logo gemMtr klrArtikel 4.       Algemene bepalingen

 

1.      Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend na vrijstelling van burgemeester en wethouders onder bestaande gebouwen worden opgericht met een hoogte van maximaal 3,5 meter en met een maximum van 1 ondergrondse bouwlaag; zij mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik. De betreffende gebouwen mogen maximaal 1,5 meter boven peil worden gebouwd. Deze vrijstelling mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige samenhang en de ruimtelijke kwaliteit alsmede aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en daardoor geen belangen van derden worden geschaad.

2.      Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

3.      Voor bouwwerken die op de plankaart zijn aangeduid als object met cultuurhistorische waarde wordt gestreefd naar handhaving en/of herstel met behoud van de oorspronkelijke verschijningsvorm, waaronder tevens de kleur en het materiaalgebruik verstaan wordt. Veranderingen en uitbreidingen mogen uitsluitend van ondergeschikte aard zijn.

4.      Onder bij een woning aansluitende (zij- en achtererven als bedoeld in artikel 43 lid 1. onder c. en d. van de Woningwet of artikel 2 onder a. en b. van het Besluit meldingsplichtige bouwwerken (Stb. 1992, 196) worden verstaan de gronden welke gelegen zijn in het gebied 3 meter vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrenzen tot aan de achterperceelsgrenzen.