Artikel 6         Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden

 

I.          Doeleindenomschrijving


De op de plankaart A als "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden" aangegeven gronden zijn bestemd voor:

-           behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische, natuurlijke waarden en/of ter bescherming van de waarden van het       aangrenzende natuurgebied en/of ter bescherming van het aangrenzende bosgebied;

-           duurzaam agrarisch grondgebruik;

-           extensief recreatief medegebruik

-           zover de gronden daartoe nader zijn begrensd op de plankaart A tevens voor uitsluitend vaste delfstoffenverwerkingsinrichtingen als bedoeld in bijlage 1, categorie 11 juncto artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer;

-           schutterij voor zover op de  plankaart A aangegeven;

-           tijdelijke voorzieningen ten behoeve van het Grensmaasproject, zoals werkwegen, gronddepots en geluidwerende voorzieningen;

-           zoekgebied ongelijkvloerse kruising zoals op de plankaart A aangegeven;

-           bypass/loswal voorzover op de plankaart A als zodanig aangegeven;

-           grinddrempels en -ruggen;

-           voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals de op de plankaart A aangegeven stroomgeleidingsdam;

-           ontsluitingswegen en daarbij behorende tijdelijke en permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid, zoals de op de plankaart A aangegeven hoogwaterbrug.

 

II.         Beschrijving in hoofdlijnen         


De in lid I. omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd:

 

1.         Algemeen

                        Het beleid is met name erop gericht de samenhang en verwevenheid van de agrarische, landschappelijke, natuurlijke en extensieve recreatieve waarden te handhaven en te ontwikkelen.

 

2.         Natuurlijke waarden

                        De natuurlijke waarden zijn hier gebonden aan landschapselementen als heggen, houtwallen, dijkjes, beken, boselementen, hoogstamboomgaarden en wegbermen.

           

Ten aanzien van de vergunningverlening met betrekking tot de aanleg van hoogstamboomgaarden en meidoornhagen rondom in het plangebied voorkomende dorpen of gehuchten wordt in beginsel door Burgemeester en Wethouders een positief standpunt ingenomen.

                        Waar noodzakelijk zijn verbindingen te bevordering van natuurlijke waarden bijvoorbeeld in de vorm van faunaverbindingen toegestaan.

 

            3.         Landschappelijke waarden

Met de realisatie van het Grensmaasproject en de daarbij behorende herinrichting van het agrarisch cultuurlandschap wordt gestreefd naar het beeld van één samenhangend rivierenlandschap.

In dat kader staat centraal:

-           het behoud van duidelijk herkenbare, onvervangbare en (inter)nationaal zeldzame aardkundige waarden voorkomend in het agrarisch cultuurlandschap;

-           het herstel van aardkundige waarden, die horen bij meer natuurlijke beeklopen.

Het gaat hier in het bijzonder om de meanderende Geul ten noorden van Itteren, afbraakwanden bij Berg en Stein-Elsloo, rivierterrassen en verlaten rivierbeddingen tussen Papenhoven en Urmond, alle beeklopen, het kronkelwaardcomplex bij Roosteren en het kronkelwaardcomplex bij de Kink.

 

                        Belangrijk uitgangspunt voor de visueel-landschappelijk inrichting is:

 

-           het versterken van een aantal groene structuurlijnen in noord-zuid richting. Gestreefd wordt in dat verband naar de aanleg van opgaande begroeiing op het talud en aan de voet van het Julianakanaal;

-           het behoud van de terrassen, terrasranden en afbraakwanden als landschappelijke structuurlijnen;

-           behoud en herstel van kleinschaligheid voor wat betreft verkaveling en aanleg van beplanting rond kernen en gehuchten;

-           beplanten van dorpsranden waar nieuwbouw heeft plaatsgevonden.

 

            4.         Cultuurhistorische waarden

Gestreefd wordt naar het behoud van cultuurhistorische waarden in de vorm van een cultuurhistorisch waardevolle eenheid (kazemat) zoals op de plankaart A aangegeven.

Het cultuurhistorisch patroon van onverharde wegen zal zoveel als mogelijk intact worden gehouden.

 

5.         Verwerking, opslag en transport delfstoffen

Voor realisering van het Grensmaasproject geldt als uitgangspunt dat verwerking, opslag en transport van de gewonnen delfstoffen binnen het Grensmaasgebied plaatsvindt. Essentieel daarbij is dat in het agrarisch cultuurlandschap ruimte wordt gevonden voor tijdelijke werken en gronddepôts  en dat  bij Meers (gemeente Stein) ruimte wordt gevonden voor een (vaste) verwerkingsinrichting.

