorende procedureregels.
In de artikelen
36 en 37 is het overgangsrecht ten aanzien van bebouwing (met een
uitbreiding van maximaal 15%) respectievelijke gebruik van gronden en opstallen
geregeld.
In artikel
38 is de relatie met artikel 59 WRO gelegd en is dus de strafbaarstelling
geregeld.
Artikel 39
tenslotte bevat de
slotbepaling, waarin de citeertitel van de voorschriften is opgenomen.
De
handhaafbaarheid van het plan staat of valt met de duidelijkheid van, en de
kennis van de gebruikers van het plangebied omtrent de juridische regeling
Daarnaast is
het van belang zicht te hebben op de bestaande
situatie/rechten
zoals aanwezig op het moment van planvaststelling. Bij het opstellen van het
bestemmingsplan Terraspark-Ambyerveld is hiermee rekening gehouden. De
bestaande toestand is zo gericht mogelijk vertaald in de planregeling c.q.
positief bestemd, en afgestemd op het handhavingsbeleid.
Dit is in
feite de eerste stap van het daadwerkelijk handhavingsbeleid die zo gericht mogelijk
afgestemd moet worden op het dan gewenste handhavingsbeleid. Belangrijk zijn
daarbij de volgende zaken:
·
het
vaststellen van gericht nader te bepalen "nul-situaties";
·
wijze
van periodieke controle middels luchtfoto's en of veldonderzoek;
·
gerichte
voorlichting aan handhavingscontroleurs en bewoners/gebruikers, zowel vooraf
als nadat het plan is vastgesteld en zowel algemeen als gebiedsgericht; tevens
heeft het voordelen als voorlichting en handhaving op onderdelen integraal
wordt opgepakt.
Handhaving
kent vele aspecten die gezamenlijk tot een goed resultaat moeten leiden.
Slechts een aantal is direct toe te schrijven aan de aard en opzet van het
bestemmingsplan. Andere aspecten hebben zowel te maken met het voorbereidende
planvormingsproces als met nazorg (beheer) en evaluatie achteraf. Ook de
ambtelijke betrokkenheid en het politiek draagvlak spelen daarbij een
belangrijke rol.
Wanneer de
actualisering van het bestemmingsplan gepaard gaat met een consequent
handhavingsbeleid en een organisatie die dit mogelijk maakt, is al veel
gewonnen. De gemeente heeft hiervoor een aparte beleidsnota uitgezet in de vorm
van de nota "Je Maintiendrai, handhaving van regelgeving op het gebied van
bouwen en ruimtelijke ordening in de gemeente Maastricht". Het belang van
een dergelijke handhavingsnota ligt erin dat het gemeentebestuur door
schriftelijk vastgelegd en openbaar gemaakt handhavingsbeleid, geen of minder
risico loopt bij de handhaving door middel van sanctiemiddelen en minder snel
door de rechter op de vingers kan worden getikt.
Het
plangebied Terraspark-Ambyerveld wordt in de eerster genoemde handhavingsnota
gerekend tot het gebied dat te kwalificeren is als "buitengebied". In
zijn algemeenheid vormt het buitengebied een volledig op zich zelf staand
onderdeel met een eigen problematiek. Dit is onderkend met de oprichting van
een specifiek intergemeentelijk samenwerkingsverband: het Gewest Maastricht en
Mergelland.
Het wordt dan
ook doelmatig geacht om voor de formulering van het ruimtelijk
handhavingsbeleid gebruik te maken van de opgedane ervaringen in de regio en
zou voor een soortgelijke integrale aanpak gekozen kunnen worden.
De handhaving
van de voorschriften zal plaatsvinden op drie niveaus. Nadrukkelijk zal worden
ingezet op preventie/toezicht. Gedacht moet hierbij worden aan goede
voorlichting en informatie aan de toezichthouders en gebruikers/eigenaren in
het gebied.
Daarnaast zal
vanuit het reguliere werkpakket voor het grootste gedeelte van de beschikbare
werktijd uitvoering worden gegeven worden aan de bouw- en aanlegvergunning en
toezicht op de uitvoering daarvan.
Tenslotte zal
er repressieve handhaving plaats dienen te vinden indien er daadwerkelijk sprake
is van afwijking van de gestelde regels en voorschriften. Optreden is geboden
om de ontstane illegale situatie ongedaan te maken. Dit kan variëren van het
alsnog legaliseren door middel van vergunningverlening tot het (doen)
beëindigen van de overtreding. Op basis van prioritering en differentiëring
zullen bovenstaande drie handhavingsaspecten worden ingepast in het reguliere
werkpakket (handhavingsprogramma).
[1] De tekst in deze paragraaf is afkomstig uit "Op dezelfde leest II, standaardisering van bestemmingsplanvoorschriften", NIROV, 1996