Artikel 27       Waterwingebied/Puttenveld

 

I.          Doeleindenomschrijving            


A.        De op de plankaart B als "waterwingebied/puttenveld" aangegeven gronden zijn tevens bestemd voor:

1.         de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening (waterwingebied),;

2.         naast het bepaalde in sub A.1. van dit lid tevens voor de winning van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening (puttenveld);

 

met dien verstande dat op of in de gronden als nader begrensd en aangeduid op plankaart B van deelgebied Maastricht (Waterwingebied Borgharen-Itteren) werkzaamheden ten behoeve van de waterwinning zijn vergund tot 1 januari 2009, waarna deze dubbele bestemming hier vervalt.

 

B.         Voor zover op de plankaart B nog een andere dubbele bestemming voor deze gronden is aangegeven is het in artikel 24 gegeven schema van volg¬orde van toepassing.

 

II.         Beschrijving in hoofdlijnen                     


Het beleid binnen deze gebieden is primair gericht op bescherming van de belangen van de openbare drinkwatervoorziening. Ter uitvoering van dit beleid wordt aangesloten bij de Provinciale Milieuverordening Limburg 1995 en het door de provincie gevoerde c.q. te voeren beleid zoals verwoord in het Grondwaterbeschermingsplan en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

 

III.       Bouwvoorschriften                               


A.        1.         Op of in de als “Waterwingebied “ of “Puttenveld “ aangeven gronden mag niet worden gebouwd.

2.         het bepaalde in lid 1. is niet van toepassing indien en voorzover bebouwing  noodzakelijk is in verband met de openbare drinkwatervoorziening.

 

B.         Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder A. van dit lid ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en het belang van grondwaterbescherming in voldoende mate is gewaarborgd.

 

IV.       Procedureregel                         


Bij de toepassing van de in dit artikel bedoelde vrijstellingsbevoegdheid dienen de in artikel 40 opgenomen procedureregels in acht te worden genomen.