logo gemMtr klrParagraaf C Bepalingen met betrekking tot samengestelde bestemmingen

 

Artikel 20 Gebied met stroomvoerende functie

 

1.      Doeleindenomschrijving

De op de plankaart A als gebied met stroomvoerende functie aangegeven gron­den zijn, behalve voor doeleinden van de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemming (artikelen 12, 14 en 18 ) primair bestemd voor de waterhuishouding van de rivier de Maas en in het bijzonder de stroomvoerende functie.

 

2.      Bouwvoorschriften

In afwijking van het bepaalde in de in lid 1. genoemde artikelen is het verbo­den op deze gronden te bouwen.

 

3.      Vrijstelling

a.      Burgemeester en Wethouders zijn be­voegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2. indien en voor zover de aan de betrokken gron­den gegeven andere bestemming zich hiertegen niet verzet.

b.      De sub a. bedoelde vrijstelling wordt niet verleend indien door de aanwezigheid van de beoogde bebou­wing de stroomvoerende functie van de gronden onaanvaardbaar wordt be­lemmerd en niet voor dat de Hoofdingenieur-directeur van de Rijkswa­terstaat ter zake is gehoord.

 

4.      Werken en werkzaamheden

Het is verboden op deze gronden de vol­gende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

-        ophogingen aan te brengen;

-        terreinomheiningen aan te brengen;

-        beplantingen en/of bomen aan te bren­gen;

-        bovengrondse constructies, installa­ties of apparatuur, steigers inbegre­pen aan te brengen, met uitzondering van bakens ter geleiding van de scheepvaart tot een hoogte van maxi­maal 8,00 m.;

-        staan- of ligplaatsen voor onderko­mens te nemen hebben of houden.

 

5.      Vrijstelling

a.      Burgemeester en Wethouders zijn be­voegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4. indien en voor zover de aan de betrokken gron­den gegeven andere bestemming zich hiertegen niet verzet.

b.      De sub a. bedoelde vrijstelling wordt niet verleend indien door de aanwezigheid van de beoogde werken en/of werkzaamheden de stroomvoeren­de functie van de gronden onaan­vaardbaar wordt belemmerd, en niet voor dat de Hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat ter zake is gehoord.