Artikel 25       Stroomvoerend rivierbed

 

I.          Doeleindenomschrijving


1.         De op de plankaart B als "stroomvoerend rivierbed" op grond van artikel 16 Wet op de Ruimtelijke Ordening aangegeven gronden zijn behalve voor doeleinden van andere krachtens dit plan aan          deze gronden gegeven bestemmingen primair bestemd voor de afvoer van het Maaswater.

 

2.         Voor zover op de plankaart B nader aangegeven als andere dubbele bestemming is het in artikel 24 gegeven schema van volgorde van toepassing.

 

II.         Beschrijving in hoofdlijnen                     


De Maas is de afgelopen jaren regelmatig buiten haar oevers getreden. De grote materiële schade en ernstige overlast voor mens en have waren het gevolg. Om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen heeft het Rijk na overleg met de provincie beleid ontwikkeld. Dit beleid is erop gericht de rivier meer dan voorheen zijn vrije loop te laten en de belemmeringen in deze loop tot het uiterste te beperken. Met name aan het oprichten van bouwwerken worden strenge voorwaarden gesteld.

Het beleid is vastgelegd in de beleidslijn "Ruimte voor de Rivier" (Staatscourant 12 mei 1997). Deze beleidslijn geldt als uitgangspunt voor de in dit artikel opgenomen regeling. De zonering van het stroomvoerend rivierbed is daarvan afgeleid en van het daarop betrekking hebbend Koninklijk Besluit.

Bijzondere aandacht verdient het feit dat in de zone tevens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is. Dit betekent dat voor bouwwerken niet kan worden volstaan met een bouwvergunning maar dat ook een vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken zal zijn benodigd.

 

III.       Bouwvoorschriften       


A.        Op of in de voor “stroomvoerend rivierbed”

aangegeven gronden mag uitsluitend ten behoeve van riviergebonden activiteiten en ter bescherming van solitaire bebouwing worden gebouwd mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en door Gedeputeerde Staten voor afgifte van de bouwvergunning een verklaring van geen bezwaar ex artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is afgegeven.

 

Alvorens een verklaring van geen bezwaar af te geven winnen Gedeputeerde Staten advies in van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat. Voor wat betreft de riviergebonden activiteiten wordt daarbij getoetst of daarbij voldaan kan worden aan de volgende voorwaarden:

-           de situering en uitvoering moeten zodanig plaatsvinden dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor toekomstige verlaging zo gering mogelijk zijn;

-           er moet een beschermingsniveau van 1 : 1.250 worden gerealiseerd;

-           er moet sprake zijn van duurzame compensatie.

 

B.         In afwijking van het bepaalde in dit lid sub A. mag ten behoeve van de uitbreiding van bestaande bebouwing worden gebouwd mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten en door de uitbreiding het bestaande bebouwde oppervlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.

 

Indien de uitbreiding een vergroting van meer dan 10% van het bestaande bebouwde oppervlak tot gevolg heeft, is bebouwing uitsluitend toegestaan indien de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen dit toelaten en indien door Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar ex artikel 16 WRO is afgegeven.

 

Alvorends een verklaring van geen bezwaar af te geven winnen Gedeputeerde Staten advies in van de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat en toetsen zij of voldaan kan worden aan de volgende criteria:

-           de uitbreiding moet noodzakelijk zijn uit bedrijfseconomisch oogpunt/continuïteit dan wel anderszins een zwaarwegend maatschappelijk belang betreffen;

-           er is geen alternatief buiten het rivierbed;

-           de locatie komt niet in aanmerking voor toekomstige verruiming van de afvoercapaciteit van de Maas.

 

Voorts toetsen Gedeputeerde Staten aan de volgende voorwaarden:

 

-           er moet een beschermingsniveau van 1:1.250 worden gerealiseerd dan wel, indien dat in redelijkheid niet mogelijk is, een beschermingsniveau dat tenminste aansluit aan het bouwpeil van bestaande bebouwing;

-           de uitbreiding mag geen (onaanvaardbaar) waterstandsverhogend effect hebben.

 

IV.       Schade


Voordat het college van Burgemeester en Wethouders een bouwvergunning kan en mag verlenen, dient de zakelijk gerechtigde op deze bouwvergunning een verklaring te overleggen, waaruit blijkt dat hij geen schade zal claimen, te lijden als gevolg van het buiten haar oevers treden van de Maas en dat hij zich bewust is van de risico’s.