HOOFDSTUK
I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
1.
Plan:
het
bestemmingsplan Céramique als aangegeven op de plankaart A bestemmingen (tekening
nr. 069.46.9251), plankaart B functionele en ruimtelijke karakteristiek
(tekening nr. 069.46.9252) in deze voorschriften.
2.
Plankaart A en plankaart B:
de
kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan
begrepen gronden, respectievelijk de functionele en ruimtelijke karakteristiek
zijn c.q. is weergegeven.
3.
Aan huis gebonden beroep:
de
uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, para-medisch, kunstzinning,
ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen terrein; hieronder dienen niet
te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede vormen van
detailhandel.
4.
Ambacht:
het
bedrijfsmatig en milieuvriendelijk, geheel of overwegend door middel van
handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen,
alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen
die verband houden met het ambacht.
5.
Archeologische waarde:
de
aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de
in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of
activiteit.
6.
Bebouwing:
een
of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.
Bedrijfsgebouw:
een
gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, met
uitzondering van categorie A-inrichtingen als bedoeld in de Wet Geluidhinder.
8.
Beschermd stadsgezicht:
het
gebied zoals dat is aangegeven en omschreven bij de beschikking van de
minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 27 oktober 1982 nr. MA/MO-30I,
en op 1 oktober 1984 is ingeschreven in het register, als bedoeld in artikel
21 van de Monumentenwet.
9.
Bestemmingsgrens:
een
op de plankaart A aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een
bestemmingsvlak.
10.
Bestemmingsvlak:
een
op de plankaart A door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn
aangegeven met éénzelfde bestemming.
11.
Bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk.
12.
Bouwlaag:
een
gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw
en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen en 4,50 m. voor
andere gebouwen.
13.
Bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect
steun vindt in of op de grond.
14.
Bijzondere doeleinden:
niet
algemeen voorkomende stedelijke functies waaronder culturele, educatieve- en
vermaaksfuncties.
15.
Cultuurhistorische waarde:
de
aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat
is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft
gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
16.
Detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
17.
Dienstverlening:
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten.
18.
Gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
19.
Gestapelde woningen:
een
gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen
bevat.
20.
Horecabedrijf:
een
bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van het ter
plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van
zaalaccommodaties.
21.
Matrix:
de
op de plankaart A als aanduiding opgenomen vertikaal in vakjes verdeelde kolom
waarin per vertikaal vlak de bestemming(en) is c.q. zijn aangegeven.
22.
Onderbouw:
een
gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant
minder dan 1,50 m. boven peil is gelegen.
23.
Peil:
a. voor
gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte
van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
24.
Ruimtelijke kwaliteit:
de
kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en
toekomstwaarde van die ruimte.
25.
Stedebouwkundig beeld:
het
door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld
inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door
de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
26.
Stroombaanbegrenzing:
de
op de plankaart A als zodanig aangegeven lijn, die de begrenzing vormt tussen
het stroomvoerend en het uitsluitend waterbergend gedeelte van het winterbed.
27.
Structuur en karakteristiek van het
stadsgezicht:
de
waarde van het stadsgezicht, bepaald door structurele en visuele kenmerken,
zoals die zijn omschreven in de toelichting bij de beschikking tot aanwijzing
van Maastricht tot beschermd stadsgezicht ex artikel 20 van de Monumentenwet.
28.
Winterbed:
de
gronden die bij extreem hoge afvoeren van de rivier de Maas onder water staan
en blijvend een waterbergende, deels een stroomvoerende functie moeten kunnen
vervullen.
29.
Winterbedlijn:
de
op de plankaart A als zodanig aangegeven lijn, die de landwaartse begrenzing
vormt van het winterbed.
30.
Woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.