BESTEMMINGSPLAN HEER - ACHTER DE KERK
TOELICHTING
april 1985 gewijzigd 5 november 1985
|
|
|
|
|
Hoofdstuk |
Blz. |
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
I |
2 |
||
|
|
|
|
II |
2 |
||
|
A. |
2 |
|
|
B. |
3 |
|
|
C. |
3 |
|
|
D. |
7 |
|
|
|
|
|
III |
10 |
||
|
|
|
|
IV |
12 |
||
|
|
|
|
V |
17 |
||
|
|
|
|
VI |
18 |
||
|
|
|
|
|
|
TOELICHTING BIJ HET
BESTEMMINGSPLAN HEER - ACHTER DE KERK
Directe aanleiding voor de thans aan
de orde zijnde herziening van het plan is de verplichting tot aanpassing van
het bij raadsbesluit van 19 augustus 1958 vastgesteld en bij besluit van 28
december 1959 goedgekeurde uitbreidingsplan in onderdelen "Heer - Achter
de Kerk", dat bij besluit van 28 juli 1964 werd herzien. Deze huidige
aanpassing is tweeledig, namelijk vastlegging van de gerealiseerde bebouwing,
tot stand gekomen in afwijking van het goedgekeurde plan, middels
de daarvoor in aanmerking komende procedures, én aanpassing van de
voorschriften aan de per 1 augustus 1965 van kracht geworden wet op de
ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen in het
oostelijk deel van de gemeente Maastricht en wordt als volgt globaal begrensd:
-
in het noorden door de Akersteenweg;
-
in het oosten door de Oude Molenweg
en de Proost Banenstraat;
-
in het zuiden door de Veldstraat;
- in het westen door de Gerard Walravenstraat, Pastoor Heynenstraat en de Wethouder Vrankenstraat.
In afwijking van het geldende
uitbreidingsplan worden buiten de herziening van dit plan gelaten:
- de bouwblokken, gelegen ten oosten van de Dorpstraat;
deze sluiten én door het huidig gebruik (winkels en bedrijven) én structureel meer aan bij de in voorbereiding zijnde plannen "Kern Heer" en "Heer - Onder de Kerk";
-
de
bebouwingsstroken aan weerszijden van de Oude Molenweg, voor zover nog niet
gerealiseerd. Het gehele gebied ten oosten en ten zuiden van het plangebied,
wordt opgenomen in het bestemmingsplan De Wan.
Het plan is uitgebreid ten behoeve
van een fietsroute met een viaduct over de Akersteenweg.
II. Inventarisatie
en analyse.
Het plangebied Heer - Achter de Kerk omvat een woongebied van 46 ha. Deze bebouwing is nagenoeg geheel gerealiseerd. De totale capaciteit bedraagt ongeveer 1.100 woningen, waarvan ongeveer 75% bestaat uit eengezinshuizen.
Past men de thans in Nederland
gangbare norm toe voor de berekening van het benodigde aantal
bejaardenwoningen, dan zou in Heer (exclusief De Heeg)
een 205-tal woningen van deze categorie aanwezig moeten zijn.
In totaal telt Heer 89 typische
bejaardenwoningen. Aanvulling van dit aantal is derhalve
gewenst.
Ook het aantal kleine woningen,
daaronder begrepen studentenhuisvesting, wijkt in Heer af van de algemeen gangbare norm. Slechts 17% van de woningvoorraad
bestaat uit kleine (1-3 kamer) woningen, terwijl algemeen wordt aangenomen, dat
zeker 40 à 45% van de woningvoorraad zou moeten bestaan uit kleine woningen.
Ook in dit opzicht kan Heer derhalve een correctie
verdragen.
Binnen de grenzen van het
herzieningsplan is een 8-tal winkels gelegen. Behalve van deze voorzieningen
kunnen de bewoners van het plangebied tevens gebruik maken van de in de
onmiddellijke nabijheid gelegen winkels aan de Dorpstraat, de Akersteenweg en
de Burgemeester Cortenstraat.
Bovendien heeft de gemeenteraad
besloten tot de opstelling van een bestemmingsplan voor kern Heer, waarin
ruimte dient te worden gereserveerd voor de bouw van een wijkwinkelcentrum,
naast de bestaande buurtwinkels. Een en ander betekent, dat in het voorliggend herzieningsplan geen nieuwe winkelvestigingen
behoeven te worden geprojecteerd.
C.
Verkeersaspecten
C. 1. Huidige problematiek.
De verkeersproblematiek in Heer en
omgeving spitst zich in essentie toe op de volgende facetten:
a. een vrij slechte
verkeersontsluiting;
hiermee wordt bedoeld, dat diverse deelgebieden binnen Heer niet adequaat via het hoofdwegennet bereikbaar zijn;
b. een gebrek aan
wegcapaciteit c.q. weginfrastructuur in de noord-zuidrichting;
c. een overbelasting van het kruispunt Akersteenweg-Dorpstraat-Burgemeester
Cortenstraat.
Samenhangend hiermee ontstaan
verschillende nevenproblemen waarvan de verkeers(on)veiligheid en in het algemeen
de (on)leefbaarheid van belang zijn.
Ad a.
Het gebied Heer en omgeving wordt in hoofdzaak ontsloten via de Dorpstraat en de Burgemeester Cortenstraat aanhakend op de Akersteenweg en de Bergerstraat. Van lagere orde, vaak onvolledig en soms gevaarlijk, zijn nog een aantal aansluitingen op de Akersteenweg (1 Juliweg, Demertstraat, Uiver-straat, Onder de Kerk, Raadhuisstraat en Oude Molenweg) alsmede op de Scharnerweg (Hunnenweg, Heerdergroenweg en Mockstraat).
Een en ander
is aangegeven op kaart 1.
De
ontsluitingsproblematiek spitst zich toe op:
1. de scholenzone in de omgeving van de Juliana van Stol-berglaan, die in alle richtingen provisorisch wordt ontsloten;
2. de
scholenzone aan de Bemelergrubbe via de Bemelerweg;
3. de
woonbuurt Keerderstraatje via diverse straatjes. In
structureel opzicht is een en ander bijzonder rommelig en onduidelijk. Daarbij
komt dat de meeste van deze straten, gelet op hun profiel en functie, voor het
langzame verkeer ongeschikt zijn door het huidige vooral ook gemotoriseerd
gebruik. Tenslotte geeft de verkeersafwikkeling via
genoemde straten de nodige problemen vanwege de grote verkeersdrukte op de
aansluitende hoofdwegen (Scharnerweg, Akersteenweg en
Burgemeester Cortenstraat).
