Artikel 18       Landgoed

 

I.          Doeleindenomschrijving


De op plankaart A als “landgoed” aangegeven gronden zijn met in achtneming van het bepaalde in artikel 36 lid 5 bestemd voor:

 

            -           behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of landschapsecologische waarden, waaronder de aanwezige waterpartijen;

            -           extensief recreatief gebruik;

            -           woondoeleinden.

 

II.         Beschrijving in hoofdlijnen         


De in lid 1. omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd:

a.         bij de activiteiten ten behoeve van deze bestemming toegelaten doeleinden zal gestreefd worden naar het behoud en/of herstel van landgoederen en de daarin voorkomende waarden;

b.         met het oog op het extensief recreatief medegebruik mogen kleinschalige picknickplaatsen en rustpunten worden aangelegd en zitbanken, afvalbakken en borden worden geplaatst, daar waar dit, gelet op de ter plekke aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en landschapsecologische waarden, acceptabel is. Ter plekke voorkomende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden kunnen beperkingen stellen aan deze voorzieningen of kunnen deze zelfs uitsluiten.

 

III.       Bouwvoorschriften       


Op of in de voor ‘’landgoed’’ bestemde gronden mogen slechts die gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen en met dien verstande dat:

a.         het bebouwingsoppervlak geheel mag worden bebouwd;

b.         de goothoogte maximaal 15,00 m. mag bedragen tenzij de bestaande toestand afwijkend is in welk geval die gehandhaafd mag blijven;

c.         de dakhelling maximaal 60 º mag bedragen;

d.         de hoogte van andere bouwwerken maximaal 5,00 m. mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn.

 

 IV.      Verboden gebruik van gronden  


Onder verboden gebruik van gronden als bedoeld  in artikel 37  lid 1 wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden voor:

a.         staan- of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de bestemming landgoed uit te voeren werken of werkzaamheden;

b.         het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegtuigsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, bromfietsen of mountainbikes;

c.         voor het racen of crossen met motorvoertuigen, mountainbikes of bromfietsen;

d.         staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

e.         standplaats van woonwagens;

f.          kampeerterrein.

                       

V.        Verboden gebruik van bouwwerken.      


Onder verboden gebruik van bouwwerken als bedoeld in artikel 37 lid 1 wordt tenminste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

a.         ambachtelijke doeleinden, behoudens voor zover deze verband houden met de instandhouding van landgoederen;

b.         industriële doeleinden;

c.         detailhandel en groothandel;

d.         transport- en/of garagedoeleinden;

e.         horecadoeleinden behoudens voor zover deze verband houden met de instandhouding van landgoederen.

 

VI.       Aanlegvergunning         


A.        Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde   en/of werkzaamheden uit te voeren:

a.         het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.         het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;

c.         het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;

d.         het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, het graven en/of verleggen van waterlopen, het winnen, toevoeren, stuwen of afdammen van water;

e.         het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van normaal onderhoud van de aanwezige houtopstand;

f.          het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.

                       

            B.         Het onder A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

a.         werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b.         werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c.         werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

d.         werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;

e.         het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik;

f.          werken of werkzaamheden, indien deze zullen worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is vereist, dan wel handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14 van die wet.

 

C.         De werken of werkzaamheden als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de uitvoering daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen de doeleinden als omschreven in lid 1,  niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de doeleinden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

 VII.     Vrijstellingsbevoegdheid


A.        Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid III.:

-           ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande bebouwing tot een maximum van 10% van de bestaande bebouwing;

-           ten behoeve van gebouwen tot een oppervlakte van maximaal 80 m² per landgoed en met een maximale hoogte van 5,00 m.

 

B.         Indien door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van bouwwerken onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in lid I. genoemde waarden en doeleinden, wordt geen vrijstelling verleend.

 

VIII.     Nadere eisen                                        


Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of indien genoemde situering de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig/landschappelijk beeld ter plaatse aantast.

 

IX.       Procedureregels           


Bij het verlenen van een vrijstelling of aanlegvergunning als bedoeld in deze voorschriften dienen de in artikel 40 opgenomen procedureregels in acht te worden genomen.