GEMEENTE MAASTRICHT
BESTEMMINGSPLAN
"AMBY 1993"
Oktober 1993/gewijzigd maart 1994
Voorschriften
Gemeente
Maastricht.
Voorschriften, deel uitmakende
van het bestemmingsplan "Amby 1993".
Paragraaf
I Begripsbepalingen en algemene
bepalingen
Artikel
2. Algemene bepalingen.
Paragraaf II Bestemmingsregeling.
Artikel 3. Algemene
beschrijving in hoofdlijnen.
Artikel 7. Maatschappelijke
voorzieningen.
Artikel 9. Agrarisch
gebied (te wijzigen bestemming).
Artikel 10. Agrarisch gebied met
landschappelijke en ecologische waarden.
Artikel 13. Verkeers- en verblijfsgebied.
Artikel 14. Groenvoorzieningen.
Artikel 15. Agrarisch gebied (onbebouwd).
Paragraaf III Algemene vrijstellingen en wijzigingen
(flexibiliteit).
Artikel 16. Vrijstellingsbevoegdheid ex artikel
15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Paragraaf IV Overige bepalingen.
Artikel 18. Bepaling ter algemene bescherming
van het plan.
Artikel 19. Overgangsbepalingen.
Artikel 20. Procedureregeling.
Artikel 21. Strafrechtelijke bepaling.
Bijlage I.
Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage
II. Ontheffingsbeschikking Wet
geluidhinder
Oktober 1993/Gewijzigd maart
1994
Paragraaf
I. Begripsbepalingen en algemene bepalingen.
In deze voorschriften wordt
verstaan onder:
het plan:
de
plankaart, de waarschuwingskaart, de voorschriften en de bijlagen bij de
voorschriften welke deel uitmaken van het bestemmingsplan "Amby 1993"
van de gemeente Maastricht;
aan huis gebonden beroep:
de
uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dienen niet te worden begrepen de
uitoefening van ambachten alsmede detailhandel;
achtererf:
zie
zij- en achtererf;
archeologische waarde:
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in
dat gebied voorkomende overblijfselen uit de geschiedenis;
bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsgrens:
de
op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig
aangegeven lijn, nader onderverdeeld in bebouwingsgrens I en II, welke door
bebouwing niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens
deze voorschriften zijn of kunnen worden toegestaan; bebouwingsgrens I is
tevens de hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen;
bedrijfsvloeroppervlakte:
de
totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte,
inclusief de verkoopvloeroppervlakte;
bestaande situatie (bebouwing en
gebruik):
a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van
de ter-inzage-legging van het ontwerp‑plan, dan wel mag worden gebouwd
krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. het gebruik van grond en opstallen, zoals
aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
bijgebouw:
een
gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
hoofdgebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwmassa's:
een
verzameling gebouwen bestaande uit:
-
één vrijstaand hoofdgebouw, danwel
-
twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen;
bouwperceel:
de
aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij bestaande of op
te richten bebouwing;
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse
te functioneren;
bovenregionaal bedrijf:
een
bedrijf afkomstig van buiten de regio danwel de regio zelf waarvan het
werkgebied boven de regio uitstijgt;
carport:
een
met niet meer dan twee wanden omsloten gebouw voor de stalling van
motorvoertuigen;
consumentverzorgende
ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
het
beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot
het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend
door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is
dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend
de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
cultuurhistorische waarde:
de
aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van dat
bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt
in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het slotenpatroon of de
architectuur;
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop,
ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen
die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstwoning of bedrijfswoning:
een
woning in of bij een gebouw, danwel op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd
voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse
noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in
overeenstemming met de bestemming;
erf;
het
gedeelte van het bouwperceel waarop bijgebouwen mogen worden opgericht;
gebouw:
elk
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
gesloten bebouwing:
bebouwing
welke wordt gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen;
grondgebonden woning:
een
hoofdgebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarbij op het bijbehorende erf
geen andere woningen voorkomen;
groothandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan
instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
half‑open bebouwing:
bebouwing,
welke wordt gekenmerkt door een sterke afwisseling van vrijstaande,
halfvrijstaande en/of aaneengebouwde hoofdgebouwen, maximaal drie aaneen,
waarin de bouwmassa's individueel herkenbaar zijn;
hoofdgebouw:
een
gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
horeca:
1. "horeca I":
een
bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter
plaatse te nuttigen voedsel en dranken met dien verstande dat de bestaande
dansschool aan het Severenplein hieronder wordt begrepen;
2. "horeca
II":
- elke
voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die
geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals
discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt;
- inrichtingen waarin een kans- of
behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
- sexinrichtingen;
inrichtingen als bedoeld in
artikel 41 Wet geluidhinder:
bedrijven
en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);
kantoor met baliefunctie:
een
kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor,
gemeentehuis, reisbureau e.d.;
open bebouwing:
bebouwing
welke wordt gekenmerkt door overwegend vrijstaande en/of halfvrijstaande
woningen;
peil:
1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang
onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende afgewerkte maaiveld;
publiekverzorgend ambacht en
dienstverlening:
een
ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten
rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper,
videotheek e.d., met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt
dient te zijn;
regionaal bedrijf:
een
aan de regio gebonden bedrijf dat boven het lokale niveau uitstijgt, niet
zijnde een bovenregionaal bedrijf;
ruimtelijke kwaliteit:
de
kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde
en de toekomstwaarde van die ruimte;
standplaats:
een
kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere
instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
stedebouwkundig beeld:
het
door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld
inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door
de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
supermarkt:
een
zelfbedieningswinkel met een grote verscheidenheid van artikelen en goederen
die voor de dagelijkse levensbehoefte nodig zijn, vooral voedings- en
genotmiddelen;
verkoopvloeroppervlakte:
de
totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare
winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
volumineuze goederen:
auto's,
boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines;
woning:
een
complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden;
zij- en achtererf:
onder
(zij- en achter) erven als bedoeld in artikel 43 lid 1, onder c van de
Woningwet, of artikel 2 onder a. en b. van het Besluit meldingsplichtige
bouwwerken (Stb. 1992, 196) worden verstaan de gronden welke gelegen zijn in
het gebied 3,00 m vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrens tot aan de
achterperceelsgrens.
Artikel
2. Algemene bepalingen.
2.1. Meetbepalingen
Bij de toepassing van deze
voorschriften wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
bebouwingspercentage:
het
door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte
van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in
de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
de afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens:
de
kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig
punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de goothoogte van een bouwwerk:
verticaal
vanaf de bovenkant goot, boeiboord of druiplijn tot aan de gemiddelde grondslag
van het aan dat bouwvlak aansluitende, afgewerkte bouwperceel;
de hoogte van een bouwwerk:
verticaal
vanuit het hoogste punt van een bouwwerk tot aan de gemiddelde grondslag van
het aan dat bouwwerk aansluitende, afgewerkte bouwperceel, met dien verstande
dat schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte
onderdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en
boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet
uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten
boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;
de lengte c.q. breedte van een
bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, danwel indien het bouwwerk uit meerdere
bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
het bebouwd oppervlak van een
bouwperceel:
de
oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.2. Zonebepalingen
1. Rooilijnen
Op
de gronden gelegen binnen de op de waarschuwingskaart gelegen 50 m-zone mag,
ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden
opgericht. Op de gronden gelegen binnen de op de waarschuwingskaart gelegen 100
m-zone mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, slechts
bebouwing worden opgericht gehoord de wegbeheerder.
2. Hogedrukgasleiding
Op
de gronden gelegen binnen een afstand van 5 m ter weerszijden van de op de
waarschuwingskaart aangegeven "hogedrukgasleiding" mag, ongeacht het
bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht. Op
de gronden gelegen binnen een afstand van 40 m ter weerszijden van de op de
waarschuwingskaart aangegeven "hogedrukgasleiding" mag, ongeacht het
bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, slechts bebouwing worden opgericht
gehoord de leidingbeheerder.
Op
de gronden gelegen binnen een afstand van 5 m ter weerszijden van de op de
waarschuwingskaart aangegeven "hogedrukgasleiding" is het verboden,
ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, zonder vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en
werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde uit te voeren:
1. het verlagen, afgraven of ophogen van de
bodem;
2. het aanleggen van wegen of het aanbrengen van
oppervlakteverhardingen;
3. het aanleggen van leidingen en de daarmee
verband houdende constructies;
4. het indrijven van voorwerpen, zoals o.a.
palen ten behoeve van een afrastering;
5. het aanbrengen van diep‑wortelende
beplantingen.
Aanlegvergunningen
kunnen slechts worden verleend indien het behoud van de veilige ligging van de
leiding niet onevenredig wordt aangetast.
Alvorens te
beslissen wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder.
3. 50 dB(A)-contouren industrielawaai
Op
de gronden gelegen binnen de op de waarschuwingskaart gelegen "50
dB(A)-contouren industrielawaai" mag, ongeacht het bepaalde in de
afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
(goedkeuring
onthouden)
4. Grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied
a. Binnen het op de waarschuwingskaart
aangegeven "grondwaterbeschermingsgebied" en
"waterwingebied" mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke
bestemmingen, niet worden gebouwd voor activiteiten als genoemd in artikel 3,
lid 1, onder a tot en met g van de Verordening grondwaterbescherming Limburg
1989, tenzij daarvoor door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond
van artikel 8 of 13 van voornoemde Verordening.
b. Burgemeester en
wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in dit lid onder 1,
voor bebouwing indien en voor zover deze is toegestaan ingevolge de ter plaatse
geldende bestemmingen en indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan
worden toegebracht aan het in lid 1 van dit artikel genoemde belang.
c. Het bepaalde in dit lid onder 1, is niet van
toepassing indien en voor zover bebouwing noodzakelijk is in verband met het
beheer van de gronden gericht op de openbare drinkwatervoorziening.
5. Archeologische zones
Voor
de gronden gelegen binnen de op de waarschuwingskaart aangegeven
"archeologisch belangrijke zones en plaatsen" gelden, behalve de
bepalingen van de afzonderlijke bestemmingen, de volgende bepalingen:
Aanlegvergunning:
Het
is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren, het ontginnen, verlagen
of afgraven van de bodem dieper dan 5,50 m en het ophogen en egaliseren van de
bodem.
Dit
geldt ook in het geval deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om
ondergrondse gebouwen te kunnen realiseren en werkzaamheden in het kader van
bodemsanering.
2.3. Algemene bepalingen in
verband met de Wet geluidhinder
1. Voorzover bouwpercelen op de kaart behorende bij het
akoestisch onderzoek zijn aangeduid als locaties met een geluidbelasting >
55 dB(A), mogen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van de
Wet geluidhinder slechts worden opgericht indien de terzake door Gedeputeerde
Staten of een ander daarvoor aangewezen bestuursorgaan voor de vaststelling van
het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden c.q. voorkeursgrenswaarden
niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door Gedeputeerde Staten of
een ander daarvoor aangewezen bestuursorgaan te stellen aanvullende eisen.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen de daar bedoelde
geluidgevoelige gebouwen ook worden opgericht indien de realisering van
geluidbeperkende voorzieningen, zo deze noodzakelijk zijn om overschrijding van
de daar bedoelde grenswaarden c.q. de voorkeursgrenswaarden te voorkomen, in
voldoende mate is verzekerd.
3. Binnen de in lid 1 bedoelde zones mogen nieuwe wegen
uitsluitend worden aangelegd indien in voldoende mate is verzekerd dat de
geluidbeperkende voorzieningen worden gerealiseerd om te voorkomen dat ten
aanzien van bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen de geldende
grenswaarden respectievelijk de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
4. In gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) zal
optreden, dienen geluidgevoelige ruimten c.q. verblijfsruimten binnen de
woningen, in overwegende mate aan de geluidluwe, van de weg gekeerde, zijde van
de woningen gesitueerd te worden.
5. In het geval bedoeld in lid 2 en lid 3 wordt terzake het
advies ingewonnen van de Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van
het Milieu in Limburg.
2.4. Overige algemene bepalingen
1. Het is verboden de op de plankaart aangegeven
bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de
respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voorschriften
uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden
opgericht met een hoogte van maximaal 3,50 m per bouwlaag en met een maximum
van 3 ondergrondse bouwlagen, zij mogen uitsluitend worden gebruikt
overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik; de betreffende
gebouwen mogen maximaal 1,50 m boven peil worden gebouwd.
3. Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar
andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals
deze luiden op het tijdstip van de ter-visie-legging van het ontwerp-plan.
4. a. De uitoefening van
bedrijfsactiviteiten anders dan de toegestane in de woning uitgeoefende aan
huis gebonden beroepen respectievelijk consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiveiten is alleen toegestaan daar waar aangegeven in deze
voorschriften en voor zover het bedrijf is opgenomen in de Staat van
bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 of 2 of via vrijstelling in 3
die als bijlagen is opgenomen in deze voorschriften. Inrichtingen als bedoeld
in artikel 41 Wet geluidhinder (Std. 1981,671) zijn nergens toegestaan.
b. Daar waar op de waarschuwingskaart
hindercirkel (L.P.G.), hindercirkel (agrarisch bedrijf), respectievelijk 50
dB(A)-contour industrielawaai is aangegeven, is op gronden gelegen binnen deze
grenzen geen woningbouw mogelijk voor zolang en voor zover deze hinder niet is
opgeheven respectievelijk ontheffing is verkregen.
c. Indien door enige vrijstelling of wijziging
geluidgevoelige functies worden mogelijk gemaakt, kunnen deze niet eerder
worden gerealiseerd dan dat daarvoor het benodigd onderzoek is verricht en
indien noodzakelijk een hogere waarde is verkregen.