Ad b.
Als noord-zuidverbindingen fungeren in het beschouwde gebied de
E9 en de Burgemeester Cortenstraat/Dorpstraat. De E9 heeft vooral een functie voor het
doorgaande verkeer en is door zijn perifere ligging niet van belang voor het buurtverkeer. De Burgemeester Cortenstraat
en de Dorpstraat hebben een gemengde functie. Deze straten worden gebruikt
door zowel (ten opzichte van Heer) doorgaand verkeer als door
bestemmingsverkeer.
Bovendien
hebben deze straten ook nog een winkel- en woonfunctie. Het steeds drukker wordende
verkeer over de Burgemeester Cortenstraat en Dorpstraat doet de overige functies steeds meer in de knel
komen.
Het
voorgaande wordt verduidelijkt in kaart 2. In afbeelding 2.a.
zijn de verkeersbelastingen (werkdaggemiddelden) aangegeven over het jaar 1979
van de belangrijkste wegen binnen het bebouwde gebied.
In het
oog springend is hierbij direct al de hoge verkeersbelasting op het noord-zuidtracé Ambyerstraat-Burgemeester
Cortenstraat-Dorpstraat. Op afbeelding 2.b. zijn
aangegeven de aanvaardbare intensiteiten voor de betrokken wegen.
Onder
"aanvaardbare intensiteit" wordt verstaan de maximaal toelaatbare
verkeersbelasting, rekening houdend met het karakter,
dimensie en (overig) gebruik van de weg en de aard van de omgeving.
Bij
vergelijk van beide figuren kan worden gesteld, dat:
1. van de oost-westwegen de Scharnerweg wordt overbelast;
(hierin
komt verandering wanneer te zijner tijd de Terblijterweg
wordt aangelegd en daarmee een groot deel van het huidige verkeer op de Scharnerweg overneemt);
2. een
bijzondere grote discrepantie bestaat tussen de nu optredende verkeersbelasting
op het tracé Ambyerstraat-Burgemeester Cortenstraat-Dorpstraat en de aanvaardbare; deze is 4 tot
5 keer zo hoog als gewenst.
Ad c.
De
verkeersbelasting tijdens de spitsuren op het kruispunt Akersteenweg-Dorpstraat-Burgemeester
Cortenstraat is dermate hoog
(zie het stromendiagram, kaart 3), dat altijd filevorming optreedt, waarbij
meningmaal moet worden overgestaan.
Capaciteitsuitbreiding,
waarbij tevens de thans zo onveilige situatie voor de fietser zou worden
verbeterd, is slechts mogelijk met sloop van bestaande bebouwing.
C. 2. Ontwikkelingen.
In de komende jaren zal een aantal
werken worden uitgevoerd, die van invloed zijn op de hiervoor genoemde
problematiek. Met de aanleg van de Noorderbrug is een
belangrijke stap gezet naar de totstandkoming van de noordelijke stadstangent.
Deze zal echter pas effect hebben op de verkeersbelasting op de Burgemeester Cortenstraat, wanneer ook de Terblijterweg
in het verlengde van de Noorderbrug en als onderdeel
van de stadstangent aanwezig is. Pas op dat moment zal een deel van het verkeer
met herkomst Maastricht-West en met bestemming Amby, Berg en Terblijt etc. de
huidige route via Kennedybrug, Akersteenweg,
Burgemeester Cortenstraat enz. verruilen voor die
over de Noorderbrug en Terblijterweg.
Over het tijdstip van aanleg van de Terblijterweg
bestaat nog grote onzekerheid.
Een
tweede werk, dat enig positief effect zal hebben, betreft de aanleg van een
verbindingsweg tussen de Adelbert van Scharnlaan en de Scharnerweg in
het verlengde van de Sibemaweg (zie kaart 4).
Hierdoor
staat een parallelle route aan de Dorpstraat-Burgemeester
Cortenstraat, die hierdoor zonder meer ontlast zal
worden. Bovendien wordt door deze verbindingsweg te zamen met de aansluiting aan de Mockstraat
aan de Akersteenweg, de ontsluitingsproblematiek van de scholenzone Juliana van Stolberglaan
opgelost.
Over het tijdstip van realisatie van deze verbinding bestaat eveneens grote onzekerheid.
Samenvattend
kan worden gesteld, dat zonder aanvullende maatregelen de
ontsluitingsproblematiek voor het complex Bemelergrubbe
en de buurt Keerderstraatje blijft en dat voor de
Burgemeester Cortenstraat en Dorpstraat
ook geen fundamentele oplossing wordt geboden.
C. 3. Gemeentelijke plannen.
Ter
oplossing van de eerdergenoemde problematiek wordt voorgesteld de Vijverdalseweg aan te leggen als
verbinding tussen Akersteenweg en Bergerstraat (en later door te trekken naar
de Terblijterweg) alsmede de Burgemeester Kessensingel op de Akersteenweg aan te sluiten (zie kaart
5).
Het zal
zonder meer duidelijk zijn, dat hierdoor:
a. de langs de Vijverdalseweg gesitueerde woonbuurt Keerderstraatje, het scholencomplex en het psycho-medisch centrum "Vijverdal" op adequate wijze wordt ontsloten;
b. de
Dorpstraat en de Burgemeester Cortenstraat worden
ontlast;
c. de
Oude Molenweg verlost wordt van autoverkeer, zodat dit weggetje als langzaam
verkeersroute meer gestalte krijgt.
Tevens
is van belang, dat de aansluiting van de Burgemeester Kessensingel
alsmede een gedeelte van de Vijverdalseweg
onderdeel gaat uitmaken van een nieuwe ontsluitingsstructuur voor Heer.
Door een
betere ontsluiting van de diverse buurten kan een vermindering van de
verkeersbelasting van het kruispunt Heer worden bereikt, alhoewel
niet mag worden verwacht, dat daarmee het knelpunt geheel uit de weg zal zijn
geruimd.
