logo gemMtr klrArtikel 3 Algemene bepalingen voor alle bestemmingen

 

1.      Anti-dubbeltellingbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij de verlening van een bouwvergunning, of het toestaan van een meldingsplich­tig bouwwerk, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

2.      Bescherming van het plan

Het is niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

 

3.      Verbod overschrijding bestemmingsgrenzen

Het is verboden de op de - bestemmingskaart aangegeven bestemmings­grenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voorschriften uitdrukkelijk anders is bepaald.

 

4.      Ondergrondse gebouwen

a.      Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht met een hoogte van maximaal 3,50 meter per bouwlaag en met een maximum van 3 ondergrondse bouwlagen; zij mogen uitslui­tend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegesta­ne gebruik; de betreffende gebouwen mogen maximaal 1,50 boven peil worden gebouwd.

b.      Ondergrondse infrastructurele voorzieningen, waaronder waterber­gingsbassins, mogen worden gebouwd in gronden met de bestem­mingen Verkeersdoeleinden stedelijk (Vs), Verkeersdoeleinden wijk­ontsluiting (Vo) of Groenvoorzieningen (G).

 

5.      Verwijzing naar andere regelingen

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp plan.

 

6.      Slopen panden met architectonische en/of stedenbouwkundige waarde

a.      Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergun­ning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), panden van architectonische en/of stedenbouwkundige waarde, inclusief aan- of uitbouwen en/of aangebouwde bijgebouwen, dan wel daarbij beho­rende tuinmuren geheel of gedeeltelijk te slopen.

b.      Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerk­zaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraag­de vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;

c.       De onder a bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de architectonische en/of stedenbouwkundige waarde van het betreffen­de pand, dan wel indien wordt aangetoond, dat voor het betreffende pand in de bestaande vorm geen gebruiksmogelijkheden kunnen worden gevonden.

d.      Een onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de welstands/monumentencommissie; aan bedoelde vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de architectonische en/of stedenbouwkundige waar­de.

 

7.      Karakteristieke ruimte

De op de kaart ruimtelijke karakteristiek als zodanig aangegeven karakte­ristieke ruimte moet conform de bestaande situatie worden gehandhaafd.

 

8.      Toelaatbare bedrijfsactiviteiten

De uitoefening van bedrijfsactiviteiten, anders dan de toegestane, in de woning uitgeoefende, aan huis gebonden beroepen, respectievelijk consu­mentverzorgende, ambachtelijke bedrijfsactiviteiten is alleen toegestaan daar waar aangegeven in deze voorschriften en voor zover het bedrijf is opgenomen in de als bijlage bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 of 2 of, via vrijstelling in 3. Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet Geluidhinder (St. B. 1981, 671) zijn in het plangebied niet toegestaan.

 

9.      Hindercirkels

Binnen de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven hindercirkels L.P.G. en agrarische bedrijven is geen woningbouw mogelijk, voor zolang en voor zover deze hinder niet is opgeheven, respectievelijk ontheffing is verkregen.

 

10.    Maximale nokhoogte

De nokhoogte van een hoofdgebouw mag:

a.      bij woningen: niet meer dan 4 meter hoger zijn dan de goothoogte;

b.      bij overige gebouwen: niet meer dan 5,50 meter hoger zijn dan de goothoogte;

c.       Voor torenspitsen is de bestaande toestand maatgevend.

 

11.    Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.      de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkun­dige bepalingen in de Bouwverordening;

b.      de invloed van de omgeving op een bouwwerk;

c.       de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;

d.      de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;


e.      de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;

f.       de ruimte tussen bouwwerken; en

g.      erf- en tuinafscheidingen.

 

12.    Openbare nutsvoorzieningen

Op alle gronden is het toegestaan bouwwerken van openbaar nut te bou­wen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 75 m3 en de hoogte niet meer dan 4 meter zal bedragen. De doeleinden van openbaar nut nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang.

 

13.    Straalverbinding PTT/defensie

a.      Ter plaatse van de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven straalverbinding PTT/defensie geldt voor bouwwerken de op die kaart aangegeven hoogtebeperking.

b.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de beheer­der van de PTT/defensie straalverbindingen, in overeenstemming met de betreffende bestemmingsbepalingen vrijstelling te verlenen van de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven hoogtebeperking.

 

14.    Beschermingszone primair oppervlaktewater

Ten aanzien van de op de bestemmingskaart aangegeven beschermingszone primair oppervlaktewater geldt tevens de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

 

15.    Bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar middels een vrijstellings-, uitwerkings- respec­tievelijk wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat, alvorens bouwactivitei­ten een aanvang nemen, bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.