Paragraaf
II. Bestemmingsregeling.
Artikel 3. Algemene beschrijving in hoofdlijnen.
1. DOEL VAN HET PLAN.
Het doel van het plan is het
bieden van een op uitvoering gericht, juridisch-planologisch kader voor de
Structuurschets Amby zoals die op 7 september 1993 door de gemeenteraad is
vastgesteld.
Voornaamste uitgangspunten
daarbij zijn het tot stand brengen van een kader voor de duurzame versterking,
ontwikkeling, inrichting en beheer van het komgebied van Amby, het aangrenzende
landgoed Severen met bijbehorende gronden en het park de Geusselt, alsmede voor
de relatie van dorp en aangrenzende terreinen met de stad Maastricht en het
oostelijk aansluitende landschap.
2. BESTAANDE TOESTAND ALS
VERTREKPUNT.
Voor zowel de beheers- als de
ontwikkelingsaspecten is de bestaande toestand, qua bebouwing én gebruik, het
belangrijkste vertrekpunt van het plan.
Voor zover de bestaande toestand
niet overeenkomt met de meest gewenste planologische ontwikkeling mag
een beperkte uitbreiding plaatsvinden. Hiervoor zijn per bestemming nadere
regels opgenomen.
De bestaande toestand is
weergegeven in de bij hoofdstuk 6 van de toelichting behorende
inventarisatie-kaarten.
3. HOOFDSTRUCTUREN.
Binnen het plangebied worden
drie hoofdstructuren onderscheiden:
1. De Functionele hoofdstructuur van dorp en omgeving.
2. De Stedebouwkundig-ruimtelijke hoofdstructuur van Amby.
3. De Landschappelijk-ecologische hoofdstructuur van het
landschap en het park de Geusselt.
3.1. Functionele hoofdstructuur.
* De functionele hoofdstructuur is voor het komgebied van Amby
onderverdeeld in twee functiezones:
- het gemengd gebied (G);
- het woongebied (W).
Gemengd
gebied (G).
Het
gebied strekt zich uit langs de Ambyerstraat, van de toegang tot het plan
"Gravenhof" in het zuiden tot aan de Hagenstraat in het noorden.
Het
gebied wordt gekenmerkt door een relatief grote menging van functies. Er is een
herkenbaar centrumgebied tussen de Longinastraat en het Severenplein.
Woongebied
(W).
Voor
het bestaande komgebied met een dominerende woonfunctie wordt een beheerskader
geschapen dat in principe puur gericht is op de kwaliteit van het wonen.
Aanverwante functies zijn onder voorwaarden mogelijk.
In
het als "woongebied (W)" aangeduide gebied zijn tevens de binnen de
planperiode te ontwikkelen woongebieden "Amby Zuid-Oost" en
"Amby Noord-Oost" opgenomen. Hiervoor biedt het plan een adequaat
procedureel, kwantitatief en kwalitatief ontwikkelingskader.
* De functionele hoofdstructuur van de in het plan begrepen omgeving
van Amby kan worden onderverdeeld in een drietal functiezones:
- het landgoederengebied (Lg);
- het sport- en parkgebied (Sg);
- de (semi-)agrarische gebied (Ag).
Landgoederengebied
(Lg).
Het
landgoed Severen alsmede de omliggende gronden bij het Groenenscheldt Instituut
zijn in deze zone opgenomen. Het plan richt zich behalve op de instandhouding
van het landgoed mede op het behoud en de verbetering van de
bestaansvoorwaarden (functioneel en ecologisch) voor het landgoed,
alsmede
op behoud en versterking van de recreatieve betekenis van het landgoed voor
Amby.
Sport-
en parkgebied (Sg).
Het
park de Geusselt is in dit gebied opgenomen. Het plan richt zich op een
optimalisering van de sport- en overige recreatiefuncties van het gebied. Daarbij
wordt een verbetering van het verblijfskarakter nagestreefd.
(Semi-)Agrarisch
gebied (Ag).
In
deze functiezone is een drietal gebieden opgenomen:
- het gebied ten zuiden van de kom van Amby
(overgangszone tussen woongebied Amby Zuid-Oost en bedrijfsterrein Scharn
Noord);
- de zone aan de Westrand van Amby: tussen de
kom en het landgoed Severen/A2;
- het restant van de voormalige wielerbaan.
De
gebieden kennen een (semi-)agrarisch gebruik dat wordt gehandhaafd.
* Tussen de kom van Amby en het omliggende gebied is een aantal
groengebieden (G) gelegen die een belangrijke verbindende functie hebben.
Het
plan richt zich op behoud en versterking van deze zones.
* In het plangebied is een aantal qua omvang substantiële gebieden
gelegen met een maatschappelijke functie. Vanwege hun grootte en
eigenstandigheid zijn zij apart aangegeven.
3.2. Stedebouwkundig-ruimtelijke hoofdstructuur.
De stedebouwkundig-ruimtelijke
hoofdstructuur (zie kaartje) geeft de belangrijkste elementen aan op het vlak
van bebouwing, verkeers- en verblijfsruimte en overgangen tussen het dorp en
het landschap.
In algemene zin is het beleid
qua beheer gericht op behoud en versterking van de karakteristieke gegevenheden
en qua ontwikkeling op het op eigentijdse wijze integreren en continueren van
deze eigenschappen met het doel het ontstaan van een kwalitatief hoogwaardige,
herkenbare en duurzame bebouwde omgeving.
* Ten aanzien van Amby:
Bebouwing.
De
bebouwing aan de voornaamste verkeers- en verblijfsruimten in Amby is overwegend
gesloten van karakter. Behoud en versterking van deze situatie zijn
uitgangspunt.
De
kerk vormt het scharnier- en oriëntatiepunt in het stelsel van hoofdruimten.
Behoud is danook een uitgangspunt.
De
overige bebouwing is overwegend halfopen tot gesloten van karakter.
Het
beheer richt zich op behoud en verbetering van de huidige karakteristiek.
Voor
te ontwikkelen dorps-gedeelten wordt overwegend open en halfopen bebouwing
voorgestaan.
Verkeers-
en verblijfsruimte.
Het
stelsel van verkeers- en verblijfsruimten in Amby kent een orthogonale
structuur.
Hierin
zijn open, lineaire ruimtelijke patronen kenmerkend.
Het
noordoostelijke kwadrant, dat een overwegend gesloten karakter heeft met korte,
samengestelde ruimten, vormt hierop een uitzondering.
Het
plan richt zich op behoud en versterking van de huidige karakteristiek.
Voor
de te ontwikkelen bebouwde gebieden aan de oostzijde (Amby Noord-Oost en Amby
Zuid-Oost) is een voortzetting van de orthogonale structuur met open, lineaire
ruimte patronen uitgangspunt.
Voor
het gebied Gravenhof Zuid is een weliswaar open doch meer concentrisch patroon
als uitgangspunt gekozen. De Gravenhof vormt hiervan het middelpunt. Naar de
randen neemt dit patroon, in aansluiting op de omgeving, een lineaire vorm aan.
Overgangen
tussen dorp en landschap.
De
westelijke dorpsrand wordt gevormd door naar het landschap gerichte bebouwing
met een open tot halfopen typologie. Behoud van dit gegeven is uitgangspunt.
De
oostelijke dorpsrand zal in de toekomst belangrijke ontwikkelingen ondergaan.
In
het noordoosten (ten noorden van de Hagenstraat) wordt de dorpsrand bepaald
door diepe percelen met een semi-agrarisch karakter (moestuinen, schapen en
geiten, boomgaarden). Behoud en verbetering van deze geleidelijke en
authentieke dorpsrand is uitgangspunt.
Tussen
de Longinastraat en de Plataanhoven wordt de dorpsrand langs de Molenweg
gevormd door naar het landschap gerichte open tot half-open bebouwing. Voor het
toekomstige gebied Amby Noord-Oost is voortzetting van dit beeld uitgangspunt.
Voor
het gebied Amby Zuid-Oost is eveneens de oriëntatie van overwegend open
bebouwing naar het landschap uitgangspunt. Hierbij wordt een diffuus groen
aanzicht nagestreefd.
* Ten aanzien van de omgeving:
De
in het omliggende gebied voorkomende verkeers- en verblijfsgebied kennen, net
als de belangrijkste delen van Amby, een lineair karakter.
In
dit gebied komt enkele verspreid gelegen bebouwing voor die vooral complex-matig is gegroepeerd.
Behoud
van de (restanten van de) historisch waardevolle landgoederen is uitgangspunt.
Daarnaast
zijn enkele complexen met een maatschappelijke en/of recreatieve functie
aanwezig. Hiervan worden voor en rondom het stadioncomplex in de Geusselt
ontwikkelingen voorzien.
3.3. Landschappelijk-ecologische hoofdstructuur.
De landschappelijk-ecologische
hoofdstructuur (zie kaartje) geeft de belangrijkste landschappelijk-ruimtelijke
en ecologische uitgangspunten aan voor het rondom Amby gelegen gebied.
Ook wordt ingegaan op de
ruimtelijke relatie van het landschap met Amby.
* Landschappelijk-ruimtelijke uitgangspunten.
Als
hoofduitgangspunt voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van het landschap
rondom Amby geldt:
- "Het behoud en de versterking van de
karakteristiek van Amby als een zelfstandige bebouwingseenheid in het
omringende landschap."
Hieruit
vloeien voor het schaalniveau van het dorp in haar omgeving de volgende
uitgangspunten voort:
- De Molenweg wordt vastgelegd als de
uiterste stadsrand van het stedelijk gebied van Maastricht. In samenhang
hiermee moet de openheid van het landschap tussen de Molenweg en de rand van
het hoogterras ten oosten hiervan in stand worden gehouden.
- De bestaande groene wig die loopt via de
Bemelergrubbe, het Geusseltpark en de landgoederenzone naar het Maasdal, moet
behouden blijven als grootschalige landschappelijke geledingszone in het
stedelijke gebied.
Op
een lager schaalniveau worden deze uitgangspunten verder uitgewerkt voor de
toekomstige landschappelijk-ruimtelijke ontwikkeling van drie deelgebieden van
het plangebied. Die drie deelgebieden betreffen:
1. De groene wig tussen het toekomstige Amby
Zuid-Oost en het toekomstige industrieterrein Scharn Noord;
2. Het Geusseltpark;
3. Landgoed Severen.
ad
1. De Groene wig tussen Amby Zuid-Oost en het
industrieterrein Scharn Noord.
Het
gebied ten zuiden van de Peutgensweg heeft in de huidige situatie een open,
agrarisch karakter en maakt onderdeel uit van het open akkergebied ten oosten
van Amby. Ook in de toekomst moet dit open extensieve karakter behouden
blijven, met dien verstande dat het gebied tevens geschikt dient te zijn als
een optimale dassenbiotoop ten behoeve van de bestaande dassenburcht ten zuiden
van de Peutgensweg.
ad
2. Het
Geusseltpark.
De
landschappelijk-ruimtelijke inrichting van het huidige Geusseltpark kent een
aantal knelpunten die moeten worden opgelost. Uitgangspunt daarbij is dat het
sportpark moet worden (her)ingericht als een ruimtelijk samenhangend geheel met
een recreatieve functie voor Amby en de overige aangrenzende stadsdelen.
ad
3. Het landgoed
Severen.
Het
landgoed Severen ligt vrij geïsoleerd in zijn omgeving. Het uitgangspunt ten
aanzien van het landgoed is het versterken van de ruimtelijke relatie tussen
Amby en het park Severen en tussen park Severen en het Geusseltpark.
* Ecologische uitgangspunten.
In
ecologisch opzicht wordt gestreefd naar het versterken van de relatie tussen
het middenterras en het laagterras van de Maasvallei. In het plangebied
verloopt dit via de groene wig Bemelergrubbe-Geusseltpark-landgoederenzone. Het
versterken van deze ecologische verbinding wordt vooral gekoppeld aan de
volgende waterhuishoudkundige elementen en benut het hydrologische gegeven van
kalkrijke kwel:
- Een nieuwe watergang langs de Peutgensweg
naar de regenwatervijver als invulling van de waterafvoerende functie van de
Bemelergrubbe.
- De Regenwatervijver als schakel tussen de
Bemelergrubbe en de Fontein en Tabgraaf.
- De Fontein en Tabgraaf als verbinding
tussen de waterpartijen bij de landhuizen in het Geusseltpark, landgoed Severen
en in de rest van de landgoederenzone.
Naast
de waterhuishoudkundige structuur speelt ook de beplantingsstructuur een
belangrijke rol in het versterken van de ecologische relaties in de groene wig.
Het beheer van de vegetatie in de bestaande parken wordt gericht op het
versterken van de ecologische waarde van de beplantingsstructuur.
Ook
speelt het behoud van bestaande hoogstamboomgaarden en kleine
landschapselementen als oude beplantingen bij hoeves, meidoornhagen en beplantingen
op overhoeken in het plangebied een belangrijke rol.
* Visuele relatie tussen het dorp Amby en het omringende
landschap.
De
visuele relatie van het landschap met Amby wordt gedragen door de extroverte
dorpsranden en door het Severenplein en het Lindenplein die ruimtelijk fungeren
als vensters op het landschap.
Het
behoud en de versterking van de functie van deze vensters is een belangrijk
uitgangspunt voor de nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het concept van vensters
op het landschap wordt ook in de nieuwe uitbreidingen van Amby toegepast.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Gemengd gebied" aangewezen gronden zijn met inachtneming van het bepaalde
in artikel 2.2 (zonebepalingen) bestemd voor: * detailhandelsdoeleinden,
niet zijnde volumineuze detailhandel met dien verstande dat detailhandel in
auto's gekoppeld aan het ter plaatse gevestigde garagebedrijf is toegestaan
* horecadoeleinden
* kantoren, al dan niet met baliefunctie
* publiekverzorgend ambacht en dienstverlening
* kleinschalige maatschappelijke dienstverlening
* bedrijfsdoeleinden
* woondoeleinden,
alsmede
* voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten
behoeve van de drinkwatervoorziening in de zone Gemengd gebied B;
* voor het behoud van de aan de bebouwing en de gronden te
onderkennen cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden.