C. 4. Verkeersbelasting.
De
geprognosticeerde verkeersbelasting tijdens het avondspitsuur
in de periode 1990 - 1995 ligt voor de Einsteinstraat
op gemiddeld 250 motorvoertuigen en voor de Burg. Kessensingel,
noordelijk gedeelte, op gemiddeld 600 motorvoertuigen.
C. 5. Overige.
Als
onderdeel van de recreatieve fietsroute door het Maasdal, maar zeker ook ten
behoeve van het intensieve utilitaire (vooral school) fietsverkeer is voorzien
in een ongelijkvloerse kruising van de Akersteenweg, direct ten oosten van de
Oude Molenweg. Dit viaduct zal uitsluitend openstaan
voor langzaam verkeer. De aansluiting van de Oude Molenweg op de Akersteenweg
komt: daarmee om veiligheidsredenen te vervallen. De stedebouwkundige wens tot
toevoeging van bebouwing langs de zuidzijde van de Akersteenweg is mogelijk,
indien de Auwerhofstraat via een soort ventweg
verbonden wordt met het resterende deel van de Oude Molenweg. Deze ventweg mag
om veiligheidsredenen en ter voorkoming van sluipverkeer geen aansluiting
krijgen op de Akersteenweg.
Omtrent
herinrichting van de Akersteenweg die overigens zijn functie van stedelijke
hoofdweg blijft behouden, zal nog overleg plaats moeten vinden met de huidige
wegbeheerder (rijkswaterstaat).
C. 6. Conclusie.
Vanuit
de vergadering van de subcommissie "verkeer en vervoer" van 7 juli
1984 kan resumerend worden gesteld dat uit oogpunt van
duidelijkheid een rechtstreekse doortrekking van de Burgemeester Kessensingel de voorkeur zou verdienen. De voorgestelde
tracering heeft echter ook een aantal duidelijke voordelen, te weten:
a. er behoeft geen grond van huize "In den Drinck" te worden aangekocht. Het bij het tehuis behorende parkje blijft hierdoor behouden;
b. het
grondverzet wordt aanzienlijk minder en daarmee de totale aanlegkosten;
c. de
afstand tot de woonbebouwing in het Keerderstraatje
is groter wat een gunstig effect zal hebben op het geluidsniveau;
d. het
doorgaande karakter van de weg wordt duidelijk verbroken waardoor aan de
weerstand van de bewoners van de Burgemeester Kessensingel
en omgeving, die niet geheel ten onrechte vreesden
voor veel meer verkeer en een racebaan-effect, kan
worden tegemoet gekomen.
Het karakter en de functie van de Vijverdalseweg als verbinding tussen de noordelijke (Terblijterweg) en zuidelijke stadstangent (Akersteenweg)
zonder aanliggende bebouwing is per definitie geheel verschillend van de
Burgemeester Kessensingel met aanliggende
woonbebouwing en een school.
In
verkeerstechnisch opzicht heeft de huidige tracering dus zeker ook grote
voordelen. Dit temeer daar de verkeersafwikkeling op de bajonet ook van goede
kwaliteit kan zijn en in het geheel genomen deze ook opgenomen kan worden in de
(toekomstige) groene golf.
D. Relevante
milieu-aspecten
1. Verkeerslawaai
Bij de
opstelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de eisen
van de wet geluidhinder, die normen geeft om nieuwe geluidhinderlijke
situaties te voorkomen en bestaande geluidhinderlijke situaties op te heffen.
In het
plangebied doen zich beide situaties voor, maar op 1 januari 1982 zijn alléén
die artikelen van de wet geluidhinder in werking getreden, die betrekking hebben
op nieuwe situaties; hiervoor is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Binnen
het plan komen deze nieuwe situaties op drie plaatsen voor: op de hoek van de Gerard Walravenstraat en de Kerkhof-weg zijn nieuwe woningen gepland, langs de
Akersteenweg tussen de Burgemeester Kessensingel en
de. Oude Molenweg wordt in een afbouw voorzien en de Burgemeester Kessensingel wordt in noordelijke richting doorgetrokken en
afwijkend van het vigerend bestemmingsplan aangesloten
op de Akersteenweg.
De
gevelbelasting van de te bouwen woningen aan de Gerard
Walravenstraat/hoek Kerkhofweg zal de
voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet overschrijden. Er behoeven geen nadere
eisen ingevolge de wet geluidhinder gesteld te worden.
De te
bouwen woningen aan de Akersteenweg zullen een gevelbelasting krijgen van
circa 58 à 60 dB(A) dat wil zeggen 8 à 10 dB(A) hoger dan de
voorkeursgrenswaarde doch lager dan de maximale ontheffingswaarde.
Er zijn
drie oplossingen denkbaar:
a. plaatsen van schermen; uit indicatieve berekeningen volgt dat deze 3 à 4 meter hoog moeten zijn;
b. plaatsen
van lagere schermen, bijvoorbeeld 2 meter hoog waardoor de begane grond
voldoende afgeschermd wordt, aangevuld met additionele geluidreducerende
maatregelen aan de gevels van de verdieping der woningen;
c. geluidreducerende voorzieningen aan de gevels der woningen.
Hiertoe is ontheffing van gedeputeerde staten nodig
(procedure hogere grenswaarde).
Het onder c genoemde verdient de voorkeur gezien de korte afstand weg - woningen (verlies uitzicht bij plaatsing schermen), het relatief kleine aantal woningen waarvoor afscherming nodig is en om verkeerskundige redenen. Verder zou voor de bebouwing gelegen aan de hoek Burgemeester Kessensingel de afscherming slechts een beperkte geluidsniveaureductie bewerkstelligen, als gevolg van de grote hoogte van de bebouwing.
Om
verkeersveiligheidsredenen kan de afscherming niet tot aan de hoek
doorgetrokken worden.
Ten
gevolge van het doortrekken van de Burgemeester Kessensingel
zullen de langs deze weg reeds aanwezige woningen een
hogere gevelbelasting krijgen. De toename varieert afhankelijk van de ligging
van 3 tot 6 dB(A) nabij de aansluiting op de Akersteenweg.
Afschermende
maatregelen zijn niet mogelijk, gezien de ligging ten opzichte van 2 bronnen,
de bebouwingshoogte en omwille van verkeersveiligheidsaspecten.
