Artikel 3.2.
Gebruik van de grond voor bebouwing.
I. Op of in de tot agrarisch gebied van
hoge landschappelijke waarde bestemde gronden mag niet worden gebouwd,
behoudens het bepaalde in lid II, sub C van dit artikel.
II.A. Nadat zij van gedeputeerde staten een
verklaring hebben ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen
bezwaar hebben, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het
bepaalde in dit artikel onder 1 ten behoeve van:
1. een veldschuur, melkstal of een eenvoudige
schuilgelegenheid voor vee ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf,
mits:
a. het bebouwd oppervlak per bouwwerk niet
meer bedraagt dan 50 m2;
b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3m;
c. de oppervlakte van elk bouwperceel van zo
een bouwwerk tenminste 1 ha bedraagt;
2. een eenvoudige schuil- of schaftgelegenheid
voor personen, wier aanwezigheid verband houdt met in het agrarisch gebied van
hoge landschappelijke waarde uit te voeren werken of werkzaamheden, mits:
a. deze hiertoe onontbeerlijk is;
b. deze geen caravan, woon- of sta-caravan,
danwel een aan zijn gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
c. het oppervlak van dit gebouw ten hoogste 20
m2 bedraagt;
d. de hoogte van dit bouwwerk ten hoogste 2,25
m bedraagt.
B. Indien door de bouw of plaatsing of in
aanwezigheid van een bouwwerk onevenredig schade wordt of kan worden
toegebracht aan de landschappelijke, natuurwetenschappelijke of
cultuur-historische waarden, van deze gronden, wordt geen vrijstelling
verleend.
C. Waar op de bestemmingskaart militair
gebruik I is aangegeven, mogen andere bouwwerken voor militaire doeleinden
worden gebouwd, zoals schachten, afrasteringen en antennes.
III.A.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het plan ten
dienste van de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf,
mits:
1. de woning in het kader van de agrarische
bedrijfsvoering ter plaatse noodzakelijk is blijkens advies van de provinciale
directie voor de bedrijfsontwikkeling van het ministerie van landbouw en
visserij;
2. de afstand van de woning tot de bestaande
agrarische bedrijfsgebouwen ten hoogste 25 m zal bedragen;
3. de bepalingen van artikel 91.1. lid 2 sub
a tot en met f worden toegepast.
B. Een vrijstelling als bedoeld in dit lid
onder A kan slechts worden verleend na ontvangst van gedeputeerde staten van
een verklaring dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar
hebben.