logo gemMtr klrArtikel 7 Hoofdlijnen

 

1.      Algemeen

Het plan richt zich op het versterken van de stedelijke structuur van de stadskern van Maastricht.

Dit geschiedt in het bijzonder door middel van kwalitatieve en kwantitatie­ve verbetering c.q. vergroting van de woon- en kantoorfunctie, de culturele en maatschappelijke functie ten behoeve van de stad en regio en een beperkte winkelfunctie. Het plangebied is door goede verkeerswegen in het stedelijk weefsel geïntegreerd; een en ander op een wijze zoals omschreven in lid 2. en tot uitdrukking komend op de plankaart B (functionele en ruimtelijke karakte­ristiek).

 

2.      Functionele en ruimtelijke karakteristiek        

Het plan wordt functioneel gekarakteriseerd door enerzijds de ruime mogelijk­heden tot menging van functies als wo­nen en kantoren op veel plaatsen in het plangebied en anderzijds en een beperkt aantal gebieden voor monofuncties.

De begane grondlaag van woningbouwcom­plexen aan de belangrijkste ontslui­tingsroutes voor snel- en langzaamver­keer biedt mogelijkheden voor pu­bliekstrekkende functies van verschil­lende aard.

De winkelvoorzieningen en een overdek­te marktplaats voor multifunctioneel gebruik zijn geconcentreerd in het aan Oud-Wyck aanpalende noordwestelijk deel en de bijzondere doeleinden in het zui­delijk plandeel met name rondom de als waardevol en behoudenswaardig te be­schouwen Wiebengahal (museale functie) en nabij de J.F. Kennedybrug (andere culturele functies). Tevens is hier een hotelfunctie gelokaliseerd.

 

Door de ligging van het plangebied in het stedelijk weefsel wordt de belang­rijkste verkeersfunctie gevormd door een overwegend noord-zuid lopende weg met een breed profiel die de Wilhelmi­nasingel verbindt met de Limburglaan.

Deze weg vormt tevens de belangrijkste ontsluiting voor het plangebied. Voor de ontsluiting naar het oosten zorgen een weg met aangepast profiel, die de verbinding vormt met de spoorwegover­gang bij de Duitse Poort en de verbrede verbinding via de tunnel onder de spoorlijn Maastricht-Luik.

Het gebied wordt verder qua langzaam-verkeersontsluitingen gekarakteriseerd door de route langs de Maas en die met Oud-Wyck in het noordwestelijk plan­deel. Tevens is er een tweede langzaam-verkeersverbinding middels een brug over de Maas vanuit dit plandeel naar de westelijke oever.

 

De bebouwing rondom de J.F. Kennedybrug vormt de verbinding met de wijk Rand­wyck.

In het noorden wordt door pleinvorming met bebouwing mede een relatie naar Oud-Wyck gelegd.

 

Het parkeren vindt voornamelijk plaats onder de bebouwing in geheel of gedeel­telijk onder het maaiveld gelegen ac­commodaties met een concentratie, gelet op de functies aldaar, in het noordwes­ten en het zuiden. Parkeren op maaiveld vindt plaats langs de verlengde Lim­burglaan.

 

Er wordt gestreefd naar een maximale verkeersveiligheid.

Er wordt in het westelijk plandeel langs de Maas een groengebied opgeno­men, dat aan de noordzijde door een waterpartij met keer- en kademuren wordt begrensd. Tevens zijn er twee groengebieden van beperkter aard aan de oostzijde van het plangebied.

 

De ruimtelijke structuur wordt geken­merkt door de noord-zuid lopende weg met breed profiel en begeleid door bo­menrijen, die, zoals gesteld, aan de noordzijde is verbonden met de Wilhel­minasingel en aan de zuidzijde aansluit op de Limburglaan.

Aan de westzijde van deze weg loopt langs de Maas een noord-zuid gerichte bebouwing. De bebouwing aan de oostzij­de van genoemde weg is in hoofdzaak oost-west gericht en georiënteerd op parkachtige ruimten die op twee plaat­sen over de weg heengrijpen.

 

In het deel van het plangebied dat deel uitmaakt van het beschermd stadsgezicht zijn de structuur en de karakteristiek van het stadsgezicht bepalend. Tevens worden de Maaspunttoren en het Waterto­rentje (monumenten) in het plan geres­pecteerd.

 

Het plangebied heeft een aantal oriën­tatiepunten, dat op markante plaatsen is gesitueerd en mede op deze wijze stedebouwkundige accenten aanbrengt.

 

Er wordt gestreefd naar een stadsdeel met een hoge graad van sociale veilig­heid.