3. Algemene
bepalingen
Artikel 21. Vrijstellingsbevoegdheden ex artikel 15 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening
a. Burgemeester
en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het in dit plan bepaalde:
1. ten
aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van
geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit
met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk
indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
2. van
de in de artikelen 7 t/m 18 genoemde maten, aantallen en percentages, mits de
afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet onevenredig
worden geschaad;
3. voor
het plaatsen van andere bouwwerken op gronden welke zijn gelegen in het gebied
3 m vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrens tot de aan de weg gelegen
perceelsgrens;
4. voor
de bouw van maximaal 5 garageboxen aaneen met een hoogte van maximaal 3 m, een
breedte van maximaal 3 m per garagebox en een oppervlakte per garagebox van
maximaal 25 m2, mits dit past binnen het stedenbouwkundig beeld, het
de ruimtelijke kwaliteit niet aantast en de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad.
5. voor
het bouwen van antenne-installaties, antennemasten en overige
communicatievoorzieningen tot een maximale hoogte van 50 m;
6. voor
het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van
het algemeen belang met dien verstande dat:
a. de
inhoud van gebouwen mag niet meer dan 50 m3 bedragen;
b. de
goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 2,7 m bedragen;
c. de
hoogte van gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
d. de
oppervlakte van een gebouw ten dienste van het gebruik van het onbebouwd gebied
mag een grotere inhoud hebben dan onder a. is bepaald, maar de oppervlakte mag
niet meer dan 75 m2 bedragen;
7. voor
het vestigen van seks- en/of porno bedrijven en/of het toestaan van
straatprostitutie mits dit overeenkomstig het door de raad vastgestelde beleid
hiervoor is;
8. voor
het vestigen van smartshops, mits dit overeenkomstig het door de raad
vastgestelde beleid hiervoor is;
9. voor
het oprichten van ondergrondse gebouwen die niet onder bestaande gebouwen
gelegen zijn;
10. voor
het toevoegen van een gehele of gedeeltelijke bouwlaag meer dan op de plankaart
is aangegeven, mits daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden
geschaad.
b. De
hierboven bedoelde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige samenhang en de
ruimtelijke kwaliteit alsmede aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken en daardoor geen belangen van derden onevenredig worden
geschaad;
c. Voor
wat betreft de gronden die zijn bestemd tot stroomvoerend winterbed, wordt
vrijstelling uitsluitend verleend, indien het belang van de waterkering dit
toestaat, gehoord de waterbeheerder.