Artikel 23. Nadere eisen
1. Burgemeester
en wethouders kunnen in het gehele plangebied nadere eisen stellen ten aanzien
van:
a. de
situering, de afmetingen, de nokrichting, het aantal bouwlagen en de
stedenbouwkundige vormgeving van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;
b. de
situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. de
situering van in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groen- en
speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;
d. het
gebruik van gebouwen.
2. De
onder 1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien
dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het
stedenbouwkundig beeld en/of de cultuurhistorische waarde ter plaatse, dan wel
indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in
de bestaande bebouwing;
b. ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.