Ontheffing
via gedeputeerde staten is noodzakelijk, eventuele geluidreducerende
maatregelen aan de gevels eveneens. Ook op
de verder van de aansluiting op de Akersteenweg afgelegen woningen zal de
gevelbelasting toenemen doch slechts zeer incidenteel de voorkeursgrenswaarde van
50 dB(A) overschrijden met circa 1 dB(A) tot 51 dB(A). Formeel is
ontheffing via gedeputeerde staten nodig voor deze ene decibel; voorzieningen
aan de woningen zijn, benevens wellicht aan de
ventilatievoorzieningen, niet nodig.
Voor wat de binnen het plangebied gelegen bestaande situaties betreft, kan gesteld worden dat zich geen urgente saneringsgevallen voordoen, dat wil zeggen geen woningen met gevelbelastingen hoger dan 70 dB(A).
Bij de
inventarisatie wegverkeerslawaai in bestaande situaties voor de gehele
gemeente Maastricht zullen te zijner tijd de woningen aan de Einsteinstraat en de Akersteenweg in het indicatief
meerjarenprogramma geluid opgenomen worden.
Voor de onderbouwing en de berekening van deze conclusies wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek, als bijlage bijgevoegd.
2.
Waterwinning
In het
concept voor de provinciale verordening op de bodembescherming is uitgegaan
van de situatie, dat de winplaats Heer is verplaatst naar Vroendaal.
Deze verplaatsing is evenwel op korte termijn niet
mogelijk.
Het waterwingebied wordt derhalve volgens zijn huidige situatie in het bestemmingsplan opgenomen.
3.
Route gevaarlijke stoffen
De
Akersteenweg is bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen als
doorgaande route voor transport gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat over
deze weg nagenoeg alle gevaarlijke stoffen kunnen worden getransporteerd.
Aangezien de woonbebouwing in de directe omgeving van de Akersteenweg wordt
geïntensiveerd, en deze weg in de nieuwe situatie als stadsweg wordt beschouwd,
ontstaat er min of meer een ongunstigere situatie. Vooralsnog is er geen redelijk
alternatief direct voorhanden. Wel ware te onderzoeken in hoeverre de autoweg
Maastricht - Meerssen - Heerlen v.v. zich als alternatief
leent. De Akersteenweg zou in dit geval dienen voor afwikkeling transporten met
locale bestemmingen; een en ander om te voorkomen dat de transporten zich via de verkeersruit en overige wegen afwikkelen.
4.
L.P.G. (Liquefied Petroleum Gas)
Bij het Esso-tankstation
langs de Akersteenweg zijn 2 ondergrondse l.p.g.-tanks aanwezig.
Volgens
de nieuwe richtlijnen (maart 1984) is er sprake van een te saneren situatie.
Onder sanering dient hier te worden verstaan: het treffen van aanvullende
technische voorzieningen aan de l.p.g.-installaties.
Dit
wordt via de hinderwet geregeld; in samenwerking met de vereniging van Nederlandse
gemeenten en bedrijfsleven wordt hiervoor een werkprogramma opgesteld.
Uitbreiding
van woonbebouwing binnen 80 meter van de l.p.g.-vulpunten is niet toegestaan. Uitbreiding van industriële
bebouwing is niet toegestaan binnen 30 meter van de vulpunten.
5.
Overige milieu-aspecten
- Binnen het plangebied bevinden zich uitsluitend kleinschalige bedrijven, waarvan de overlast beperkt wordt door middel van voorschriften op basis van de hinderwet. Extra aandacht verdient het natuursteenbewerkingsbedrijf Kokelkoren, Akersteenweg 196, daar de overlast, ondanks de verleende hinderwetvergunning, niet helemaal in de hand te houden is. Ondanks de mogelijkheid om krachtens artikel 26 van de hinderwet nadere voorwaarden te stellen, zal de overlast door het opleggen van redelijke eisen niet volledig opgeheven kunnen worden. Derhalve is het wenselijk dat bij intensivering van de woonbebouwing het bedrijf verplaatst wordt.
-
Voor
zover bekend zijn er geen voormalige stortplaatsen binnen het plangebied.
In principe dient op ieder terrein waar bebouwing plaats
gaat vinden, een indicatief vooronderzoek naar de kwaliteit van de bodem te
geschieden. Dit om eventuele verontreinigingen van de bodem, door bijvoorbeeld
lekkende olietanks, tijdig te kunnen opsporen.
-
Van de
samenstelling van de lucht zijn geen kwalitatieve of kwantitatieve gegevens
bekend; naar verwachting is de lucht niet ernstig verontreinigd.
-
Krachtens artikel 16, lid 4 van de wet op de lijkbezorging mag
binnen een afstand van ten minste 50 meter van een begraafplaats geen bebouwing
worden opgericht. De geprojecteerde woningen aan de Gerard Walravenstraat vallen
binnen deze afstand; aan gedeputeerde staten zal een ontheffing van bedoeld
voorschrift moeten worden aangevraagd.
III. Verschillen
tussen het geldende en het herzieningsplan.
De belangrijkste afwijkingen
betreffen:
-
in het vigerende plan waren aan de
westzijde van de Gerard Walravenstraat
eengezinshuizen geprojecteerd; ter plaatse werden echter 32 bejaardenwoningen
in 2 respectievelijk 3 bouwlagen gerealiseerd;
in het herzieningsplan zijn deze bejaardenwoningen opgenomen en tevens zijn etagewoningen in 2 bouwlagen geprojecteerd op de resterende terreinen aan de Gerard Walravenstraat en Kerkhofweg, vanwege de woningbehoefte zoals onder II A omschreven;
- in het vigerend plan was het doortrekken van de Burgemeester
Kessensingel reeds geregeld, zij het dat er
ongelijkvloerse kruising met de Akersteenweg was geprojecteerd. In het herzieningsplan
wordt de doorgetrokken Burgemeester Kessensingel gelijkvloers
aangehaakt op de Akersteenweg;
-
in het vigerende plan was tussen de
Atoomstraat en de Akersteenweg, nabij de aanhaking van de Burgemeester Kessensingel op de Akersteenweg, een "meergezinshuis"
geprojecteerd met een hoogte van 7 à 8 verdiepingen.
