Artikel 4.3. Gebruik van de grond anders dan voor
bebouwing
Onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 2.2. wordt tenminste verstaan het gebruik van
gronden.
I.
a. als
staandplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang
de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het natuurgebied uit
te voeren werken of werkzaamheden;
b. als staanplaats voor wagens, geschikt en
bestemd voor de uitoefening van handel;
c. voor militaire oefeningen;
d. als sport- of wedstrijdterreinen, kampeer
of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, als lig- of speelweiden,
als zwemgelegenheden;
e. voor het beproeven van voertuigen; voor de
beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van
wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen en voor het racen of crossen met
motorrijtuigen en bromfietsen.
II. Voor het doen of laten uitvoeren van de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale
onderhoudswerkzaamheden zijnde:
a. werken of werkzaamheden ten behoeve van
doeleinden als omschreven in dit artikel onder I;
b. het aanbrengen van ondergrondse of
bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover geen
bouwwerken zijnde, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het
op de bestemming gerichte gebruik van de gronden danwel verband houdt met
transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen;
van dit verbod zijn
uitgezonderd:
erfafscheidingen met
een maximale hoogte van 1,25 m alsmede eenvoudige recreatieve voorzieningen als
een bank, afvalbak of wegwijzer;
c. het aanleggen van baad- of speelvijvers.