1. Inleidende
bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
1.
plan:
het
bestemmingsplan "Boschpoort" als aangegeven op de plankaart en in
deze voorschriften;
2.
aan- en/of uitbouw :
een
aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk, dat
architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel
opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze
voorschriften wordt een aan- en/of uitbouw gelijkgesteld met een aan het
hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;
3.
aan huis gebonden beroep:
de
uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend, en dat een ruimtelijke uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
4.
additionele voorzieningen:
die
voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen;
hieronder zijn in ieder geval begrepen gebouwde en ongebouwde
parkeervoorzieningen, plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het
openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsbouwwerken
en straatmeubilair of daarmee vergelijkbare voorzieningen. Hieronder worden
niet begrepen antenne-installaties en antennemasten;
5.
ambachtelijk consumentverzorgend
bedrijf:
een
bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of
herstellen van goederen geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook
in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang, het
verkopen en/of leveren van goederen;
6.
ander bouwwerk:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
7.
antenne-installatie:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het verzenden en/of ontvangen van
telecommunicatieverkeer met inbegrip van de daarbij behorende technische
installaties;
8.
antennemast:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop of waaraan een of meer
antenne-installaties als bedoeld onder 7 kan of kunnen worden geplaatst;
9.
atelier:
werkplaats
van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte
nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toestaan, passend in
de bestemming woondoeleinden (hoofd- en bijgebouw);
10.
bebouwing:
een
of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
11.
bebouwingspercentage:
een
in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel
van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
12.
bedrijfsgebouw:
een
gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met
uitzondering van activiteiten vallend onder geluidhinder veroorzakende
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichten- en
vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);
13.
bestaande bebouwing:
de
als zodanig op de plankaart aangegeven bebouwing dan wel bebouwing die op basis
van een afgegeven bouwvergunning mag worden casu quo is gebouwd;
14.
bestemmingsgrens:
een
op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
15.
bestemmingsvlak:
een
op de plankaart door een bestemmingsgrens omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven met een zelfde bestemming;
16.
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
17.
bouwgrens:
een
op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt waarachter gebouwen mogen
worden opgericht;
18.
bouwlaag:
een
gedeelte van een gebouw, dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder
en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen en 4,50 m voor andere gebouwen;
19.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar horende bebouwing is toegelaten;
20.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op
de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse
te functioneren;
21.
bijgebouw:
een
gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
en ten dienste staat van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze
voorschriften wordt een aan- en/of uitbouw aangemerkt als een bijgebouw;
22.
cafetaria/snackbar:
een
horecabedrijf, waarin frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in
combinatie met dranken worden verstrekt, al dan niet voor gebruik ter plaatse;
23.
coffeeshop:
een
horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken
voor gebruikers ter plaatse;
24.
cultuurhistorische waarde:
de
aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat
bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
25.
erf:
het
gedeelte van het bouwperceel waarop bijgebouwen mogen worden opgericht;
26.
extensief recreatief:
recreatie,
die in hoofdzaak gericht is op natuur medegebruik en landschapsbeleving, zoals
wandelen en fietsen en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van het betreffende
gebied;
27.
galerie:
tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst;
28.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
29.
geluidhinder veroorzakende
inrichtingen:
inrichtingen
als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb.
1979, 99), die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden
aangewezen in artikel 2.4. van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer
(Stb. 1993, 50);
30.
gestapelde woning:
een
woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen bevat;
31.
grondgebonden woning:
een
gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarvan op het bijbehorende
bouwperceel geen andere woningen voorkomen;
32.
hoofdgebouw:
een
gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw
op een bouwperceel is;
33.
kantoor:
een
ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het
verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard;
34.
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve,
sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte
detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
35.
onderbouw:
een
gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en niet als
bouwlaag wordt aangemerkt;
36.
peil:
a. voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van
de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
37.
praktijkruimte:
de
uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte
omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de
uitoefening van publiek verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten,
detailhandel, alsmede een seks- of pornobedrijf. In tegenstelling tot een aan
huis gebonden beroep kan deze functie worden uitgeoefend door een ander dan de
feitelijke bewoner van het pand.
38.
ruimtelijke karakteristiek:
het
ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en
onbebouwde ruimte inclusief het gebruik;
39.
ruimtelijke kwaliteit:
de
kwaliteit van de ruimte ter plaatse als bepaald door de gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;
40.
seks- en/of pornobedrijf:
een
voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw of terrein,
in welk gebouw of welk gedeelte van gebouw of terrein, handelingen, vertoningen
en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden.
Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte
van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt
voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen
uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf
is hieronder begrepen. Seks en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt
derhalve op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. bestemming zoals
bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;
41.
set-back:
terugliggende bouwlaag die wordt geprojecteerd
binnen de contouren van een denkbeeldig zadeldak dat op grond van deze
voorschriften is toegestaan en waarvan de helling van de vlakken maximaal 45°
bedraagt; een set-back wordt niet meegeteld bij de
bepaling van de goothoogte;
42.
smartshop:
een
gebouw of deel van een gebouw voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van
psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker, waaronder ook
wordt verstaan het uitstallen ten verkoop, en/of leveren van goederen bedoeld
voor de thuiskweek en/of het consumeren van hennep;
43.
straatprostitutie:
het
zich op de openbare weg resp. op openbare ruimten of in een zich op de openbare
weg bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte
functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q.
bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan;
44.
stroomvoerend winterbed:
het
winterbed van een rivier, dat bij een maatgevende afvoer, die eens in de 1250
jaar plaatsvindt, onder water loopt en waarvan al het water door het winterbed
wordt afgevoerd;
45.
voorgevelrooilijn:
lijn
waarin een (of meer) gevel(s) van een hoofdgebouw word(t)(en) geplaatst en die
is gelegen aan de zijden van de aan de weg grenzende perceelsgrens(zen);
46.
weg:
een
voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen
de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en
zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide
parkeerterreinen;
47.
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.