Beschrijving in hoofdlijnen.
1. ALGEMEEN.
De wijze waarop met dit plan het
algemene beleid wordt gerealiseerd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven:
Het gemengd gebied is het
oorspronkelijke, op het oude stratenpatroon geënte, centrale gebied dat globaal
de Ambyerstraat Noord en Zuid en het oostelijke deel van het Severenplein
omvat.
Het plan "Amby 1993"
richt zich op intensivering, vergroting van de aantrekkelijkheid en de
herkenbaarheid van het centrale gebied. Tevens richt het plan zich op de
versterking en ontwikkeling in functionele zin van een winkel-concentratiegebied
tussen het Severenplein en het kruispunt Ambyerstraat-Longinastraat.
De Functiestructuur (zie onder
2.) biedt het
ontwikkelingskader voor deze doelstellingen op functioneel vlak.
De Bebouwingsstructuur (zie
onder 3.) biedt
het kader op ruimtelijk vlak.
2. FUNCTIESTRUCTUUR.
2.1. Situering van de hoofdfuncties.
Hoofdfuncties dienen op de
begane grond te worden gesitueerd. Wonen is op de verdieping toegelaten als
hoofdfunctie.
2.2. Detailhandel.
In de zone Gemengd gebied A
wordt een concentratie van detailhandelsvestigingen nagestreefd, waarbij de
nadruk ligt op de functie als buurtwinkelcentrum.
Binnen de zone Gemengd gebied A
is ruimte voor:
- het vestigen van nieuwe kleinschalige detailhandelsvestigingen
met een maximum verkoopvloeroppervlak (vvo) van 200 m2;
- het hervestigen van bestaande detailhandelsvestigingen vanuit de
kern Amby.
Binnen de zone Gemengd gebied A
is slechts één supermarkt toegestaan op één van de op de plankaart als
"vestigingslocatie supermarkt" aangeduide locaties, met een maximum
vvo van 600 m2.
Binnen de zone Gemengd gebied B
is nieuwvestiging van detailhandel niet toegestaan en worden de bestaande
detailhandelsvestigingen geacht aan het plan te voldoen, met dien verstande dat
zij slechts in beperkte mate mogen uitbreiden. Hieronder wordt verstaan een
uitbreiding van het vvo met maximaal 15%.
2.3. Horeca.
Horeca is een functie die bij
uitstek past binnen de bestemming "Gemengd gebied". Horecabedrijven
in de categorie "Horeca I" (zie begripsbepaling) zijn binnen de
bestemming "Gemengd gebied" toegestaan binnen het gebied dat in het
zuiden wordt begrensd door de Gravenstraat en in het noorden door het
Lindenplein, met een maximum van 10 vestigingen.
Horecavestigingen in de
categorie "Horeca II" worden binnen het plangebied niet aanvaardbaar
geacht, vanwege de onverenigbaarheid van dergelijke vestigingen met de overige
functies binnen het plangebied.
2.4. Kantoren.
Bij kantoren wordt een
onderscheid gemaakt in kantoren met of zonder baliefunctie, afhankelijk van het
al dan niet direct gericht zijn op het publiek.
Kantoren met baliefunctie zijn
centrumvoorzieningen bij uitstek en sluiten aan bij de detailhandels- en
horecafuncties. Ze zijn als hoofdfunctie toegelaten binnen de zone Gemengd
gebied A.
Kantoren zonder baliefunctie,
met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van niet meer dan 200 m2 kunnen
uitstekend in de periferie van het centrum functioneren en zijn daarom als
hoofdfunctie toegestaan in de zone Gemengd gebied B.
2.5. Publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.
Deze functie is als hoofdfunctie
toegestaan binnen de zone Gemengd gebied A en als nevenfunctie van de
hoofdfunctie binnen de zone Gemengd gebied B.
De detailhandelsfunctie mag
slechts van ondergeschikte betekenis zijn.
2.6. Kleinschalige maatschappelijke voorzieningen.
Binnen de bestemming
"Gemengd gebied" is de vestiging van kleinschalige medische en
paramedische praktijkruimten toegestaan.
Maatschappelijke doeleinden
vragen veelal om specifieke en relatief grootschalige gebouwen en percelen. Om
deze redenen zijn de bestaande doeleinden in een aparte bestemming
ondergebracht.
2.7. Bedrijven.
De milieuhygiënische
toelaatbaarheid van bedrijven wordt getoetst aan de verenigbaarheid met de
woonfunctie.
Aan de voorschriften is een
Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd waarin de bedrijven zijn opgenomen
die in principe toelaatbaar zijn.
Binnen de zone Gemengd gebied A
is bedrijfsvestiging strijdig met de hoofddoelstellingen van het plan zoals
deze zijn verwoord in de Beschrijving in hoofdlijnen.
Bedrijven in categorie 1 en 2
zijn rechtstreeks toelaatbaar in de zone Gemengd gebied B mits de afstanden
zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden aangehouden.
Het bestaande garagebedrijf is
aan te merken als een bedrijf in milieucategorie 2.
Bedrijven die qua situering niet
in overeenstemming zijn met deze uitgangspunten worden geacht aan het plan te
voldoen, met dien verstande dat slechts een beperkte uitbreiding (15%) mogelijk
is.
2.8. Wonen.
Wonen is op de begane grond in
de zone Gemengd gebied A toegestaan als ondergeschikte functie van de
hoofdfunctie. In de zone Gemengd gebied B is wonen op de begane grond als
hoofdfunctie toegestaan.
2.9. Grondwaterbescherming.
In de doeleindenomschrijving is
bepaald dat binnen deze bestemming de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening tevens wordt nagestreefd.
Dit is opgenomen in verband met de ligging van deze bestemming binnen het
grondwaterbeschermingsgebied van het waterwingebied "IJzeren kuilen".
Door de formulering van de grondwaterbescherming in de doeleindenomschrijving
is de planologische basisbescherming geboden. Verdere bescherming van het
grondwater vindt plaats door middel van de provinciale grondwaterbeschermingsverordening
en de bepalingen van de Keur van het Waterschap.
3. BEBOUWINGSSTRUCTUUR.
3.1. Algemeen.
Het onder 1. Algemeen van deze
beschrijving in hoofdlijnen geformuleerde uitgangspunt voor beleid vertaalt
zich naar bebouwing in een vergroting van de dynamiek en verscheidenheid en in hogere, aan de vormgeving en de
stedebouwkundige inpassing te stellen, kwaliteitsnormen.
De kenmerkende diversiteit en
relatieve kleinschaligheid van de bestaande situatie, dienen hun betekenis voor
het centrale gebied te behouden.
Ook het door bebouwing
ondersteunen van markante stedebouwkundige situaties en verblijfsgebieden is
een belangrijke plandoelstelling.
Bebouwing moet daartoe:
- de interne stedebouwkundig-ruimtelijke samenhang van het
centrale gebied versterken;
- bijdragen aan het ontstaan van goede, heldere begrenzingen van
de verkeers-en verblijfsruimte;
- bijdragen aan een samenhangend, aantrekkelijk beeld van het
centrale gebied in het algemeen en het winkel-concentratiegebied in het
bijzonder.
- georiënteerd zijn op de verkeers- en verblijfsruimte.
3.2. Schaal van bebouwing.
a. Breedtemaat:
Op
enkele specifieke gebouwen na is de bebouwing in het centrale gebied van Amby
relatief klein van schaal. Ook voor de toekomst wordt deze relatieve
kleinschaligheid, zeker voor wat betreft de verschijningsvorm, nagestreefd.
b. Dieptemaat:
De
diepte van hoofdgebouwen bedraagt overwegend niet meer dan 15 m.
Deze
maat dient ook voor nieuwe hoofdgebouwen te worden gehanteerd, alleen voor de
supermarkt is een ruimere dieptemaat mogelijk.
c. Goothoogte:
Op
de plankaart zijn de maximaal toelaatbare goothoogten opgenomen.
3.3. Historische hoofdelementen.
a. Historische waardevolle hoofdgebouwen, danwel hiervan deel
uitmakende bijgebouwen, die op de kaart zijn aangegeven als
"rijksmonument" of "pand met monumentale waarde" moeten
zoveel mogelijk worden gehandhaafd en/of hersteld met behoud van de
oorspronkelijke karakteristieke elementen.
b. De bij de onder a. genoemde gebouwen behorende tuinmuren en hagen
worden zoveel mogelijk behouden.
c. Indien wordt gebouwd in aansluiting op een onder a. bedoeld
gebouw, zal rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken, zoals
situering, massa, profiel en verschijningsvorm van dat gebouw.
A. BEBOUWING.
1. BEBOUWINGSGRENZEN.
Bebouwingsgrens I en II zoals
aangeduid op de plankaart mogen niet door gebouwen worden overschreden.
Overschrijding van de
bebouwingsgrenzen is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig
oogpunt niet onaanvaardbaar is, met ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
zoals erkers, luifels en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt dan 1,50 m
uit de gevel.
2. HOOFDGEBOUWEN.
2.1. Situering.
De voorgevel van een hoofdgebouw
moet worden gesitueerd in bebouwingsgrens I, danwel op een afstand van niet
meer dan 2 m achter bebouwingsgrens I.
2.2. Diepte.
De diepte van een hoofdgebouw
mag niet meer bedragen dan 15 m, behoudens vrijstelling ingevolge lid F van dit
artikel, met dien verstande dat voor de supermarkt de diepte niet meer mag
bedragen dan 25 m.
2.3. Onderlinge afstanden.
Voor het op de plankaart
aangeduide bebouwingstype "half-open" mogen de onderlinge afstanden
tussen bouwmassa's niet minder dan 3 m bedragen.
2.4. Breedte.
Hoofdgebouwen mogen niet breder
zijn dan 20 m voor niet-woonfuncties, en niet breder dan 10 m voor
woonfuncties, met dien verstande dat voor de supermarkt de breedte niet meer
mag bedragen dan 30 m.
2.5. Goothoogte.
a. De goothoogte, zoals aangeduid op de plankaart, dient te worden
aangehouden.
b. Hoofdgebouwen met een afwijkende goothoogte, welke aanwezig zijn
op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp-plan, worden geacht
aan het plan te voldoen, met dien verstande dat de afwijkende goothoogte bij
uitbreiding mag worden voortgezet.
2.6. Hoogte.
De hoogte van gebouwen mag niet
meer bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte, vermeerderd met 4 m.
2.7. Dakschilden.
Ieder hoofdgebouw dient zoveel
mogelijk door hellende dakvlakken te zijn afgedekt, tenzij de omringende
bebouwing overwegend door platte daken is afgedekt.
3. BIJGEBOUWEN.
Voor het bouwen van bijgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a. het bij het hoofdgebouw behorende erf voor niet meer dan 70% van
het oppervlak mag worden bebouwd;
b. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 meter
mag bedragen en de goothoogte van duivenhokken ten hoogste 4 meter mag
bedragen;
c. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw niet meer mag bedragen
dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
d. de nokhoogte van bijgebouwen ten hoogste 6 meter mag bedragen;
e. een bijgebouw zal worden opgericht op een afstand van ten minste 3
meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
4. BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3
meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel,
welke maximaal 1 meter hoog mogen zijn
- erfafscheidingen gelegen achter de
voorgevel, welke maximaal 2 meter hoog mogen zijn
- antennes en antennemasten, welke maximaal
12 meter hoog mogen zijn
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming zoals nader is aangegeven in het onderstaande
schema toegelaten functies.
Zone |
GG |
|
Doeleinden |
A |
B |
Gemengde doeleinden - Detailhandel - Horeca I - Horeca II - Kantoren+baliefunctie - Kantoren-baliefunctie - Publiekverzorgend ambacht en dienstverlening - Kleinschalige maatschappelijke voorzieningen |
++* ++** - ++ - ++ ++ |
- ++** - - ++*** 0 ++ |
Wonen - Wonen - Aan huis gebonden beroep |
0**/1 0** |
++ 0** |
Bedrijven (mil. cat. 1 en 2) |
- |
++ |
++ Nieuwvestiging als hoofdfunctie
toegestaan
++* Nieuwvestiging als hoofdfunctie toegestaan met
dien verstande dat slechts één supermarkt is toegestaan op één van de op de
plankaart als "vestigingslocatie supermarkt" nader aangeduide
locaties (voor supermarkt maximaal 600 m2 vvo, voor overige
detailhandel maximaal 200 m2 vvo per vestiging)
++** Nieuwvestiging als hoofdfunctie toegestaan,
uitsluitend in het gebied dat wordt begrensd door de Gravenstraat in het zuiden
en het Lindenplein in het noorden.
++*** Kantoren zonder baliefunctie met een
maximale bvo van 200 m2.
- Geen nieuwvestiging toegestaan.
0** Ondergeschikt aan de hoofdfunctie toegestaan
(ten hoogste 30% van de hoofdfunctie).
1 Op de verdieping als hoofdfunctie
toegelaten.
0 Nevengeschikt aan de hoofdfunctie
toegestaan.
2. Onder strijdig gebruik zoals bedoeld onder 1. wordt tenminste
verstaan:
- het gebruik van meer dan 50% van
grond en opstallen ten behoeve van een als nevengeschikt toegelaten
gebruik;
- het gebruik van meer dan 30% van
grond en opstallen ten behoeve van een als ondergeschikt toegelaten
gebruik.
