Artikel 5. Algemene bepalingen in verband met de Wet geluidhinder
1. Binnen
de onderzoekszones conform artikel 74 van de Wet Geluidhinder (Stb. 1981, 533),
mogen woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van de Wet
geluidhinder slechts worden opgericht indien de terzake door Gedeputeerde
Staten of een ander daarvoor aangewezen bestuursorgaan voor de vaststelling van
het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden casu quo de
voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door
Gedeputeerde Staten of een ander daarvoor aangewezen bestuursorgaan te stellen
aanvullende eisen.
2. In
afwijking van het bepaalde in lid 1. mogen de daar bedoelde geluidgevoelige
gebouwen ook worden opgericht indien de realisering van geluidbeperkende
voorzieningen, zo deze noodzakelijk zijn om overschrijding van de daar bedoelde
grenswaarden casu quo de voorkeursgrenswaarden te voorkomen, in voldoende mate
is verzekerd.
3. In
gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) zal optreden, dienen
geluidgevoelige ruimten, casu quo verblijfsruimten binnen de woningen, in
overwegende mate aan de geluidluwe, van de weg gekeerde, zijde van de woningen
gesitueerd te worden.