Artikel 6.2. Gebruik van de grond voor bebouwing
I. Op of in de tot actieve recreatie
bestemde gronden mag niet worden bebouwd.
A. 1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in dit artikel onder I voor het oprichten van gebouwen en andere
bouwwerken ten dienste van veld- en watersport met dien verstande dat:
a. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 4
meter bedraagt;
b. de oppervlakte van gebouwen niet meer dan
100 m2 bedraagt;
c. de bebouwingsdichtheid maximaal 2%
bedraagt;
d. de hoogte van andere bouwwerken maximaal
10 meter bedraagt.
2. Een eenvoudige schuil- of schaftgelegenheid
voor personen, wier aanwezigheid verband houdt met in het gebied met bestemming
recreatie uit te voeren werken of werkzaamheden, mits:
a. deze onontbeerlijk is;
b. deze geen caravan, woon- of sta-caravan,
danwel een aan zijn oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig
betreft;
c. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt
dan 2,50 meter;
d. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2.
B. Indien door de bouw of plaatsing of de
aanwezigheid van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de
landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuur-historische waarden van
deze gronden, wordt geen vrijstelling verleend.