In het herzieningsplan is dit terrein bestemd conform de reeds gerealiseerde toestand: een meergezinshuis in aangepaste vorm met een hoogte van 3 à 5 verdiepingen;
- in eerste instantie werd het gebied langs de Akersteenweg
tot aan de Burgemeester Kessensingel gezien als een
overgangsgebied tussen stad en buitengebied, waarop begeleidend groen werd geprojecteerd.
Er was dan ook geen verdere bebouwing langs de Akersteenweg
en Oude Molenweg geprojecteerd. Thans bestaat er evenwel
een andere visie, mede ingegeven door praktisch-financiële
en stedebouwkundige redenen, waarbij door een
duidelijke stadsbegrenzing de bebouwing langs de Akersteenweg en de Oude
Molenweg geïntensiveerd en gehandhaafd wordt;
- voor de achterbouw van het pand gelegen op de hoek van de
Akersteenweg en de Oude Molenweg is binnen het herzieningsplan de mogelijkheid
opgenomen om er een volwaardige woning te realiseren.
Hierdoor
wordt een afbouw langs de Oude Molenweg gerealiseerd in aansluiting op de
bestaande bebouwing langs deze weg;
- de mogelijkheid om de woningen aan de zuidzijde van de
Akersteenweg vrijstaand te bouwen, is vervallen. In het herzieningsplan is de
situering van de woningen afwijkend ten opzichte van het vigerend
plan; derhalve is er een nieuwe situatie in de zin van de wet geluidhinder
ontstaan.
Na het in werking treden van de wet geluidhinder mag in dergelijke
situaties, waar een hoge geluidsbelasting heerst, slechts gebouwd worden na
verkregen ontheffing van gedeputeerde staten. In dat geval moeten evenwel maatregelen worden getroffen aan de weg, in het
overgangsgebied tussen weg en woningen en/of aan de woningen.
De
maatregelen aan de weg zijn in paragraaf II C beschreven;
het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in het
overgangsgebied tussen weg en woningen zoals schermen of geluidswallen zal een
"snelweg"-effect veroorzaken, derhalve een negatieve invloed hebben
op de aanpassing van de weg; bovendien zal er bij plaatsing van schermen ter
plaatse van de kruispunten een onveilige verkeerssituatie ontstaan. Gezien het
vorenstaande achten wij voorzieningen in het overgangsgebied tussen weg en
woningen niet toelaatbaar. Daarom zijn aan de te bouwen woningen speciale
voorwaarden gesteld.
Door
de woningen en gebouwen aaneengesloten te bouwen, gaan ze een doelmatige
akoestisch afschermende functie vervullen voor de aan de Cluynshofstraat
gelegen woningen. Bovendien dienen aan de woningen zelf geluidwerende
voorzieningen te worden getroffen; in dit geval door ze geluidongevoelig te
ontwerpen; in de voorschriften is geregeld dat de geluidgevoelige ruimten
binnen de woning, de balkons, tuinen en andere bij de woning behorende
buitenruimten, voor zover bestemd als
verblijfsruimten, aan de geluidsluwe gevel worden gesitueerd;
- het geprojecteerde meergezinshuis op de hoek Auwerhofstraat- Akersteenweg vormt een overgang tussen het
bestaande meergezinshuis langs de Auwerhofstraat en
de eengezinshuizen langs de Akersteenweg. Dit
meergezinshuis dient evenals deze eengezinshuizen geluidongevoelig te worden
ontworpen;
- het plangebied is uitgebreid ten behoeve van een fietsroute
met een viaduct over de Akersteenweg, een en ander in het kader van het
recreatief fietsverkeersplan.
IV. Toelichting
op de voorschriften.
A. De voorschriften bestaan hier uit vier
hoofdstukken:
I. Inleidende bepalingen.
II.
Bepalingen in verband met de
bestemmingen.
III.
Overige bepalingen.
IV.
Overgangs- en
strafbepalingen.
- De inleidende
bepalingen bevatten meer algemene zaken zoals de omschrijving van begrippen,
aanwijzingen over de manier van meten en over de manier van de bepaling van
hoogten en dergelijken.
- De
bepalingen in verband met de bestemmingen vormen de kern van de voorschriften.
Er komen combinaties van bestemmingen en samengestelde bestemmingen voor.
Combinaties van bestemmingen zijn afzonderlijke bestemmingen, die naast elkaar
maar ook afzonderlijk kunnen voorkomen (met inachtneming van de matrix). De
samengestelde bestemmingen kunnen niet afzonderlijk bestaan. Welke bestemming
bij eventuele strijdigheid prioriteit verkrijgt is voorzover nodig aangegeven
in de voorschriften van de betreffende samengestelde
bestemming. De bestemmingen zijn zowel in de voorschriften als op de plankaart
met hoofdletters aangegeven (bijvoorbeeld W: woondoeleinden) uitgezonderd de
bestemming tuin welke op grafische manier is aangegeven.
Met kleinere letters worden de
bestemmingen, waar nodig, nader onderscheiden in zogenaamde subbestemmingen.
Bij woondoeleinden hebben zij betrekking op de aard van de woning
(bijvoorbeeld s: gestapelde woningen).
Bij andere bestemmingen hebben zij
bijvoorbeeld betrekking op een specifieke branche binnen die bestemming
(bijvoorbeeld: Bb: bedrijven, brandstof-verkooppunt).
Met een toegevoegd arabisch cijfer op de plankaart wordt de toegestane
goothoogte in meters van gebouwen aangegeven (bijvoorbeeld: W(a)6:
woondoeleinden, aaneengebouwd, maximaal 6 meter hoog).
De toegestane nokhoogte mag in alle
gevallen 3 meter meer bedragen dan de goothoogte. Bij de uit te werken gebieden
is, vanwege de diversiteit in hoogten, deze aanduiding niet toegepast op de
plankaart. Wel zijn de hoogten omschreven in de voorschriften.
Tot slot behoren tot de bestemmingen de "nadere aanwijzingen".
Zij bestaan uit een kleine letter
tussen haakjes, (bijvoorbeeld E(o): erf, geen
gebouwen toegestaan).
Van de voorschriften maken ook de
voorschriftenkaarten deel uit. Zij dienen om redactioneel moeilijk te
omschrijven zaken, zoals begrenzingen en structuren direct op tekening
inzichtelijk te maken en om de plankaart niet overvol te laten raken met
informaties.
Deze methode wordt reeds
geruime tijd elders in Nederland toegepast en sluit aan bij het NIROV-rapport inzake bestemmingsplankaarten van september
1980.