 

Bij de concrete begrenzing van de verwerkingsinrichting, zal rekening moeten worden gehouden met de milieuaspecten zodanig dat de geluidbelasting bij geluidgevoelige functies de 60 dB(A) niet overschrijdt, in landschappelijk en ruimtelijk opzicht een zorgvuldige invulling plaatsvindt en het aantal gehinderden zo gering mogelijk is. Daar waar de gronden niet worden gebruikt voor vaste delfstoffenverwerkingsinrichting dienen de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden behouden te blijven.

                         

            6.         Landbouw

-           Bij de activiteiten t.b.v. in deze bestemming toegelaten doeleinden zal mede gestreefd worden naar het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering.

-           Het vestigen van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven is onder voorwaarden met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid toegestaan met in achtneming van de .regels zoals opgenomen in de POL-uiwerking BOM+. Nieuwvestiging van niet-grondgebonden agrarische bedrijven is niet toegestaan. Ontwikkelingen zoals de uitbreiding van in het plangebied overblijvende agrarische bedrijven is onder voorwaarden mogelijk.

-           tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na afloop van de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechterlijke overeenkomst van de POL-uitwerking BOM+ een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.

 

7.         Recreatie

Met het oog op het extensief recreatief medegebruik mogen, rekening houdend met de in lid I. genoemde doeleinden en de overige bepalingen van dit artikel, kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten, kleinschalige parkeerplaatsen en fietspaden e.d. worden aangelegd en zitbanken, afvalbakken, borden e.d. worden geplaatst;

 

            8.         Bosuitbreiding

De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door het Juliana¬kanaal. Gestreefd wordt naar een groene oostgrens.

Deze grens vormt een van de structuurlijnen in het nieuwe landschap van het Grensmaasgebied.

 

De groene oostgrens is bepaald als een gebied met een variabele breedte en een totaal ruimte-beslag van ± 10 ha. , waarbij het talud van het dijklichaam van het Julianakanaal en de voet van de steilrand met de kanaalkwel onderdeel zijn van deze strook.

Bij de Kanjelbeek, ten zuiden van Itteren en tussen Obbicht en Grevenbicht wordt gestreefd naar een meer geconcentreerde bosuitbreiding (zgn. dorpsbos¬sen).

 

            9.         Verkeersdoeleinden

Het is, waar de bestemming’’agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden grenst  aan de bestemming ‘’verkeersdoeleinden’’, toegestaan bermen, tussenbermen en fietspaden aan te leggen. Tevens zijn parkeerplaatsen toegestaan voor zover aangeduid met de letter P (gemeente Echt-Susteren).

 

10.        Erosiebeperking

Het beleid is erop gericht waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen te handhaven en uit te breiden. Uitbreiding van verharding is in gevoelige gebieden zoals aangegeven in het Toetsingskader bodem en waterconserveringsmaatregelen niet toegestaan. De bescherming van waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen geniet prioriteit boven andere doeleinden als omschreven in lid 1.

 

11.        Werkwegen

Werkwegen mogen uitsluitend gerealiseerd worden in de op plankaart A als zodanig aangeduide zone (tijdelijke werkwegen). Tevens zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 38 sub B toe te passen.

 

 

III.       Bouwvoorschriften       


A.        Op of in de tot "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden" bestemde gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van:

1.         de nader op de plankaart A voor een vaste delfstoffen verwerkingsinrichting aangegeven gronden, met dien verstande dat binnen de aangegeven begrenzing maximaal  3% van het oppervlak mag worden gebruikt voor bebouwing;

2.         gebouwen ten behoeve van schutterij op gronden op de plankaart A aangegeven met het teken ˜ tot een maximale oppervlakte van 125 m² en een maximale goothoogte van 3,00 m;

3.         andere bouwwerken tot een hoogte van maximaal 1,50 m. welke noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik, met uitzondering van:

-           schietbomen ten behoeve van een bestaande schutterijlocatie en/of schutterij voor zover deze op plankaart A is aangegeven, die maximaal 20 m. hoog mogen zijn;

-           andere bouwwerken op de op de plankaart A voor vaste verwerkingsinrichting aangegeven gronden die 20 m. hoog mogen zijn.

