logo gemMtr klrArtikel 22  Beschermingszones

 

1.      Doeleindenomschrijving

De op de plankaart A als beschermings­zone aangegeven gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere krach­tens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen. (artikelen 15 en 16), pri­mair bestemd, voor bescherming en onder­houd van de op de plankaart A aangedui­de hoogspanningskabel.

 

2.      Bouwvoorschriften

a.      In afwijking van het bepaalde in de in lid 1. genoemde artikelen is het verboden op deze gronden bebouwing op te richten;

b.      Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het be­paalde in dit lid sub a. ten behoe­ve van bebouwing als toegestaan in­gevolge de ter plaatse op de plankaart A aangewezen andere be­stemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebou­wing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveilig­heid van de kabel.

 

3.      Voorschriften omtrent werken en werkzaamheden

a.      Het is verboden, zonder of in afwij­king van een schriftelijke vergun­ning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op/in deze gron­den de volgende werken, geen bouw­werken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

-        gesloten wegdek aan te brengen;

-        beplantingen en/of bomen aan te brengen c.q. te vellen en/of te rooien;

-        watergangen te wijzigen en afgra­vings- en ontgrondingswerkzaamhe­den uit te voeren, anders dan nor­maal spitwerk, dieper dan 0,3 m.;

-        heiwerken uit te voeren en/of scherpe voorwerpen in de bodem in te drijven, dieper dan 0,3 m.;

b.      het sub a. van dit lid bepaalde is niet van toepassing;

-        voor werkzaamheden, normale onder­houdswerkzaamheden zijnde;

-        voor het rooien of vellen van be­staand houtgewas in het kader van normale verzorging van onderhoud;

c.       de werken of werkzaamheden, als be­doeld onder a. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toe­gebracht aan de kabel.

 

4.      Procedure voorschriften

Een vrijstelling als bedoeld in lid 2. sub b., resp. een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3. sub a., wordt slechts verleend, nadat terzake advies is in­gewonnen van de beheersinstantie van de in lid 1. bedoelde kabel; de beslis­sing met betrekking tot de vrijstel­ling, resp. aanlegvergunning, wordt aan de betreffende beheersinstantie meege­deeld.