- De "overige bepalingen" hebben betrekking op de vrijstellingsbevoegdheid en wijzigingsbevoegdheid.
- De
titel van het vierde hoofdstuk dekt in wezen de inhoud ervan.
Op de bestemmingsplankaart is met
een bolletjeslijn de begrenzing aangegeven zoals onder I is omschreven. Het
bestemmingsplan omvat een aantal gedetailleerde bestemmingen zoals de bestaande
bebouwing, de scholen en eventueel toe te voegen sociaal-culturele voorzieningen,
gepland buurtgroen en de bestaande en toekomstige wegenstructuur.
B Artikelgewijze toelichting
Een
nadere toelichting op de afzonderlijke artikelen is in het bijzonder gewenst in
die gevallen waarin uit het gevoerde overleg met externe instanties of uit de
Kroonjurisprudentie is gebleken, dat een verschil van mening kan ontstaan omtrent de wet- of doelmatigheid van het voorschrift. In die
gevallen wordt op de betekenis en formulering van het artikel dieper ingegaan.
Artikel 1 - Begripsbepalingen
In dit
artikel worden de begrippen die in de voorschriften worden gehanteerd
gedefinieerd. Deze begripsomschrijving wordt toegepast op die elementen
waaromtrent een verschil van interpretatie kan ontstaan.
- Sub o. detailhandel.
Onder het te koop aanbieden valt tevens het ten verkoop uitstallen van goederen. Het ten verkoop uitstallen behoeft derhalve niet in de omschrijving te worden opgenomen. Anderzijds heeft het uitstallen (showrooms) een engere betekenis en kan toelaatbaar worden geacht in situaties waarin detailhandel niet gewenst is.
De tot nu toe gehanteerde definitie
van detailhandel wordt derhalve geprefereerd, mede
gelet op het streven tot uniformering van de bestemmingsvoorschriften binnen
de gemeente.
Artikel 2 - Wijze van meten
- Sub j. de inhoud van een bouwwerk.
De inhoud van een bouwwerk is gerelateerd aan het begrip "peil", omdat dit relatiepunt in de begripsomschrijving is vastgelegd en derhalve als objectief criterium kan worden aangemerkt. In samenhang met de hoogtematen, welke eveneens aan het begrip "peil" zijn gerelateerd, kan de inhoud objectief worden vastgesteld. Ook bij de omschrijving van de inhoud van een equivalente woning is het begrip "peil" gehanteerd. Daarmee is in de meetbepalingen een consistentie bereikt ten aanzien van het relatiepunt. Om genoemde redenen is afgezien van de introduktie van "begane grondvloer" in plaats van "peil".
Artikel 8 - Combinaties van en
samengestelde bestemmingen
Dit
artikel bevat enerzijds een verklaring van de gehanteerde gemengde bestemmingen
en bevat anderzijds een regeling omtrent de onderlinge
verhouding, voor zover noodzakelijk, van deze bestemmingen.
Daar
waar (combinaties van) bestemmingen en uit te werken bestemmingen te samen met samengestelde bestemmingen voorkomen, is in de
samengestelde bestemming de voorrangsregel opgenomen.
Het
aangeven van een onderlinge verhouding tussen samengestelde bestemmingen in
die gevallen waarin diverse samengestelde bestemmingen te
samen voorkomen, wordt niet noodzakelijk geacht, vanwege het feit dat
op grond van (een cumulatie van) de afzonderlijke voorschriften en de
opgenomen redactie geen conflicten kunnen ontstaan. Verwezen wordt overigens
naar de toelichting bij de samengestelde bestemmingen (artikelen 20 en 21).
De artikelen 9 tot en met 19
Zij
omvattende respectievelijk de volgende bestemmingen:
-
woondoeleinden,
W
-
maatschappelijke
doeleinden, M
-
detailhandel,
D
-
dienstverlening,
DD
-
kantoren,
K
- horeca, H
-
bedrijfsdoeleinden,
B
-
tuin
-
erf,
E.
- verkeersdoeleinden,
V
-
groenvoorzieningen,
G
Deze
bestemmingen hebben, behoudens de bestemming B voor zover het een bedrijf
betreft in hoofdzaak tot doe] het huidige gebruik van de bestaande bebouwing
en terreinen, voor zover er geen directe noodzaak tot wijziging ten behoeve van
het plan aanwezig is, vast te leggen en toekomstige ontwikkeling beheersbaar
te maken. Op enkele plaatsen is aangegeven waar nog invulmogelijkheden
aanwezig zijn voor nieuwbouw (woningen).
Bij al
deze bestemmingen is bepaald dat op de gronden andere bouwwerken mogen worden
opgericht welke qua aard en afmetingen bij het toegestane gebruik passen. De
hoogtebepaling is niet expliciet vastgelegd omdat een zekere flexibiliteit,
passend bij de bestemming, mogelijk moet zijn.
De
jurisprudentie omtrent de toelaatbaarheid van
windmolens en antennes welke aangeeft dat bij het ontbreken van hoogtebepalingen
de gemeentelijke bouwverordening een aanvullende betekenis toekomt, is hier dus
niet van toepassing. Mits aan de eisen wordt voldaan die in andere wettelijke
regelingen worden gesteld ten aanzien van het oprichten en de aanwezigheid van
dit soort bouwwerken, bestaat er geen bezwaar tegen het bouwen ervan in
woongebieden.
Een
rechtstreekse bouwtitel op grond van het bestemmingsplan, waarbij als criterium
geldt, dat het bouwwerk qua aard en afmetingen bij de bestemming behoort te
passen, wordt aanvaardbaar geacht en biedt voldoende
mogelijkheden om expliciet ruimtelijk ongewenste situaties te voorkomen. Bij de
interpretatie van dit voorschrift zullen de gegevens uit de provinciale nota
"windturbines in Limburg" worden gebruikt. In een windarm gebied als
de provincie Limburg wordt de bouw van windmolens voor energie-opwekking,
zeker in stedelijke gebieden, overigens slechts sporadisch verwacht.
