Artikel 31       Beschermingszone h

 

I.          Doeleindenomschrijving            


1.         De op de plankaart B als “beschermingszone h” aangegeven gronden zijn tevens bestemd voor bescherming en onderhoud van de op de plankaart B aangeduide bovengrondse    hoogspanningsleiding 150 kV.

 

            2.         Voorzover op de plankaart B aangegeven als andere dubbele bestemming is het in artikel 24 gegeven schema van volgorde van toepassing.

 

II.         Bouwvoorschriften                               


A.        Op of in de als beschermingszone h” aangegeven gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van masten en andere bouwwerken ten behoeve van de desbetreffende bovengrondse            leiding.

 

B.         Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder A van dit lid ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de plankaarten A of B aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende hoogspanningsleiding.

 

III.       Aanlegvergunning                                 


A.        Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op/in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

                        a.         het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 meter;

b.         het aanbrengen, het vellen en rooien van beplantingen en/of bomen;

c.         het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld – of weghoogte;

d.         het opslaan van materiaal;

e.         het plaatsen van steigers en/of masten anders dan ten behoeve van de desbetreffende bovengrondse leiding.

 

            B.         Het onder A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

a.         werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b.         werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c.         het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud van het houtgewas;

d.         het rooien of vellen van hoogopgaande beplantingen of bomen met het doel de voor de bedrijfsvoering vereiste veilige afstand tot de geleiders van de bovengrondse leiding te waarborgen;

e.         werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

f.          werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins, mogen worden uitgevoerd.

                                                                                   

C.         De werken of werkzaamheden als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveigliheid van de leiding.

 

 IV.      Nadere bepaling                                   

 

Een vrijstelling als bedoeld in lid II. sub B., resp. een aanlegvergunning als bedoeld in lid III. sub A. wordt slechts verleend, nadat terzake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de in lid I. bedoelde leiding; de beslissing met betrekking tot de vrijstelling, resp. aanlegvergunning wordt aan genoemde beheersinstantie meegedeeld.

 

V.        Procedureregels           


Bij het verlenen van c.q. toepassing van de in dit artikel bedoelde aanlegvergunning c.q. vrijstellingsbevoegdheid dienen de in artikel 40 opgenomen procedureregels in acht te worden genomen.