 

B.         1.         Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in dit lid onder A. ten behoeve van:

a.         een voederberging of voederruif voor wild, met dien verstande dat:

-           dit bouwwerk noodzakelijk is voor de instandhouding van het wild;

-           de inhoud ten hoogste 3 m³ bedraagt;

-           de hoogte ten hoogste 2,00 m. bedraagt.

b.         voor het oprichten van andere bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 m. en de oppervlakte maximaal 100 m² voor de hele bestemming mag bedragen.

 

2.         Indien door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van bouwwerken onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden, wordt geen vrijstelling verleend.

 

IV.       Verboden gebruik van gronden  


Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 37 lid 1. wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden:

 

A.        a.         als staan- of ligplaats voor onderkomens/ kampeermiddelen, behoudens voor zover het betreft groepskamperen met een sociaal-cultureel karakter en voor zover en voor zolang de         aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden, dan wel in de bestemming "natuurgebied" (artikel 4) of           "bosgebied" (artikel 5) uit te voeren werken of werkzaamheden;

b.         voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden, manèges en buitenbakken, lig- en speelweiden anders dan ten behoeve van extensief recreatief                                    medegebruik;

c.         voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;

d.         voor het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen;

e.         voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;

f.          voor het winnen van bosstrooisel of mos;

g.         als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

h.         als camping;

i.          voor bedrijfswegen ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

 

Dit laatste verbod geldt niet voor bedrijfswegen die naar hun aard kennelijk niet tot het bebouwingsoppervlak behoren, zoals toegangswegen ter ontsluiting van het agrarisch bebouwingsoppervlak en wegen ter ontsluiting van veldkavels.

 

B.         Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van doeleinden als omschreven in dit lid onder A.

 

C.         Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in dit lid onder A.b. voorzover het betreft buitenbakken indien de in lid 1 aangegeven waarden geen onevenredige schade ondervinden.

 

D.        Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in dit lid onder A.e. voor het uitvoeren van militaire oefeningen geen marsoefeningen zijnde, indien de in lid I aangegeven waarden geen onevenredige schade ondervinden.

 

V.        Verboden gebruik van  bouwwerken      


Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 37 lid 1. wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

                        a.         ambachtelijke en/of industriële doeleinden;

                        b.         detailhandel en groothandel;

                        c.         transport- en/of garagedoeleinden;

                        d.         horecadoeleinden;

                        e.         permanente of tijdelijke bewoning;

                        f.          opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;

 

VI.       Aanlegvergunning         


A.        Het is verboden op of in de tot “agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden" bestemde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van                 Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren waarbij de bepalingen in lid II. van dit artikel in acht worden genomen:

a.         het amoveren van wegen, het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.         het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren, met uitzondering van het ophogen ten behoeve van de op plankaart A aangegeven stroomgeleidingsdam;

c.         het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of ver¬band houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond, waartoe in elk geval het transport van gewonnen delfstoffen per mobiele transport¬band wordt gerekend;

d.         het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, het draineren en het graven en/of verleggen van watergangen, het winnen, toevoeren, stuwen of afdammen van water en het verbreden, dempen en verdiepen van water(gangen);

e.         het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.

 

B.         Het onder A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

a.         werkzaamheden normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b.         werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c.         werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

d.         werken of werkzaamheden die in het kader van een goedgekeurd landinrichtingsplan worden uitgevoerd;

e.         werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;

f.          het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik.

g.         beperkte en aanvullende en/of corrigerende ontgravingen in het stroomvoerend rivierbed van de Maas in verband met de gewenste ruimte voor de stroming van de Maas of in verband met de stroomsnelheid van de Maas, mits deze door/namens de rivierbeheerder worden uitgevoerd.  

 

C.         De werken of werkzaamheden als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect, te verwachten gevolgen de doeleinden als omschreven in lid I., niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van deze doeleinden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

 

 

VII.      Vrijstellingsbevoegdheid tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen        


A.        Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid III van dit artikel ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits hierbij de   volgende regels in acht worden genomen: 

-           gebouwen en bouwwerken moeten in beginsel binnen het bouwkavel  worden gerealiseerd;

-           voor zover containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen) niet binnen het bestemmingsvlak van de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden  opgericht kunnen worden, kan enkel voor deze vormen van teeltondersteunende voorzieningen vrijstelling verleend worden op de aan aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen in de Beekdalen van Limburg (zie POL-kaart 4.4: blauwe waarden) en het Kwaliteitsprofiel ruimte voor de rivier (zie kaart 8.1 Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg, kaart 3.1 POL);

-           de gronden waarvoor vrijstelling wordt gevraagd dienen in beginsel aan te sluiten op het bouwkavel. Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwkavel niet mogelijk is, dan kan ook op verder gelegen gronden vrijstelling worden verleend, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;

                        -           van de vrijstellingsbevoegdheid mag pas gebruik worden gemaakt na advies van  de adviescommissie BOM+;

                        -           er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;

                        -           de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.