3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde
onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het op de plankaart
als "gebied met wijzigingsbevoegdheid I" te wijzigen in de bestemming
"wonen B" met inachtname van de volgende criteria:
* er dienen overwegend grondgebonden woningen
met een goothoogte van maximaal 9 m en een bouwhoogte van maximaal 13 m
gerealiseerd te worden;
* deze woningen dienen georiënteerd te zijn
op het binnenterrein;
* op het binnenterrein, dat onbebouwd dient
te blijven, dient voorzien te worden in de parkeerbehoefte van de te realiseren
woningen;
* op het binnenterrein kan voor een gedeelte
in de parkeerbehoefte van de aangrenzende supermarkt worden voorzien, waarbij
Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van het
maximaal toelaatbare aantal en de situering van deze parkeerplaatsen alsmede de
situering en de breedte van de in- en uitritten van het binnenterrein;
* de bevoorrading van de supermarkt aan de
Ambyerstraat kan via dit binnenterrein worden toegestaan, onder de
uitdrukkelijke voorwaarde dat er een afzonderlijke inrit en een afzonderlijke
uitrit van dit binnenterrein op de Cramer van Brienenstraat wordt gerealiseerd.
Om overlast van de bevoorrading te voorkomen kan ten behoeve van de
bevoorrading een gebouwde voorziening worden gerealiseerd aan de noord- en/of
oostzijde van het binnenterrein.
II. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het op de plankaart als
"gebied met wijzigingsbevoegdheid II" te wijzigen door toevoeging van
de aanduiding "vestigingslocatie supermarkt", met inachtname van het
volgende criterium:
* deze wijzigingsbevoegdheid mag alleen
worden toegepast, indien de beide op de plankaart aangeduide vestigingslocaties
voor de supermarkt, niet haalbaar zijn gebleken, en onder de voorwaarden dat op
het eigen terrein en/of in de onmiddellijke nabijheid voldoende parkeerplaatsen
worden aangelegd en de op de plankaart aangeduide langzaam-verkeersroute
gehandhaafd blijft.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Gemengd gebied"
bestemde gronden, met de nadere aanduiding "rijksmonument" of
"panden met monumentale waarde", zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te
doen of te laten uitvoeren:
1. het vellen of rooien van houtgewas;
2. het slopen van tuinmuren.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de
doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig
worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig
nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en
werken het normale onderhoud betreffende.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid A onder 2.2. voor het vergroten van het
hoofdgebouw in één laag aan de achtergevel of de zijgevel van een woning met
dien verstande dat:
1. de goothoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de nokhoogte ten
hoogste 6 meter mag bedragen;
2. voor zover aan de zijgevel wordt aangebouwd
de afstand van de vergroting tot de voorgevel tenminste 3 meter zal bedragen;
3. het bij het hoofdgebouw behorende erf voor
niet meer dan 80% van het oppervlak mag worden bebouwd.
b. het bepaalde in lid A onder 1. voor het overschrijden van
bebouwingsgrens I met ten hoogste 4 meter voor het bouwen van een carport met
een maximale diepte van 4,50 meter en een maximale hoogte van 3 meter.
c. het bepaalde in lid A, onder 3.e, voor het bouwen van bijgebouwen
tot maximaal op gelijke hoogte met de voorgevel van het hoofdgebouw.
d. het bepaalde in lid A, onder 2.1 ten aanzien van de situering van
de voorgevel van een hoofdgebouw, mits dit noodzakelijk is ter waarborging van
de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundig beeld, danwel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedebouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing.
G. NADERE EISEN.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot hoofd- en
bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde nadere eisen stellen ten aanzien
van:
- de situering;
- de diepte;
- de breedte;
- de goothoogte;
- de hoogte;
- de dakvorm;
- de onderlinge afstand;
- de afstand tot de perceelsgrenzen;
- alsmede voor de situering van in- en
uitritten.
2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met
inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging
van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundig beeld, danwel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedebouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Wonen" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in
artikel 2.2, bestemd voor:
* woondoeleinden;
* bedrijfsdoeleinden;
* kantoren op de op de plankaart nader aangeduide locatie "K,
kantoren op de begane grond toegestaan";
alsmede voor
* de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve
van de drinkwatervoorziening;
* het behoud van de aan de bebouwing en de gronden te onderkennen
cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden.
Beschrijving in hoofdlijnen.
1. ALGEMEEN
De wijze waarop met dit plan de
voor deze bestemming de aangegeven doeleinden worden nagestreefd wordt in
hoofdlijnen als volgt omschreven.
De bestemming "Wonen"
betreft die delen van het plangebied waarin de woonfunctie hoofdfunctie is.
Binnen de bestemming "Wonen" zijn twee zones te onderscheiden, te
weten:
- Wonen A (WA)
- Wonen B (WB).
Het bestemmingsplan heeft voor
deze gebieden hoofdzakelijk een beheersdoelstelling, met inachtname van de door
het plan beoogde functiestructuur.
Het plan richt zich qua
bebouwing op de instandhouding en verbetering van de huidige toestand, met
inachtname van het gestelde onder 3. Bebouwingsstructuur.
2. FUNCTIESTRUCTUUR.
2.1. Wonen en aan huis gebonden beroepen.
De woonfunctie is binnen deze
bestemming de hoofdfunctie.
Aan huis gebonden beroepen zijn
binnen de zone WA rechtstreeks toegestaan als nevengeschikte functie en in de
zone WB als ondergeschikte functie van de hoofdfunctie.
2.2. Bedrijven.
De milieuhygiënische
toelaatbaarheid van bedrijven wordt getoetst aan de verenigbaarheid met de
woonfunctie.
Aan de voorschriften is een
Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd waarin de bedrijven zijn opgenomen
die in principe toelaatbaar zijn.
Binnen de zone WB is
bedrijfsvestiging strijdig met de hoofddoelstellingen van het plan zoals deze
zijn verwoord in de Beschrijving in hoofdlijnen.
Bedrijven in categorie 1 en 2
zijn rechtstreeks toelaatbaar in de zone WA mits de afstanden zoals opgenomen
in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden aangehouden.
Bedrijvigheid in categorie 3,
alsmede bedrijvigheid welke niet voorkomt in genoemde Staat, doch die daarmee
naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen, zijn uitsluitend
middels vrijstelling toelaatbaar.
Bestaand bedrijf.
Het op de plankaart binnen de
zone "Wonen B" nader aangeduide "Bestaand Bedrijf" (BB)
komt voor wat betreft de aard en de schaal van de bedrijfsactiviteiten niet
overeen met de in dit plan opgestelde zonering. Daar geen actieve sanering
wordt voorgestaan mag dit bedrijf op deze locatie worden gehandhaafd, waarbij
uitbreidingsmogelijkheden worden geboden welke een goede bedrijfsvoering
waarborgen alsmede geen verdere verstoring van de omgeving veroorzaken.
Detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte produkten is als
ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.
2.3. Grondwaterbescherming.
In de doeleindenomschrijving is
bepaald dat binnen deze bestemming de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening tevens wordt nagestreefd.
Dit is opgenomen in verband met de ligging van deze bestemming binnen het
grondwaterbeschermingsgebied van het waterwingebied "IJzeren kuilen".
Door de formulering van de grondwaterbescherming in de doeleindenomschrijving
is de planologische basisbescherming geboden. Verdere bescherming van het
grondwater vindt plaats door middel van de provinciale
grondwaterbeschermingsverordening en de bepalingen van de Keur van het
Waterschap.
3. BEBOUWINGSSTRUCTUUR.
3.1. Oriëntatie van gebouwen.
Hoofdgebouwen zijn overwegend
georiënteerd op de verkeers- en verblijfsruimte.
3.2. Schaal van bebouwing.
a. Breedtemaat:
Op
enkele specifieke gebouwen na is de bebouwing binnen deze bestemming relatief
klein van schaal. Ook voor de toekomst wordt deze relatieve kleinschaligheid,
zeker voor wat betreft de verschijningsvorm, nagestreefd.
b. Dieptemaat:
De
diepte van hoofdgebouwen bedraagt overwegend niet meer dan 15 m.
Deze
maat dient ook voor nieuwe hoofdgebouwen als maximaal te worden gehanteerd.
c. Goothoogte:
Op
de plankaart zijn de maximaal toelaatbare goothoogten aangegeven.
3.3. Historische hoofdelementen.
a. Historische waardevolle hoofdgebouwen, danwel hiervan deel
uitmakende bijgebouwen, die op de kaart zijn aangegeven als
"rijksmonument" of "pand met monumentale waarde" moeten
zoveel mogelijk worden gehandhaafd en/of hersteld met behoud van de
oorspronkelijke karakteristieke elementen.
b. De bij de onder a. genoemde gebouwen behorende tuinmuren en hagen
worden zoveel mogelijk behouden.
c. Indien wordt gebouwd in aansluiting op een onder a. bedoeld
gebouw, zal rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken, zoals
situering, massa, profiel en verschijningsvorm van dat gebouw.
A. BEBOUWING.
1. BEBOUWINGSGRENZEN.
Bebouwingsgrens I en II zoals
aangeduid op de plankaart mogen niet door gebouwen worden overschreden.
Overschrijding van de
bebouwingsgrenzen is uitsluitend toegestaan indien dit uit verkeerskundig
oogpunt niet onaanvaardbaar is, en wel met ondergeschikte onderdelen van
gebouwen, zoals erkers, luifels en balkons, mits de diepte niet meer bedraagt
dan 1,50 m uit de gevel.
2. HOOFDGEBOUWEN.
2.1. Situering.
a. Hoofdgebouwen.
De
diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
b. Voorgevels.
De
voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in bebouwingsgrens I,
danwel op een afstand van niet meer dan 2 m achter bebouwingsgrens I.
2.2. Afstand tot zijdelingse perceelsgrens.
Voor de op de plankaart
aangeduide bebouwingstypen "open" en "half-open" mogen de
onderlinge afstanden van bouwmassa's niet minder dan 3 m bedragen.
2.3. Breedte.
Binnen de bestemming
"Wonen" mag een hoofdgebouw niet breder zijn dan 10 m.
2.4. Goothoogte.
a. De goothoogte, zoals aangeduid op de plankaart, dient te worden
aangehouden.
b. Hoofdgebouwen met een afwijkende goothoogte, welke aanwezig zijn
op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp-plan, worden geacht
aan het plan te voldoen, met dien verstande dat de afwijkende goothoogte bij
uitbreiding mag worden voortgezet.
2.5. Hoogte.
De hoogte van gebouwen mag niet
meer bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte, vermeerderd met 4 m.
2.6. Dakschilden.
Ieder hoofdgebouw dient zoveel
mogelijk door hellende dakvlakken te zijn afgedekt, tenzij de omringende
bebouwing overwegend door platte daken is afgedekt.
3. BIJGEBOUWEN.
3.1. Wonen A.
Binnen de zone Wonen A mogen
bijgebouwen worden gebouwd met inachtname van de volgende bepalingen:
a. het bij het hoofdgebouw behorende erf mag voor niet meer dan 40%
van het oppervlak worden bebouwd;
b. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3
meter bedragen en de goothoogte van duivenhokken mag ten hoogste 4 meter
bedragen;
c. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen
dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
d. de nokhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
e. een bijgebouw zal worden opgericht op een afstand van ten minste 3
meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
3.2. Wonen B.
Binnen de zone Wonen B mogen
bijgebouwen worden gebouwd met inachtname van de volgende bepalingen:
a. het gezamenlijk grondoppervlak van de bijgebouwen mag ten hoogste
60 m2 bedragen, waarvan ten hoogste 12 m2 bestemd voor
een dierenverblijf;
b. het bij het hoofdgebouw behorende erf mag voor niet meer dan 40%
van het oppervlak worden bebouwd;
c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3
meter bedragen en de goothoogte van duivenhokken mag ten hoogste 4 meter
bedragen;
d. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen
dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
e. de nokhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
f. een bijgebouw zal worden opgericht op een afstand van ten minste
3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
g. in afwijking van het bepaalde onder a. t/m d. van dit lid mogen op
het als "BB" op de plankaart nader aangeduide perceel
bedrijfsgebouwen worden opgericht tot een bebouwingspercentage van maximaal 70%
en een goothoogte van niet meer dan 4,5 m.
4. BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE.
a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3
meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel,
welke maximaal 1 meter hoog mogen zijn;
- erfafscheidingen gelegen achter de
voorgevel, welke maximaal 2 meter hoog mogen zijn;
- antennes en antennemasten, welke maximaal
12 meter hoog mogen zijn.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming zoals nader is aangegeven in het onderstaande
schema toegelaten functies.
Zone |
W |
|
Doeleinden |
A |
B |
- Detailhandel - Horeca - Kantoren+baliefunctie - Publiekverzorgend ambacht en dienstverlening - Kleinschalige maatschappelijke voorzieningen |
- - - - - |
-* - -** - - |
Wonen - Wonen - Aan huis gebonden beroep |
++ 0* |
++ 0** |
Bedrijfsdoeleinden (milieucat.
1 en 2) |
++ |
- |
++ Nieuwvestiging als hoofdfunctie toegestaan.
- Geen nieuwvestiging toegestaan.
-* Detailhandel in ter plaatse vervaardigde
produkten als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, uitsluitend bij het op
de plankaart als "BB" aangeduide bestaande bedrijf.
-** Behoudens op de op de plankaart als "K,
kantoren op de begane grond toegestaan" nader aangeduide locatie.
0* Nevengeschikt aan de hoofdfunctie toegestaan
(ten hoogste 50% van de hoofdfunctie).
0** Ondergeschikt aan de hoofdfunctie toegestaan
(ten hoogste 30% van de hoofdfunctie).
