logo gemMtr klrParagraaf 4 Dubbelbestemmingen

 

 

Artikel 14 Archeologisch attentiegebied

 

1.      Doeleindenomschrijving

De op de bestemmingskaart voor Archeologisch attentiegebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere, bij dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen (artikelen 5 t/m 8 en 10 t/m 12) primair bestemd voor de bescherming van de in het gebied voorkomende archeologische waarden.

 

2.      Aanlegvergunningen

a.      Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

1.      het tot stand brengen én/of in exploitatie nemen van boor- en pompput­ten;

2.      het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,50 meter, anders dan normaal spitwerk, en het ophogen of egaliseren van de bodem; dit geldt ook in geval deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om (ondergrondse) gebouwen of infrastructurele voorzie­ningen te kunnen realiseren en bij werkzaamheden in het kader van bodemsanering;

3.      het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwer­pen in de bodem, dieper dan 0,50 meter.

b.      Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werk­zaamheden:

1.      van ondergeschikte betekenis;

2.      binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

3.      op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;

c.       De onder a bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de archeologische waarden in de betreffende gronden.

d.      Een onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder­zoek; aan bedoelde vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de in lid 1 bedoelde waarde; de beslissing met betrekking tot de aanlegvergunning wordt aan de betreffende instantie medegedeeld.