De
bestemming woondoeleinden laat het gebruik van een gedeelte van de woning voor
de uitoefening van een beroep aan huis onverlet. Ingevolge
de jurisprudentie mag de uitoefening van een (vrij) beroep aan huis in de
voorschriften niet afhankelijk worden gesteld van het verlenen van een
vrijstelling. Een verlies of bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter is evenwel ongewenst. Als het gedeelte dat
voor de uitoefening van het beroep wordt gebruikt groter wordt dan 30% van de
vloeroppervlakte van het pand, dan kan in het algemeen
de strijdigheid met de woonfunctie aanwezig worden geacht, omdat de bedrijfsfunctie
in dat geval gaat overheersen en kan van strijdigheid met het bestemmingsplan
worden gesproken.
Het
verhuren of anderszins beschikbaar stellen van
woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep, hoe gering
ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te
merken.
Artikel
3, lid 1 van het besluit grenswaarden binnen zones langs wegen dient als
waarborg dat de geluidgevoelige binnenruimten zoveel als mogelijk aan de
geluidsluwe zijde van de gevel gesitueerd worden. Lid 2 van dit artikel geeft
de mogelijkheid hiervan af te wijken op grond van belangen, ontleend aan de
volkshuisvesting of de stedebouw.
De
vrijstellingsbevoegdheid ex artikel 9, lid 4 van de voorschriften van
burgemeester en wethouders geeft bovenstaande mogelijkheid, afhankelijk van de
isolatie van de gevel.
Hierdoor
wordt ook een vrijheid gewaarborgd dat de bouwondernemer onder beperkingen en
voorwaarden vrij is in het indelen van de woning.
De bij
de bestemming erf opgenomen vrijstellingsbevoegdheid om de afstand tussen een
vrijstaand gebouw en een ander gebouw te verkleinen van 3 tot 0 meter houdt een
voldoende objectief begrensd criterium in.
Bovendien
is aangegeven dat de bepaling slechts van toepassing is in situaties waarin een
vrijstaand gebouw niet achter een ander gebouw is gelegen.
Artikel 20 - Waterwingebied
In dit
artikel is op de als zodanig aangegeven gronden naast de gedetailleerde c.q.
uit te werken bestemmingen alsmede een aantal
samengestelde bestemmingen, de bestemming waterwingebied gelegd, om de
drinkwaterwinning (chemische beschermingszone) te beschermen.
Gelet op
de ligging van het (woon)gebied in een chemische beschermingszone is de
aanwezigheid van (woon)gebouwen zonder meer aanvaardbaar en behoeven
in het bestemmingsplan geen nadere eisen aan deze gebouwen gesteld te worden.
Het horen van de inspectie van de milieuhygiëne wordt bij de
bouwvergunningverlening derhalve niet noodzakelijk
geacht. Strijdigheid met het waterwinbelang kan
ontstaan bij het gebruik van de grond en opstallen alsmede
bij de uitvoering van bepaalde werkzaamheden. In verband daarmee is het met de
waterwinning strijdig gebruik verboden - zonder dat de andere bestemmingen
daarbij in het gedrang behoeven te komen - en is voor
de uitvoering van bepaalde werken of werkzaamheden een aanlegvergunning
vereist.
Ingeval
van een aanvraag voor laatstgenoemde vergunning wordt de inspectie van de
milieuhygiëne gehoord.
Met deze
regeling in de voorschriften wordt de prioriteitsstelling van de bestemmingen
en het daarvan afgeleid gebruik zodanig geregeld dat
geen onderlinge conflicten kunnen ontstaan. Een verdergaande regeling wordt,
met verwijzing naar het komend recht (toelichting bij
de herziening van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening), waarin de
verplichting tot het aangeven van de onderlinge verhouding van gemengde
bestemmingen is vervallen, niet noodzakelijk, en daarom onnodig belastend
geacht.
Ook ten
aanzien van het gemengd voorkomen van samengestelde bestemmingen
in een gebied, kunnen geen conflicten ontstaan bij toepassing van de
afzonderlijke voorschriften van deze bestemmingen. Diverse samengestelde
bestemmingen kunnen dan ook zonder bezwaar op hetzelfde perceel voorkomen.
Artikel 21 - Leidingstrook
Ter
bescherming van de hoofdnetriolering zijn hier
bepalingen opgenomen welke overeenkomen met de richtlijnen, welke van kracht
zijn met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in de nabijheid van of
op kabels en leidingen.
Door het horen van de leidingbeheerder ingeval van een voorgenomen aanlegvergunning voor bepaalde werkzaamheden wordt de bedrijfsveiligheid van de leidingen voldoende gegarandeerd. Het koppelen van de afgifte van een aanlegvergunning aan een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten wordt derhalve niet nodig geacht. Dit zou slechts tot onnodig lange procedures bij de vergunningverlening leiden.
Omdat
uit de soort planten is af te leiden, welke dieper dan 30 cm wortelen, wordt
het vereiste van een aanlegvergunning voor het planten van deze gewassen, dat
de bescherming van de leidingen beoogt,
controleerbaar geacht. Een dergelijke regeling wordt derhalve
zinvol en doelmatig geacht.
Overigens
is het gestelde in de toelichting bij artikel 20 ten aanzien van het gemengd voorkomen van bestemmingen mutatis
mutandis van toepassing.
De artikelen 23 tot en met 27
Tot slot
kan nog melding gemaakt worden van de "overige
bepalingen", waaronder de vrijstellingsbevoegdheid (artikel 23) en de
wijzigingsbevoegdheid (artikel 24), welke burgemeester en wethouders de
bevoegdheid geven het plan binnen bepaalde grenzen te wijzigen.
De
wijzigingsbevoegdheid (artikel 24) met betrekking tot de subbestemmingen wordt
door de daaraan verbonden criteria voldoende objectief geacht
en voldoet aan de eisen van rechtszekerheid. De verruiming die het komend recht biedt ten opzichte van het huidige als
knellend ervaren artikel 13a van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening zal
geen beletsel vormen voor deze wijzigingsbevoegdheid. Omdat het hier
uitsluitend functiewijzigingen binnen de gegeven bestemming betreft, blijven de
bouwvoorschriften van die bestemming geldig.
V Financieel
economische uitvoerbaarheid.
Het onderwerpelijke
bestemmingsplan voorziet in een juridische regeling van een reeds
langer bestaand en bebouwd gebied.
Voor wat betreft het financiële vlak
kunnen in zijn algemeenheid de navolgende
hoofdelementen worden onderscheiden, te weten:
a. invulling van braakliggende terreinen casu
quo te saneren woongebieden.