2. Onder strijdig gebruik zoals bedoeld onder a. wordt tenminste
verstaan:
- het gebruik van meer dan 50% van
grond en opstallen ten behoeve van een als nevengeschikt toegelaten
gebruik;
- het gebruik van meer dan 30% van
grond en opstallen ten behoeve van een als ondergeschikt toegelaten
gebruik.
3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder
1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling zou leiden tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen
wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Wonen" bestemde
gronden, met de nadere aanduidingen "rijksmonument" en "panden
met monumentale waarden", zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te
laten uitvoeren:
1. het vellen of rooien van houtgewas;
2. het slopen van tuinmuren.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de
doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig
worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig
nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en
werken het normale onderhoud betreffende.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid A onder 2.1.a. voor het vergroten van het
hoofdgebouw in één laag aan de achtergevel of de zijgevel van een woning, zoals
een aangebouwde keuken en/of serre, met dien verstande dat:
1. de diepte niet meer dan 3,50 meter vanuit de
achtergevel mag bedragen;
2. de diepte niet meer dan 2 meter vanuit de
zijgevel van het hoofdgebouw zal bedragen;
3. voor zover aan de zijgevel wordt aangebouwd
de afstand van de vergroting tot de voorgevel tenminste 3 meter zal bedragen;
4. het gezamenlijke oppervlak van de vergroting
van het hoofdgebouw niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
5. de goothoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de nokhoogte ten
hoogste 6 meter mag bedragen;
6. het bij het hoofdgebouw behorende erf voor
niet meer dan 50% van het oppervlak mag worden bebouwd.
b. het bepaalde in lid A onder 1. voor het overschrijden van
bebouwingsgrens I met ten hoogste 4 meter voor het bouwen van een carport met
een maximale diepte van 4,50 meter en een maximale hoogte van 3 meter.
c. van het bepaalde in lid A onder 3.f, voor het bouwen van
bijgebouwen tot maximaal op gelijke hoogte met de voorgevel van het
hoofdgebouw.
d. van het bepaalde in lid B/C van dit artikel voor het gebruik van
de woning voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten en/of ateliers onder de voorwaarden dat:
- maximaal 30% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 125 m2
als zodanig mag worden gebruikt;
- de parkeerbalans in de directe omgeving
niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor
het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
G. NADERE EISEN.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien
van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofd- en
bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering van
in- en uitritten.
2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met
inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging
van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundig beeld, danwel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedebouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"woongebied 1" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 2.2, bestemd voor:
- woondoeleinden;
- verkeersdoeleinden;
- groenvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige doeleinden:
- nutsdoeleinden
alsmede voor het behoud van de
aan de bebouwing en de gronden te onderkennen cultuurhistorische, archeologische
en/of architectonische waarden.
Beschrijving in hoofdlijnen.
De wijze waarop met dit plan de
voor deze bestemming aangegeven doeleinden
worden nagestreefd wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven:
1. ALGEMEEN.
1. Doel van deze bestemming is het leveren van een bijdrage aan de
realisering van het woningbouwprogramma van Amby voor de jaren 1992-1995.
2. Het toekomstige woongebied zal qua ontsluiting, ruimtelijke
inrichting en structuur één geheel vormen met het bestaande bebouwde gebied van
Amby.
3. Er wordt gestreefd naar inpassing van de specifieke
geomorfologische en landschappelijke gegevenheden en naar een woongebied met
een eigen identiteit en kwaliteit.
4. Voor de auto heeft het plan hoofdontsluitingen aan de zuid- en
de westzijde, aan de noord- en oostzijde zijn voornamelijk ontsluitingen ten
behoeve van langzaam verkeer.
5. Het woongebied zal in hoofdzaak een noordzuid-oriëntatie hebben
in ruimtelijke zin en een oostwest-oriëntatie in functionele zin.
6. Er wordt gestreefd naar een goede visuele relatie met het dorp
(de kerktoren van de St. Walburgiskerk en de bibliotheek aan de Longinastraat
zijn hierbij belangrijke punten) en met de groene wig.
7. De bebouwing zal overwegend een open tot half-open karakter
hebben. De woonomgeving zal verkeersveilig zijn en als "groen"
getypeerd kunnen worden.
8. De wegen-, bebouwings- en groenstructuur zullen zodanig
samengaan dat een continuüm van openbare ruimten met een grote diversiteit van
omgevingstypen ontstaat.
9. Het totale aantal woningen zal 450 tot 550 bedragen. Hierbij
ligt de nadruk op grondgebonden woningen. Gestapelde woningen zijn slechts
toegelaten voor zover stedebouwkundige vereisten dit gewenst maken.
De
differentiatie baseert zich op het voor Amby geformuleerde volkshuisvestingsdoel
en kan, afhankelijk van het volkshuisvestingsbeleid, worden bijgesteld. De
overige in deze beschrijving in hoofdlijnen geformuleerde kwalitatieve
doelstellingen mogen alsdan niet onevenredig worden aangetast.
10. In deze bestemming kan een 15-tal standplaatsen voor woonwagens
worden gerealiseerd binnen de op de plankaart daartoe aangegeven zone.
2. DE HOOFDOPZET VAN AMBY ZUID-OOST.
1. Belangrijkste structuurbepalend element is een open, noord-zuid
gerichte centrale groene lijn die, vertrekkend vanaf de bibliotheek aan de
Longinastraat, langs een solitaire boom in het middelpunt van het woongebied
zuidwaarts naar de Peutgensweg loopt en daar aansluiting geeft op de
grootschalige groenstructuur rondom Huis Withuishof. Nagenoeg alle straten en
paden van het plan komen in deze ruimte samen.
2. Aansluitend aan deze groene ruimte komen in de noordwest-hoek
van deze bestemming enkele belangrijke gegevenheden voor (oude boomgaarden en
paden) waarvan behoud en integratie wordt nagestreefd en die zullen bijdragen
aan de identiteit en kwaliteit van het woongebied.
3. Tenslotte wordt de hoofdopzet in sterke mate bepaald door de
randligging van de bestemming: in het oosten vormt het een onderdeel van de
stadsrand en aan de zuidzijde begrenst het de groene wig. Voor beide randen
gelden specifieke randvoorwaarden op het vlak van vormgeving en inrichting.
3. VERKEER EN PARKEREN.
3.1. Wegenstructuur.
1. De belangrijkste ontsluitingen voor zowel de auto als voor het
langzame verkeer en de busroute vanuit Scharn Noord komen in de centrale groene
ruimte samen. Er zal geen auto-ontsluiting op de Longinastraat plaats vinden,
dit in verband met de gewenste verkeersafwikkeling in Amby en het karakter van
deze straat.
2. Aan de zuidzijde wordt het gebied Amby Zuid-Oost ontsloten via
de Peutgensweg: voor de auto zal een aparte weg parallel aan de huidige straat
worden gecreëerd, die ter plaatse van de centrale ruimte in noordelijke
richting het woongebied inbuigt.
3. Voor de auto-ontsluiting naar de Ambyerstraat Zuid zal één
verbinding worden aangelegd die de centrale groene ruimte verbindt met de
"Gravenlaan".
De
breedte waarbinnen de op de plankaart aangeduide "ontsluitingsas" kan
worden verschoven bedraagt 5 m naar beide zijden.
4. Alle overige straten zijn woonstraten waarin de verblijfsfunctie
tenminste evenwaardig is aan de verkeersfunctie.
5. - De vormgeving en de
inrichting van de openbare ruimte is gericht op de continuïteit en de
afleesbaarheid van de plaats binnen het woongebied.
- Bovendien zal worden gestreefd naar
overzichtelijkheid en wordt aandacht besteed aan de sociale veiligheid.
- Doodlopende straten, onoverzichtelijke paden
e.d. zullen worden vermeden.
6. De vormgeving zal mede zijn afgestemd op beperking van de
rijsnelheden. Daarbij zal zo min mogelijk gebruik worden gemaakt van drempels,
verkeerssluizen en -tafels e.d.
7. Er wordt een overwegend groene inrichting van de
straatruimte nagestreefd.
3.2. Langzaam verkeer.
1. De Peutgensweg is de voornaamste externe relatie voor het
langzame verkeer, zowel in utilitair als recreatief opzicht. De huidige straat
zal voor het gebruik door langzaam verkeer geschikt worden gemaakt en
alszodanig ook een verbinding blijven vormen met de Molenweg.
2. Aan de noordzijde (Longinastraat) zal een tweetal langzaam-verkeersverbindingen
worden gerealiseerd:
- een route die het woongebied Amby Zuid-Oost
zo direct mogelijk verbindt met het winkel-concentratiegebied en dus zo dicht
mogelijk uitkomt bij het kruispunt Ambyerstraat-Longinastraat;
- een route die het woongebied zo direct
mogelijk verbindt met het woongebied Achter de Hoven en derhalve langs de
huidige bibliotheek voert naar het voetpadensysteem van genoemd gebied.
3. Aan de oostzijde (Molenweg):
- zullen tenminste twee verbindingen worden
gerealiseerd tussen het woongebied en de Molenweg teneinde het aangrenzende
landschap en uitloopgebied zo direct mogelijk toegankelijk te maken vanuit het
woongebied;
- zal tenminste één verbinding worden gemaakt
met de recreatieve route naar/van Bemelen.
4. Aan de westzijde (Ambyerstraat) zullen langzaam-verkeersrelaties
worden gerealiseerd met:
- de voetgangersroute over de
"Gravenlaan";
- het voet-fietspad door het woongebied
Gravenhof Zuid;
- de Heukelstraat;
- het padenstelsel in het parkgebied de
Geusselt via de Peutgensweg;
5. De breedte waarbinnen de op de plankaart aangeduide "as
voor langzaam- verkeersroute" kan worden verschoven bedraagt 5 m naar
beide zijden.
3.3. Parkeren.
1. Het parkeren vindt zoveel mogelijk op eigen erf naast de
woning plaats. In de openbare ruimte gaat de voorkeur uit naar het zogenaamde
langs-parkeren.
2. Het plan moet voldoen aan de volgende parkeernormen:
- 1,60 parkeerplaats per woning zonder garage;
- 1,45 parkeerplaats per woning met garage;
- 1,25 per gestapelde woning;
- 1,00 per ouderenwoning.
4. GROENSTRUCTUUR EN PLANRANDEN.
1. De centrale, open groene ruimte is de belangrijkste
groenvoorziening in deze bestemming. In maatvoering en inrichting zal rekening
worden gehouden met de uitloop en recreatie-functie van de ruimte.
2. In de westelijke planrand zal, aansluitend aan het
scoutinggebouw een groene speelplek worden gerealiseerd die via paden verbonden
zal zijn met de centrale groene ruimte.
3. In het gebied Amby Zuid-Oost is een tweetal hoogstamboomgaarden
aanwezig waarvan het behoud zoveel mogelijk wordt nagestreefd. Daarbij is het
streven mede gericht op het handhaven van de historische opzet en op een
openbare toegankelijkheid van de boomgaarden. De wijze van beheer zal (o.a. in
milieu-opzicht) mede zijn afgestemd op een ligging in een woonwijk.
4. Behoud en beheer van de historische kavel- en padenstructuur in
de noordwest-hoek van de bestemming en de daarmede samenhangende hagen- en
boombeplanting wordt nagestreefd.
5. Het aanwezige reliëf van het droogdal, dat vanaf het hoogterras
langs de Zonhof doorloopt naar de Gravenhof vormt een te behouden element en
een bijzondere ontwerp-aanleiding.
6. De Molenweg is de uiterste oostelijke stadsgrens. Deze dient
vorm te krijgen als strakke, transparant-groene begrenzing van het stedelijke
gebied met aandacht voor de recreatieve waarde van de weg en voor de sociale
veiligheid. Woningen zullen naar de weg zijn gekeerd terwijl zij ervan
gescheiden zullen zijn door een open, groene geledingszone. De monumentaal
begroeide en hooggelegen plek bij de Zonhof vormt hierbij een bijzondere
ontwerp aanleiding.
7. De Peutgensweg is de zuidelijke begrenzing van de bestemming en
van het dorp. Tenminste voor het gedeelte gelegen tussen de Ambyerstraat Zuid
en de centrale groene ruimte zal bebouwing zich op de Peutgensweg en het
landschap oriënteren. (Een en ander voor zover de akoestische situatie dit
toelaat.)
Tevens
is de Peutgensweg de noordelijke begrenzing van de groene wig. De vormgeving
van deze rand zal op deze betekenis en situering zijn afgestemd.
5. BEBOUWINGSSTRUCTUUR.
1. Als principe staan hoofdgebouwen aan de straat en oriënteren
zich op de openbare ruimte.
Een
directe relatie van woningen met de straat draagt bij aan de sociale
betrokkenheid en veiligheid.
2. Woningen hebben zoveel mogelijk een eigen voorerf dat, voorzover
woningen zijn gelegen aan de hoofdontsluitingen en in de planranden, een
dieptemaat heeft van 5 à 8 m en voor het overige 3 à 6 m.
6. FUNCTIESTRUCTUUR.
De woonfunctie is binnen deze
bestemming de hoofdfunctie. Aan huis gebonden beroepen zijn als ondergeschikte
functie van de hoofdfunctie toegestaan.
A. BEBOUWING.
De tot "Woongebied 1"
bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, waarbij de volgende
bepalingen van toepassing zijn.
I. Woondoeleinden.
a. Hoofdgebouwen.
1. De hoofdgebouwen hebben een goothoogte van tenminste 4,5 m en
ten hoogste 9 m, met uitzondering van patiowoningen waarvoor een maximale goothoogte
geldt van 3 m;
2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen:
- vrijstaand hoofdgebouw: aan beide zijden
tenminste 3 m;
- halfvrijstaand en/of geschakeld hoofdgebouw:
aan één zijde tenminste 3 m;
- aaneengebouwde hoofdgebouwen: bij eindgebouwen
aan één zijde tenminste 3 m.
3. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
4. De hoogte mag niet meer bedragen dan 14 m, met uitzondering van
patiowoningen waarvoor een maximale hoogte geldt van 6,5 m, met dien verstande
dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60°.
b. Bijgebouwen.
1. het gezamenlijk grondoppervlak van de bijgebouwen mag ten
hoogste 60 m2 bedragen, waarvan ten hoogste 12 m2 bestemd
voor een dierenverblijf;
2. het bij het hoofdgebouw behorende erf mag voor niet meer dan 40%
van het oppervlak worden bebouwd;
3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3
meter bedragen en de goothoogte van duivenhokken mag ten hoogste 4 meter
bedragen;
4. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer
bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
5. de nokhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
6. een bijgebouw zal worden opgericht op een afstand van ten minste
3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
c. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste
3 meter bedragen, met uitzondering van:
- erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel,
welke maximaal 1 meter hoog mogen zijn;
- erfafscheidingen gelegen achter de voorgevel,
welke maximaal 2 meter hoog mogen zijn;
- antennes en antennemasten, welke maximaal 12
meter hoog mogen zijn.
d. Woonwagenstandplaatsen.
Binnen
de zone "woonwagenstandplaatsen" mogen:
- niet meer dan 15 standplaatsen worden
gebouwd;
- het totale bebouwde oppervlak van woonwagen
en bijgebouwen mag per standplaats niet meer dan 60% bedragen;
- het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen mag
niet meer dan 50 m2 bedragen;
- de goothoogte en de nokhoogte van bijgebouwen
bij de woonwagen mag niet meer bedragen dan 3.00 respectievelijk 4.00 meter.
II. Groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden.
Ten dienste van
groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3
m.
III. Nutsdoeleinden.
Ten dienste van de
nutsdoeleinden mogen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal
30 m en een hoogte van maximaal 5,5 m.
IV. Verkeersdoeleinden.
Ten dienste van verkeersdoeleinden
mogen worden gebouwd:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de constructie
en verkeerstechnische uitrusting van wegen, mits de hoogte niet meer bedraagt
dan 6 m, evenwel met dien verstande dat geen verkooppunten voor motorbrandstoffen
mogen worden gebouwd.
2. kleine gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
algemene nutte, zoals telefooncellen en abri's, mits de hoogte niet meer
bedraagt dan 2,5 m en de oppervlakte niet meer dan 6 m2.
3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van recreatieve
doeleinden, zoals speelwerktuigen, alsmede ten
dienste van de inrichting van de woonomgeving zoals straatmeubilair e.d.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop
voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met
deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Woongebied 1" bestemde
gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten
uitvoeren:
- het vellen of rooien van houtgewas.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de
in de doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet
onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen
onevenredig nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang
en werken het normale onderhoud betreffende.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid A onder I.a.3. voor het vergroten van het
hoofdgebouw in één laag aan de achtergevel of de zijgevel van een woning, zoals
een aangebouwde keuken en/of serre, met dien verstande dat:
1. de diepte niet meer dan 3,50 meter vanuit de
achtergevel mag bedragen;
2. de diepte niet meer dan 2 meter vanuit de
zijgevel van het hoofdgebouw zal bedragen;
3. voor zover aan de zijgevel wordt aangebouwd
de afstand van de vergroting tot de voorgevel tenminste 3 meter zal bedragen;
4. het gezamenlijke oppervlak van de vergroting
van het hoofdgebouw niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
5. de goothoogte ten hoogste gelijk mag zijn aan
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de nokhoogte ten
hoogste 6 meter mag bedragen;
6. het bij het hoofdgebouw behorende erf voor
niet meer dan 50% van het oppervlak mag worden bebouwd.
b. van het bepaalde in lid A onder I.b.6., voor het bouwen van
bijgebouwen tot maximaal op gelijke hoogte met de voorgevel van het
hoofdgebouw.
c. van het bepaalde in lid B/C van dit artikel voor het gebruik van
de woning voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten en/of ateliers onder de voorwaarden dat:
- maximaal 30% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 125 m2
als zodanig mag worden gebruikt;
- de parkeerbalans in de directe omgeving
niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
- geen onevenredige nadelige gevolgen voor
het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.
G. NADERE EISEN.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten
aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofd-
en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering
van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld
met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging
van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundig beeld, danwel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedebouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 7.
Maatschappelijke voorzieningen.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Maatschappelijke voorzieningen" aangewezen gronden zijn, met in
achtneming van het bepaalde in artikel 2.2., bestemd voor:
* educatieve doeleinden
* (para)medische doeleinden
* culturele doeleinden
* recreatieve doeleinden
* religieuze doeleinden
* maatschappelijke dienstverlening
* woondoeleinden in de vorm van aanleunwoningen bij het
bestaande verzorgingstehuis
alsmede
* voor het behoud van de aan de bebouwing en de gronden te
onderkennen cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden;
* voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten
behoeve van de drinkwatervoorziening.
Beschrijving in hoofdlijnen.
1. ALGEMEEN.
De wijze waarop met dit plan de
voor deze bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd kan in
hoofdlijnen als volgt worden omschreven.
Maatschappelijke voorzieningen
vragen veelal om specifieke en relatief grootschalige gebouwen en percelen. De
bestaande grootschalige maatschappelijke voorzieningen zijn in deze bestemming
opgenomen.
Nieuwvestiging van grootschalige
voorzieningen van sociaal-culturele, educatieve en recreatieve aard is binnen
het plangebied niet nodig en evenmin gewenst.
Woondoeleinden zijn niet
toegestaan als zelfstandige functie.
2. HISTORISCHE EN STEDEBOUWKUNDIG-RUIMTELIJKE HOOFDELEMENTEN.
a. Historische waardevolle hoofdgebouwen, danwel hiervan deel
uitmakende bijgebouwen, die op de kaart zijn aangegeven als
"rijksmonument" of "pand met monumentale waarde" moeten
zoveel mogelijk worden gehandhaafd en/of hersteld met behoud van de
oorspronkelijke karakteristieke elementen.
b. De bij de onder a. genoemde gebouwen behorende tuinmuren en
hagen worden zoveel mogelijk behouden.
c. Indien wordt gebouwd in aansluiting op een onder a. bedoeld
gebouw, zal rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken, zoals
situering, massa, profiel en verschijningsvorm van dat gebouw.
A. BEBOUWING.
1. BEBOUWINGSGRENZEN.
Bebouwingsgrens I zoals
aangeduid op de plankaart mag niet worden overschreden.
2. BEBOUWINGSPERCENTAGE.
Het bebouwingspercentage zoals
aangegeven op de plankaart mag niet worden overschreden.
3. HOOFDGEBOUWEN.
3.1. Situering.
De voorgevel van een hoofdgebouw
moet worden gesitueerd in bebouwingsgrens I, danwel op een afstand van niet
meer dan 2 m achter bebouwingsgrens I.
3.2. Goothoogte.
a. De goothoogte, zoals aangeduid op de plankaart, dient te worden
aangehouden.
b. Hoofdgebouwen met een afwijkende goothoogte, welke aanwezig zijn
op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp-plan, worden geacht
aan het plan te voldoen, met dien verstande dat de afwijkende goothoogte bij
uitbreiding mag worden voortgezet.
3.3. Hoogte.
De hoogte van gebouwen mag niet
meer bedragen dan de maximaal toegestane goothoogte, vermeerderd met 4 m.
3.4. Dakschilden.
Ieder hoofdgebouw dient zoveel
mogelijk door hellende dakvlakken te zijn afgedekt, tenzij de omringende
bebouwing overwegend door platte daken is afgedekt.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Maatschappelijke
voorzieningen" bestemde gronden, met de nadere aanduiding
"rijksmonument" of "panden met monumentale waarden", zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
1. het vellen of rooien van houtgewas;
2. het slopen van tuinmuren.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien
de in de doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet
onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen
onevenredig nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe
omvang en werken het normale onderhoud betreffende.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A van dit artikel
mits:
- de stedebouwkundige samenhang niet onevenredig wordt
aangetast;
- de aanwezige waarden van monumentale gebouwen niet onevenredig
wordt aangetast.
Van onevenredige aantasting van
de stedebouwkundige samenhang is sprake als door een bebouwings- of
gebruiksinitiatief:
- de bebouwingskarakteristiek (open, half-open of gesloten)
wordt aangetast;
- de karakteristiek van de openbare ruimte wordt aangetast;
- de diversiteit (qua verschijning, functie of tijdsbeeld) en de
historische of stedebouwkundige betekenis van de bebouwing wordt aangetast.
G. NADERE EISEN.
1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten
aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofd-
en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering
van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.
2. De onder 1 genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld
met inachtneming van de bebouwingsvoorschriften:
a. indien dit noodzakelijk is ter waarborging
van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundig beeld, danwel indien dit
noodzakelijk is voor een verantwoorde stedebouwkundige en/of architectonische
inpassing in de bestaande bebouwing;
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Landgoed" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van artikel
2.2., bestemd voor:
* natuurbehoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurlijke,
landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, aardkundige en
waterhuishoudkundige waarden met een zo sterk mogelijke ecologische en
ruimtelijk structurele samenhang;
* de duurzame instandhouding van het landgoed;
* extensieve recreatie;
* alsmede voor de niet nader op de plankaart aangeduide
aanwezige begraafplaats.
Beschrijving in hoofdlijnen.
Deze bestemming is gericht op
het herstellen en verbeteren van de waarden van het gebied, alsmede op het
verbeteren van de toegankelijkheid en de versterking van de ruimtelijke relatie
tussen Amby en het park Severen en tussen park Severen en het Geusseltpark.
Het bos, de overige aanwezige
beplanting alsmede het oppervlaktewater verdienen daarbij de meeste aandacht.
Er worden langzaam-verkeersroutes
aangelegd danwel hersteld ten behoeve van het recreatieve gebruik van het
gebied, in samenhang met de aansluitende gebieden (Landgoederengebied en
Geusselt).
De toegang tot het park aan de
Severenstraat wordt hersteld in het kader van de cultuurhistorische betekenis
van het landgoed.
A. BEBOUWING.
Op de tot "Landgoed"
bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
worden gebouwd, ten dienste van het beheer van het landgoed en het bos, met
inachtname van de volgende bepalingen:
a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen
dan 100 m2 en de hoogte niet meer dan 4.50 m;
b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan 3 m.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Landgoed" bestemde
gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren
van de bodem;
2. het diepwoelen of -ploegen van de bodem;
3. het wijzigen van de perceelsindeling zoals die
door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
4. het verwijderen van houtgewas, het slechten
van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen als poelen,
moerasjes en boomgroepen;
5. het beplanten van gronden met houtgewas;
6. het aanleggen en verharden van wegen, paden,
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, groter dan 200 m2;
7. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en
daarmee verband houdende constructies;
8. het aanbrengen van kleine voorzieningen voor
extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;
9. het wijzigen van de waterhuishouding of de
grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door
bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van
gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van
waterlopen, sloten en greppels.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien
de in de doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet
onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen
onevenredig nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang
en werken het normale onderhoud betreffende.
IV. Met betrekking tot de in dit lid genoemde werken en/of
werkzaamheden onder I.3, I.4 en I.9 moet voorafgaande aan de beslissing op de
aanlegvergunning advies worden ingewonnen bij het "Waterschap Roer en
Overmaas".
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN: niet van toepassing.
Artikel
9. Agrarisch gebied (te wijzigen bestemming).
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart tot
"Agrarisch gebied (te wijzigen bestemming)" aangewezen gronden zijn,
met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.2., bestemd voor agrarische
doeleinden in de vorm van agrarisch grondgebruik.
Beschrijving in hoofdlijnen.
De wijze waarop met dit plan de
voor deze bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd kan in
hoofdlijnen alsvolgt worden omschreven.
Agrarische doeleinden.
De bestemming richt zich vooral
op het agrarische bodemgebruik, met dien verstande dat geen bebouwing is
toegestaan behoudens terreinafscheidingen. Nieuwvestiging van agrarische
bedrijven is uitgesloten. De bescherming van omliggende woonbebouwing is
hiermee gewaarborgd.
Wijgingsbevoegdheid.
Onder lid D van dit artikel is
een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming te kunnen wijzigen in de
bestemming "Wonen". Toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is
uitsluitend toegestaan onder de in lid D opgesomde randvoorwaarden.
A. BEBOUWING.
De tot "Agrarisch gebied
(te wijzigen bestemming)" bestemde grond mag niet worden bebouwd,
behoudens terreinafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan
1,5 m mag bedragen.
B. GEBRUIK VAN DE GROND ANDERS
DAN VOOR BEBOUWING.
I. Het is verboden de
tot "Agrarisch gebied (te wijzigen bestemming)" bestemde grond te
gebruiken in strijd met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
II. Onder strijdig gebruik zoals bedoeld onder I wordt tenminste
verstaan het gebruik van de grond voor zover dit niet rechtstreeks op de
bestemming gericht is:
1. als standplaats voor onderkomens;
2. als opslag‑, stort‑ of bergplaats
van al dan niet afgedankte voorwerpen of produkten;
3. voor de uitoefening van enige tak van handel,
detailhandel en/of bedrijf;
4. als kampeerterrein of dagcamping;
5. voor commerciële en/of reclamedoeleinden;
6. als parkeerterrein.
III. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder I van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
C. GEBRUIK VAN OPSTALLEN: niet van toepassing.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd voor de op de plankaart als zodanig aangeduide gronden, de bestemming
"Agrarisch gebied (te wijzigen bestemming)" te wijzigen in de
bestemming "Wonen", met inachtname van de volgende bepalingen:
1. door middel van een bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat
er geen sprake is van bodemverontreiniging, danwel dat na bodemsanering
ingevolge de Interimwet Bodemsanering respectievelijk de Wet Bodembescherming
de grond voldoet aan de "referentiewaarde goede bodemkwaliteit";
2. door middel van een exploitatie-overzicht dient te zijn aangetoond
dat realisering van een woongebied financieel-economisch haalbaar is;
3. het totaal aantal woningen mag niet minder dan 70 en niet meer
dan 90 bedragen;
4. a. de hoofdgebouwen langs
de bestaande langzaam-verkeersroute aan de westzijde van deze bestemming,
dienen met de voorzijde naar deze route te worden gebouwd;
b. hoofdgebouwen langs de Molenweg dienen te
worden georiënteerd op deze weg;
5. de wegen ter ontsluiting van het woongebied dienen een
doorgaande rijbaanbreedte van tenminste 3 m te hebben;
6. als norm voor het realiseren van parkeervoorzieningen dient te
worden gehanteerd 1,6 plaats/woning;
7. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient de procedure
zoals vermeld in artikel 19 in acht te worden genomen.
E. AANLEGVERGUNNINGEN: niet van toepassing.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN: zie artikel 15.
Artikel
10. Agrarisch gebied met landschappelijke en ecologische waarden.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Agrarisch gebied met landschappelijke en ecologische waarden"
aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.2.,
bestemd voor:
* agrarisch grondgebruik;
* behoud en/of herstel van ruimtelijk-structurele,
cultuurhistorische en ecologische waarden;
* recreatief medegebruik;
* waterhuishouding.
Beschrijving in hoofdlijnen.
Deze bestemming heeft betrekking
op een viertal gebieden:
- het gebied ten zuiden van de kom van Amby;
- de zone aan de Westrand van Amby: tussen de kom en het
landgoed Severen/A2;
- het restant van de voormalige wielerbaan;
- het gebied aan de westzijde van de Ambyerstraat Zuid, tussen
Ravecamp en de woonbebouwing aan de Ambyerstraat Zuid.
Het gebied ten zuiden van de kom
van Amby wordt zodanig ingericht dat een groene wig van formaat ontstaat die
als landschappelijke geledingszone fungeert, waarbij zichtlijnen op
karakteristieke landschapselementen (Ravecamp, Withuishof, kerktoren Amby) zijn
opengehouden.
Hierbij worden de volgende
uitgangspunten gehanteerd:
- er wordt een samenhang gecreëerd met de groene wig in groter
verband, de Geusselt en het landschap ten oosten van de Molenweg, waartoe ook
ecologische verbindingszones worden aangelegd;
- de randen worden ingericht tot recreatief aantrekkelijke
gebieden;
- dit gebied zal zoveel mogelijk open worden gehouden ter
versterking van de zuidelijke dorpsingang, met dien verstande dat tevens
gestreefd wordt naar een optimale dassenbiotoop ten behoeve van de aanwezige
dassenburcht in het gebied.
Voor de overige gebieden binnen
deze bestemming gelden de volgende uitgangspunten:
- de ruimtelijke kwaliteiten van de Westrand moeten versterkt
worden;
- de bestaande langzaam-verkeersroutes dienen verbeterd te
worden, alsmede dienen nieuwe routes te worden aangelegd ter verbetering van de
ontsluiting van de groengebieden ten noorden van de Severenstraat en de
verbetering van de verbindingen met de Westrand en het Geusseltcomplex;
- de waterhuishouding moet verbeterd worden.
A. BEBOUWING.
Op de tot "Agrarisch gebied
met landschappelijke en ecologische waarden" bestemde gronden mag niet
worden gebouwd.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig
met deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Agrarisch gebied met
landschappelijke en ecologische waarden" bestemde gronden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
1. het beplanten van gronden met houtgewas;
2. het scheuren van grasland;
3. het omzetten van grasland in bouwland ten
behoeve van veevoedergewassen;
4. het aanleggen en verharden van wegen, paden,
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, groter dan 200 m2;
5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en
daarmee verband houdende constructies;
6. het aanbrengen van kleine voorzieningen voor
extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;
7. het wijzigen van de waterhuishouding of de
grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door
bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van
gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van
waterlopen, sloten en greppels.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien
de in de doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet
onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen
onevenredig nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang
en werken het normale onderhoud betreffende.
IV. Met betrekking tot de in dit lid genoemde werken en/of
werkzaamheden onder I.7 moet voorafgaande aan de beslissing op de
aanlegvergunning advies worden ingewonnen bij het "Waterschap Roer en
Overmaas".
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN: niet van toepassing.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Sport/park" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 2.2, bestemd voor
* recreatieve doeleinden en sportbeoefening;
* behoud en/of herstel van ruimtelijk-structurele en ecologische
waarden;
* waterhuishoudkundige doeleinden;
* horecadoeleinden ter plaatse van de op de plankaart aangeduide
zone "horeca en recreatieve voorzieningen" en verder uitsluitend als
ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de aanwezige sportvoorzieningen;
* de inrichting en het gebruik als standplaats voor niet meer
dan 12 woonwagens met bijbehorende voorzieningen binnen de op de plankaart aangeduide
zone "woonwagenstandplaatsen", waarbij de oppervlakte per standplaats
niet minder dan 175 m2 mag bedragen;
* verkeersdoeleinden ten behoeve van de hierboven genoemde
functies, alsmede voor langzaam verkeer;
* voor het behoud van de aan de bebouwing en de gronden te
onderkennen cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden;
* waterhuishoudkundige doeleinden, voor het ontvangen, bergen
en/of afvoeren van water.
Beschrijving in hoofdlijnen.
Het gehele Geusseltcomplex dient
een samenhangend geheel te worden, dat functioneert als recreatievoorziening
voor de kern Amby alsmede voor de westelijk en zuidelijk gelegen stadsdelen van
Maastricht.
De ruimtelijke en fysieke
relaties met de aansluitende gebieden worden verbeterd teneinde een betere
verweving tussen stad en landschap tot stand te brengen en de samenhang tussen
plateau en Maasdal te versterken.
In het kader van de ontwikkeling
van de ruimtelijke hoofdstructuur zal een herstructurering van de aanwezige
sportvelden worden doorgevoerd in samenhang met de aanleg van voetpaden.
De ecologische kwaliteit van het
gebied wordt verhoogd onder andere door een verbinding tot stand te brengen
middels een waterlijn tussen de regenwatervijver en de noordelijk van het park
gelegen groengebieden, alsmede met de westelijk van het park gelegen groene wig
tussen Amby en Scharn.
Langs de zuidrand van het park
aan de Terblijterweg wordt een nieuwe gesloten parkrand aangelegd.
De noordrand van het park zal
een meer open karakter krijgen in de richting van de Severenstraat/Marathonweg.
A. BEBOUWING.
De op de plankaart als
"Sport/park" aangeduide gronden mogen worden bebouwd met gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, uitsluitend
binnen de volgende op de plankaart aangeduide zones, met inachtname van de
volgende bepalingen;
1. binnen de zone "horeca en recreatieve voorzieningen":
uitsluitend tot instandhouding van de bestaande bebouwing;
2. binnen de zone "woonwagenstandplaatsen" met dien
verstande dat:
a. geen woningen mogen worden gebouwd;
b. niet meer dan 12 standplaatsen mogen worden
gebouwd, met een oppervlakte van tenminste 175 m2 per standplaats;
c. uitsluitend sanitaire-units en/of
bergingsruimten mogen worden gebouwd waarbij de volgende afmetingen moeten
worden aangehouden:
1. maximale gezamenlijke oppervlakte per
standplaats: niet meer dan 50 m2;
2. hoogte: niet meer dan 4 m;
3. goothoogte: niet meer dan 3 m;
d. het totale bebouwde oppervlak van woonwagen
en bijgebouwen mag per standplaats niet meer dan 60% bedragen;
e. binnen de op de plankaart als "zone
waarbinnen bedrijfsgebouwtjes zijn toegestaan" mag niet worden gebouwd,
behoudens vrijstelling ingevolge lid F van dit artikel;
3. buiten de aangeduide zones mag het bebouwingspercentage maximaal
10% bedragen, waarbij de afzonderlijke oppervlakte per hoofdgebouw niet meer
mag bedragen dan 800 m2, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen
dan
6
m.
4. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag
niet meer bedragen dan 6 m.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming, met dien verstande dat binnen de zone
"woonwagenstandplaatsen" het onbebouwde terrein gebruikt mag worden
voor detailhandel in motorvoertuigen.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN.
I. Het is verboden op de tot "Sport/park" bestemde
gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten
uitvoeren:
1. het verwijderen van houtgewas, het slechten
van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen als poelen,
moerasjes en boomgroepen;
2. het aanleggen en verharden van wegen, paden,
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, groter dan 200 m2;
3. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en
daarmee verband houdende constructies;
4. het aanbrengen van kleine voorzieningen voor
extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie;
5. het wijzigen van de waterhuishouding of de
grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door
bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van
gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van
waterlopen, sloten en greppels.
II. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien
de in de doeleindenomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet
onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen
onevenredig nadelige gevolgen hebben.
III. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken van geringe omvang
en werken het normale onderhoud betreffende.
IV. Met betrekking tot de in dit lid genoemde werken en/of
werkzaamheden onder I.5 moet voorafgaande aan de beslissing op de
aanlegvergunning advies worden ingewonnen bij het "Waterschap Roer en
Overmaas".
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A.2.e. voor de bouw
van bedrijfsgebouwtjes ten behoeve van de bewoners van de betreffende
woonwagenstandplaatsen, met inachtname van de volgende bepalingen:
- de maximale goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
- het totale gebied dat is aangeduid als "zone waarbinnen
bedrijfsgebouwtjes zijn toegestaan" mag voor niet meer dan 40% worden
bebouwd;
- de vrijstelling mag alleen worden verleend ten behoeve van
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende
Staat van bedrijfsactiviteiten;
- de vrijstelling mag alleen worden verleend onder de voorwaarde
dat het terrein niet gebruikt mag worden voor de opslag en verwerking van
sloop- en schrootmaterialen.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Sport/bedrijven" aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 2.2., bestemd voor:
* recreatieve doeleinden
* handelsdoeleinden, niet zijnde detailhandel
* bedrijfsdoeleinden
* horecadoeleinden.
Beschrijving in hoofdlijnen.
De omgevingskwaliteit van het
stadion zal worden verhoogd door middel van representatieve bebouwing en
beplanting.
Bedrijven.
In de zone Sport/bedrijven A
(directe omgeving stadion) gelden voor wat betreft de segmentering geen
belemmeringen voor de te vestigen bedrijven, met dien verstande dat alleen
bedrijven kunnen worden gevestigd welke qua representativiteit dienen bij te
dragen aan de verbetering van de verblijfskwaliteit van dit gebied.
De te vestigen bedrijven dienen
inpasbaar te zijn in de omgeving zowel ruimtelijk als qua milieubelasting met
dien verstande dat geen zelfstandige kantoorgebouwen zijn toegelaten.
In de zone Sport/bedrijven B
zijn qua segmentering bovenregionale bedrijven toelaatbaar in de branches
kleinschalige high-tech bedrijven, lichte bedrijfsactiviteiten en
handelsbedrijven exclusief detailhandel.
In aansluiting op het bedrijventerrein
Scharn Noord zijn ook regionale bedrijven in de branches groothandel,
ambachtelijke en lichte bedrijvigheid toegestaan.
De ontsluiting van de bedrijven
in het gebied tussen de Terblijterweg, Olympiaweg en Stadionweg dient plaats te
vinden op de Olympiaweg en de Stadionweg.
De te vestigen bedrijven ten
zuiden van de Olympiaweg dienen te worden ontsloten aan de Olympiaweg danwel de
Stadionweg.
De milieuhygiënische
toelaatbaarheid van bedrijven wordt getoetst aan de inpasbaarheid in de
omgeving qua milieubelasting.
Aan de voorschriften is een
Staat van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd waarin de bedrijven zijn opgenomen
die in principe toelaatbaar zijn.
Bedrijven in categorie 1 t/m 3
zijn rechtstreeks toelaatbaar mits de afstanden zoals opgenomen in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten worden aangehouden.
Horeca.
Binnen de zone Sport/bedrijven A
zijn horecavestigingen toegelaten. Hierbij wordt gedacht aan een (sport)hotel
met recreatieve voorzieningen, alsmede aan een zelfstandig restaurant.
Binnen de zone Sport/bedrijven B
is uitsluitend een horecavestiging toegestaan indien het betreft de
verplaatsing van een bestaande dansschool met een regionaal karakter vanuit de
bebouwde kom van Amby.
A. BEBOUWING.
Binnen deze bestemming mogen
gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van
deze bestemming, met inachtname van de volgende bepalingen:
1. Het bebouwingspercentage zoals op de plankaart aangegeven mag
niet worden overschreden.
2. Goothoogte ten minste 10 m en ten hoogste 13 m, met dien
verstande dat voor 20% van de bebouwing een goothoogte van 16 m is toegestaan;
3. bouwhoogte mag maximaal 4 m meer bedragen dan de toegestane
goothoogte, tenzij op de plankaart een grotere bouwhoogte is toegestaan;
4. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan 6 m, met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van het
voetbalstadion welke niet hoger mogen zijn dan 45 m.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID: niet van toepassing.
E. AANLEGVERGUNNINGEN: niet van toepassing.
F. VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN.
I. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid A onder 4 ten aanzien van de maximale hoogte
van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclamezuilen en
reclamemasten tot een maximale hoogte van 35 m.
