Artikel 14 Algemene
vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het in dit plan bepaalde:
1. ten aanzien van de
plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is
en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de
praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing
aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad;
2. van de in de
artikelen 5 t/m 10 genoemde maten, aantallen en percentages, mits de afwijking
niet meer bedraagt dan 10% met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 lid
5. en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3. van enige
bestemming van gronden:
- uitsluitend ten behoeve van het bouwen van
ondergrondse en/of bovengrondse bouwwerken van openbaar nut, zoals
straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en
wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet
meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3m. zal
bedragen;
- het plaatsen van straatvoorzieningen voor
afvalstoffen, met dien verstande dat de inhoud niet meer bedraagt dan 50m³ per
voorziening en de hoogte niet meer dan 3m.
4. voor het plaatsen
van antennes en antennemasten alsmede masten ten behoeve van telecommunicatie
en alarmsystemen tot maximaal 50m. hoogte, mits dit overeenkomstig het door
Burgemeester en Wethouders vastgestelde beleid voor dergelijke voorzieningen
is;
5. voor het vergroten van het archeologisch attentiegebied,
mits dit in overeenstemming is met het door Burgemeester en Wethouders
respectievelijk de gemeenteraad vastgestelde
beleid;