 

            B.         Bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ mag slechts vrijstelling worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.

 

 

VIII. Wijzigingsbevoegdheid      


Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden", te wijzigen in de bestemming:

 

            1.         "bosgebied", met dien verstande dat:

-           wijziging noodzakelijk is voor het realiseren van kleinere dorpsbossen;

-           de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

            2.         "natuurgebied" met dien verstande dat:

-           het uitsluitend gronden betreffen die daartoe als zodanig nader op de plankaart A zijn aangeduid;

-           de gronden door een natuurbeschermingsorganisatie zijn verworven;

-           de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

3.         "agrarische bedrijfsdoeleinden", ten behoeve van het vergroten van een tot agrarische bedrijfsdoeleinden bestemd bebouwingsoppervlak, met in acht neming van de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+en  met dien verstande dat:

a.         deze bevoegdheid niet geldt voor de gronden welke op de plankaart A zijn voorzien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid natuurgebied";

b.         de wijziging nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het op het te vergroten bebouwingsoppervlak gevestigde agrarische bedrijf;

c.         de wijziging nodig is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van het sub b. bedoelde agrarisch bedrijf;

d.         de oppervlakte van het bebouwingsoppervlak op de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden na wijziging niet meer dan 1,5 ha. zal bedragen, van deze maat kan worden afgeweken indien door de toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit tenminste evenredig wordt vergroot;

e.         de uitbreiding naar aard en omvang geen onevenredig nadelige invloed op de bestemmingen in de omgeving heeft. In ieder geval mogen de waarden van de bestemming agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden als gevolg van de wijziging niet onevenredig worden aangetast;

 

4.         "agrarische bedrijfsdoeleinden" ten behoeve van de vestiging van een vol¬waardig grond¬gebonden agrarisch bedrijf met in acht neming van de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+met dien verstande dat:

a.         deze bevoegdheid niet geldt voor de gronden welke op de plankaart A zijn voor¬zien van de aanduiding "wijzigingsbevoegdheid natuurgebied";

b.         de wijziging geen betrekking heeft op de op plankaart B als dubbele bestemming aangegeven meanderzone tevens ecologische verbindingszone en op gronden gelegen binnen een zone van 100 m. gerekend vanaf de grens van de bestemmingen natuurgebied en bosgebied;

c.         het betreft de verplaatsing van een bestaand agrarisch bedrijf die noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden;

d.         de oppervlakte van het bebouwingsoppervlak niet meer dan 1 ha. zal bedragen, van deze maat kan worden afgeweken indien door de toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit tenminste evenredig wordt vergroot;

e.         de vestiging naar aard en omvang geen onevenredig nadelige invloed op de bestemming in de omgeving heeft. In ieder geval mogen de waarden van de bestemming agrarisch gebied met land¬schappelijke en/of natuurlijke waarden als gevolg van de wijziging niet onevenredig worden aangetast.

 

                        De volwaardigheid van agrarische be¬drijven wordt beoordeeld aan de hand van de volgende indicatieve criteria:

 

-           de continuïteit van het bedrijf;

-           de omvang van het bedrijf, uitgedrukt in standaardbedrijfseenheden;

-           de oppervlakte die daadwerkelijk voor agrarische activiteiten wordt benut;

-           de mate waarin het bedrijf voorziet in een hoofdinkomen; het moet tenminste een éénmansbedrijf zijn;

-           het bedrijfsmatige karakter van de activiteiten.

 

IX.       Nadere eisen                            


Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van de tijdelijke werkwegen binnen de op plankaart A aangegeven zone, indien dit noodzakelijk is:

-           ten behoeve van de bescherming van het woonmilieu, onder andere voor wat betreft geluid en luchtkwaliteit;

-           ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende natuurlijke waarden.

 

X.         Procedureregels                       


Bij verlening c.q. toepassing van de in dit artikel bedoelde aanlegvergunningen c.q. vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden dienen de in artikel 40 opgenomen procedureregels in acht te worden genomen.