Artikel
13. Verkeers- en verblijfsgebied.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"Verkeers- en verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn met
inachtneming van het bepaalde in artikel 2.2 en binnen de op de plankaart
aangeduide zones bestemd voor:
* hoofdstraten;
* buurtverzamelstraten;
* woonstraten/erven/verblijfsruimten;
* langzaam-verkeersroutes, met de daarbij behorende
parkeerplaatsen, fiets- en voetpaden, pleinen, bermstroken, bermsloten en beplantingen;
alsmede voor:
* parkeren binnen de op de plankaart aangeduide zones
"P";
* binnenterrein met garageboxen binnen de op de plankaart
aangeduide zone "B, Binnenterrein met garageboxen";
* religieuze doeleinden in de vorm van een kapel ter hoogte van
de op de plankaart aangegeven aanduiding "kapel";
* de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve
van de drinkwatervoorziening;
* waterhuishoudkundige doeleinden;
* het behoud van de aan de bebouwing en de gronden te
onderkennen cultuurhistorische, archeologische en/of architectonische waarden;
alsmede voor de niet nader op de
plankaart aangeduide
* nutsvoorzieningen;
* fietsenstallingen, (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen,
straatmeubilair e.d.;
* straatvoorzieningen voor het inzamelen van afval.
Beschrijving in hoofdlijnen.
1.1. Ontsluiting van Amby.
De wegen Ambyerstraat Noord en
-Zuid, de Severenstraat en de Longinastraat zijn de hoofdstraten die dienen
voor de ontsluiting van het dorp Amby. De overige wegen en straten in het plangebied
zijn buurtverzamelstraten, woonstraten c.q. erven en langzaam-verkeersroutes.
1.2. Functie en profilering van het gebied.
a. De inrichting en/of de profilering van het verkeers- en
verblijfsgebied zal zijn afgestemd op de op de plankaart aangeduide functies.
b. Bij de proportionering van de profielen worden de navolgende
maten als leidraad gehanteerd:
- bij hoofdstraten en buurtverzamelstraten
zal de rijwegbreedte 4 tot 7,5 m bedragen;
- bij woonstraten en openbare erven zal de
rijwegbreedte 3,5 tot 5,5 m breed zijn;
- bij langzaam-verkeersroutes zal de breedte
2 tot 3,5 m breed zijn.
c. Erven en woonstraten hebben een primaire verblijfsfunctie, niet
een stroomfunctie voor het autoverkeer.
De
afmetingen van de erven dienen zodanig te zijn dat de bereikbaarheid van
aanliggende gebouwen en de toegankelijkheid voor het autoverkeer is
veiliggesteld.
d. Voor zover het verkeers- en verblijfsgebied een functie als
langzaam-verkeersroute vervult, worden hiervoor adequate en herkenbare
voorzieningen getroffen.
Grondwaterbescherming.
In de doeleindenomschrijving is
bepaald dat binnen deze bestemming de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening tevens wordt nagestreefd.
Dit is opgenomen in verband met de ligging van deze bestemming binnen het
grondwaterbeschermingsgebied van het waterwingebied "IJzeren kuilen".
Door de formulering van de grondwaterbescherming in de doeleindenomschrijving
is de planologische basisbescherming geboden. Verdere bescherming van het
grondwater vindt plaats door middel van de provinciale
grondwaterbeschermingsverordening en de bepalingen van de Keur van het
Waterschap.
A. BEBOUWING.
De tot "Verkeers- en
verblijfsgebied" bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met:
1. bouwwerken ten dienste van de constructie en verkeerstechnische
uitrusting van wegen en de inrichting van het onbebouwde gebied, met inachtname
van het volgende:
a. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m3
bedragen;
b. de hoogte van gebouwen mag niet meer dan 2,7
m bedragen:
2. binnen de aanduiding "B, Binnenterrein met
garageboxen" met maximaal 36 garageboxen met een hoogte van maximaal 2,7 m
en een breedte van maximaal 3 m.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming.
2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde onder 1 van dit lid indien strikte toepassing van deze verbodsbepaling
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
D. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het op de plankaart als "gebied met wijzigingsbevoegdheid I"
te wijzigen in de bestemming "wonen B" met inachtname van de volgende
criteria:
* er dienen overwegend grondgebonden woningen met een goothoogte
van maximaal 9 m en een bouwhoogte van maximaal 13 m gerealiseerd te worden;
* deze woningen dienen georiënteerd te zijn op het
binnenterrein;
* op het binnenterrein, dat onbebouwd dient te blijven, dient
voorzien te worden in de parkeerbehoefte van de te realiseren woningen;
* op het binnenterrein kan voor een gedeelte in de
parkeerbehoefte van de aangrenzende supermarkt worden voorzien, waarbij
Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van het
maximaal toelaatbare aantal en de situering van deze parkeerplaatsen alsmede de
situering en de breedte van de in- en uitritten van het binnenterrein;
* de bevoorrading van de supermarkt aan de Ambyerstraat kan via
dit binnenterrein worden toegestaan, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat er
een afzonderlijke inrit en een afzonderlijke uitrit van dit binnenterrein op de
Cramer van Brienenstraat wordt gerealiseerd. Om overlast van de bevoorrading te
voorkomen kan ten behoeve van de bevoorrading een gebouwde voorziening worden
gerealiseerd aan de noord- en/of oostzijde van het binnenterrein.
Artikel
14. Groenvoorzieningen.
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als zodanig
aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.2.,
bestemd voor parken, plantsoenen, sport- of speelvoorzieningen, bermstroken en
andere groenvoorzieningen met de daarbij behorende paden, vijvers, alsmede de
daarbij naar hun aard behorende gebouwen, zoals gebouwen voor onderhoud en
beheer en speelhuisjes en andere bouwwerken zoals speeltoestellen.
A. BEBOUWING.
De tot "Groenvoorzieningen"
bestemde grond mag uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken ten dienste van
deze bestemming, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop
voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met
deze bestemming.
2.
Burgemeester
en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1 van dit lid indien
strikte toepassing van deze verbodsbepaling zou leiden tot een beperking van
het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
Artikel
15. Agrarisch gebied (onbebouwd).
Doeleindenomschrijving.
De op de plankaart als
"agrarisch gebied (onbebouwd)" aangewezen gronden zijn bestemd voor
agrarisch grondgebruik.
Beschrijving in hoofdlijnen.
Agrarische doeleinden.
De bestemming richt zich vooral
op het agrarische bodemgebruik, met dien verstande dat geen bebouwing is
toegestaan behoudens terreinafscheidingen. De bedrijfsuitoefening van de
aangrenzende champignonkwekerij is hiermee gewaarborgd.
Nieuwvestiging van agrarische
bedrijven is uitgesloten. De bescherming van omliggende woonbebouwing is
hiermee gewaarborgd.
A. BEBOUWING.
Op de tot "agrarisch gebied
(onbebouwd)" bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
B/C. GEBRUIK VAN GROND EN
OPSTALLEN.
1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de
daarop voorkomende opstallen te gebruiken voor een doel of op een wijze
strijdig met deze bestemming.
2.
Burgemeester
en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1 van dit lid indien
strikte toepassing van deze verbodsbepaling zou leiden tot een beperking van
het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
Paragraaf
III. Algemene vrijstellingen en wijzigingen (flexibiliteit).
Artikel
16. Vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 15 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening.
Burgemeester en Wethouders
kunnen vrijstelling verlenen van het in dit plan bepaalde:
1. ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de
afwijking van geringe aard is ten aanzien van andere ondergeschikte punten,
wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is,
respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk
maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
2. van de in de artikelen 4 t/m 14 genoemde maten en percentages,
mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad;
3. voor het uitbreiden van een bestaand woonwagencentrum met maximaal
3 standplaatsen met dien verstande dat het totaal aantal plaatsen per
woonwagencentrum nooit meer dan 15 mag bedragen en indien de belangen van
derden niet onevenredig worden geschaad en de uitbreiding op een goede wijze
ruimtelijk wordt ingepast;
4. voor het toevoegen van één bouwlaag bij hoofdgebouwen tot maximaal
3 bouwlagen, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en
het past binnen het stedebouwkundig beeld van de omgeving;
5. het bepaalde in de artikelen 5 t/m 9 ten aanzien van de breedte
van hoofdgebouwen mits de stedebouwkundige samenhang niet onevenredig wordt
aangetast. Er zal sprake zijn van onevenredige aantasting van de
stedebouwkundige samenhang als:
- de bebouwingskarakteristiek (open,
half-open of gesloten) wordt aangetast;
- de karakteristiek van de openbare ruimte
wordt aangetast;
- de diversiteit (qua verschijning, functie
of tijdsbeeld) en de historische of stedebouwkundige betekenis van de bebouwing
wordt aangetast;
6. ten aanzien van de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet
voorkomt in de van deze voorschriften als bijlage deel uitmakende Staat van
bedrijfsactiviteiten, indien deze naar haar aard en invloed op de directe
omgeving kan worden gelijk gesteld met een ter plaatse toegelaten
milieucategorie bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de Inspecteur van
de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu in Limburg in de situatie
wordt gehoord;
7. ten aanzien van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die vallen
onder milieucategorie 3 volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten die als
bijlage is opgenomen in deze voorschriften, indien deze naar haar aard en
invloed op de directe omgeving kan worden gelijk gesteld met een ter plaatse
toegelaten milieucategorie bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de
Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu in Limburg in
de situatie wordt gehoord;
8. voor het bouwen van zendmasten tot een maximale hoogte van 18.00
m.
Artikel
17. Algemene wijzigingsbevoegdheid ingevolge artikel 11 van de Wet
op de ruimtelijke ordening.
1. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen:
voor
het oprichten van milieustations met een grondoppervlak van maximaal 3000 m2
en met maximaal 200 m2 grondoppervlak gebouwen met een goothoogte
van maximaal 4,50 m per milieustation, indien de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad, de voorziening op een goede wijze ruimtelijk wordt
ingepast en de Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu
in Limburg is gehoord.
2. De Raad van de gemeente kan het plan wijzigen:
voor
zover het betreft het vervangen van enige bestemming ten behoeve van het
oprichten van woonwagencentra met een maximaal aantal standplaatsen van 15 per
centrum, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het
op een goede wijze ruimtelijk wordt ingepast.
3. Bij de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld onder lid 1 en lid 2
wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 19.
(goedkeuring onthouden)
Paragraaf
IV. Overige bepalingen.
Artikel 18. Bepaling ter algemene bescherming van het plan.
Geen bouwwerk of complex van
bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex
van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou
blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
Artikel
19. Overgangsbepalingen.
A. Overgangsbepalingen met betrekking
tot de bebouwing.
1. De op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp-plan
bestaande bouwwerken, alsmede bouwwerken, welke in aanbouw zijn op het tijdstip
van de in-ontwerp-ter-inzage-legging, dan wel kunnen worden gebouwd krachtens
een eerder aangevraagde bouwvergunning, welke in strijd zijn met het
bestemmingsplan, mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk worden
veranderd, mits de afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar de
omvang, niet worden vergroot en behoudens onteigening krachtens de wet.
2. Voor het geheel vernieuwen, geheel veranderen of in beperkte mate
uitbreiden van bedoelde bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders
vrijstelling verlenen van de bepalingen van dit plan, met dien verstande dat:
a. bij gehele vernieuwing of gehele verandering
de bestaande afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar de omvang,
niet mogen worden vergroot;
b. het "in beperkte mate uitbreiden"
niet verder mag gaan dan 15% van de inhoud van de ten tijde van de ter-inzage-legging
van het ontwerp-plan bestaande bebouwing, mits de bestaande afwijking naar de
aard niet wordt vergroot.
Met
geheel vernieuwen of geheel veranderen wordt gelijkgesteld het systematisch
gedeeltelijk vernieuwen of gedeeltelijk veranderen met het kennelijk doel om
zodoende uiteindelijk tot een gehele vernieuwing of gehele verandering te
komen.
3. In geval van verwoesting door calamiteit mogen de in lid 1. van
dit artikel bedoelde bouwwerken worden herbouwd -behoudens onteigening
overeenkomstig de wet- mits:
a. de afwijkingen van het plan niet naar aard of
omvang worden vergroot;
b. een aanvraag om een vergunning tot herbouw
binnen 2 jaar na tenietgaan is ingediend.
B. Overgangsbepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en
opstallen.
1. Indien ten tijde van het van kracht worden van het plan gronden en
opstallen worden gebruikt in afwijking van het plan, mag dat gebruik worden
voortgezet.
2. Wijziging van het met het plan strijdige gebruik van gronden en
opstallen is toegestaan, indien door die wijziging van het gebruik de afwijking
van het plan naar de aard niet wordt vergroot.
Artikel
20. Procedureregeling.
Met betrekking tot de
voorbereiding van de wijziging van het plan door burgemeester en
wethouders volgens artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is
Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 21. Strafrechtelijke bepaling.
Overtreding van het bepaalde in:
Paragraaf II artikel
4, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel 5, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel 6, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel 7, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel 8, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel 9, lid B onder I,
artikel
10, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel
11, lid B/C onder 1 en E onder I,
artikel
12, lid B/C onder 1,
artikel
13, lid B/C onder 1,
artikel
14, lid B/C onder 1,
artikel
15, lid B/C onder 1 en
wordt aangemerkt als strafbaar
feit, zoals bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Artikel 22. Slotbepaling.
Deze voorschriften kunnen worden
aangehaald onder de titel:
"Voorschriften
bestemmingsplan Amby 1993 van de gemeente Maastricht".
's‑Hertogenbosch, oktober
1993/gewijzigd maart 1994
Croonen Adviseurs b.v.