In dit
verband is aan de orde de aanvullende woningbouw geprojecteerd op de hoek Gerard Walravenstraat/Kerkhofweg
inclusief doortrekking van de Gerard Walravenstraat. Het plantekort bedraagt f. 325.000,--, waarvan de budgettaire dekking een nadere afweging zal
krijgen in het kader van het meerjarenplan stadsvernieuwing (na 1989).
Voorts
is een terrein aan de Akersteenweg bestemd voor realisatie van aanvullende
woningbouw als opvulling en afronding.
Een en ander dient bij eventuele aanpak door de gemeente qua grondexploitatie budgettair neutraal te verlopen;
b. voorzieningen van
algemene aard.
Uitvoeringsplannen ten aanzien van
de verbetering van de woonomgeving, verkeersstructuur en de herinrichting van
groengebieden etc. dienen financieel te worden vertaald via opname in het
meerjarenplan rendabele en onrendabele investeringen.
Ten aanzien van de geformuleerde
doelstellingen kan worden gesteld dat deze moeten worden gezien als
intentieverklaring, waarvan de uitvoering zijn afweging zal moeten vinden
binnen het totale verzorgingsniveau van de gemeente.
Over de inhoud van het voorliggend plan is op 16 mei 1984 vooroverleg met de provinciale
planologische commissie gevoerd, als bedoeld in artikel 8 B.R.O. Uit dit
overleg zijn opmerkingen naar voren gekomen, ten aanzien van verkeersaspecten
en de voorschriften. Deze opmerkingen zijn impliciet beantwoord en verwerkt in
de toelichting en de voorschriften.
Tijdens een voorlichtingsavond op 20
juni 1984 en een inspraakavond op 4 juli 1984 zijn de bewoners van Heer
geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld vragen naar voren te brengen en
problemen en wensen kenbaar te maken. Met het puntsgewijs commentaar op het
inspraakverslag blijkt op welke wijze met de op- en
aanmerkingen rekening is gehouden.
A. Reacties
inspraakavond (woensdag 4 juli 1984).
1. Doortrekking Burgemeester Kessensingel.
Er waren
zowel voorstanders als tegenstanders van genoemde doortrekking. De
tegenstanders beargumenteerden dat de doortrekking:
-
veel
verkeer zal aantrekken (ook vrachtverkeer);
- veel doorgaand verkeer dwars door Heer-Achter de Kerk tot gevolg zal hebben (met name via de Einsteinstraat);
- onveiligheid vergroot met name voor de schoolgaande kinderen;
-
één
van de weinige groenvoorzieningen in de buurt teniet zal doen.
Men
vroeg zich af waarom er niet een rondweg 500 meter oostelijker gesitueerd kon
worden. De voorstanders waren van mening dat de doortrekking wel past binnen
een duidelijke verkeersstructuur in Heer, maar dat er wel alternatieven geboden
moeten worden voor het wegvallen van de groen-/speelvoorziening.
Bovendien
werden vraagtekens geplaatst bij het verbieden van de afslaande bewegingen op
het kruispunt Akersteenweg/Dorpstraat.
De
gemaakte opmerkingen geven geen aanleiding tot planwijziging. De doortrekking
van de Burgemeester Kessensingel is ook al geregeld
in het vigerend bestemmingsplan, zij het met een
ongelijkvloerse kruising.
De
gronden zijn hierin bestemd voor verkeersdoeleinden en niet voor openbaar
groen. Deze bestemming is echter nog niet gerealiseerd en hoewel dit terrein
het karakter van groen/speelvoorziening heeft, betekent dit niet dat realisatie
van de bestemming verkeersdoeleinden i.c. het doortrekken van de Burgemeester Kessensingel, automatisch compensatie inhoudt voor het
wegvallen van de groen/speelvoorziening. Bovendien is de wijk zodanig van
opzet dat er voldoende groen (openbaar en privé) aanwezig is.
Verschuiving
500 meter oostelijk reduceert het effect op de Dorpstraat tot vrijwel nihil
(daar is nu een voorziening, dus er verbetert niets).
De
kwestie "afslaande bewegingen" zal conform de motie Kerkhofs aan de orde worden gesteld als daartoe na
verbetering van de buurtontsluitingen aanleiding is.
2. Fiets-/voetgangersbrug over de Akersteenweg.
In z'n algemeenheid kon men zich vinden in de geplande brug,
zij het dat overwogen moest worden om de brug in hout uit te voeren.
Enige
aanwezigen pleitten vanuit kostenaspect en grondverwerving voor het
alternatief van een verkeerslichteninstallatie. Bovendien werd gevraagd om de
mogelijkheden van ondertunneling te onderzoeken.
De uitvoeringswijze van bouwwerken wordt niet in een bestemmingsplan geregeld.
Een
verkeerslichteninstallatie garandeert op zich geen veiligheid. Een
kruispuntvrije oplossing is veruit te prefereren.
De hoogteligging ter plaatse maakt realisering van een tunnel onlogisch.
3.
Woningbouw
langs Akersteenweg.
Bewoners
van de Cluijnshofstraat waren tegenstanders van de
geplande woningbouw langs de Akersteenweg (tussen de Burgemeester Kessensingel en de geplande langzaamverkeersbrug)
zoals vormgegeven in het plan.
Huns
inziens is de geplande woningbouw veel te hoog. Bovendien zou
deze ruimte goed gebruikt kunnen worden voor het creëren van toch al schaars
aanwezige groenvoorziening (speelruimte en/of volkstuinen).
Een
mogelijk alternatief, waar eventueel met bewoners over te praten valt, is de
variant van lagere woningbouw ter plaatse. Overigens schijnt niet alle grond
eigendom van de gemeente te zijn.
De
mogelijkheid om woningen aan de zuidzijde van de Akersteenweg vrijstaand te
bouwen, is vervallen.
In het
herzieningsplan is de situering van de woningen afwijkend ten opzichte van het
vigerend plan omdat deze woningen en de bijbehorende
gebouwen een akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor de aan de Cluijnshofstraat gelegen woningen.
De hoogte van de woningen is gerelateerd aan de Akersteenweg die ± 3 meter lager ligt dan de Cluijnshofstraat.
De wijk
heeft voldoende groen zodat het niet nodig is deze ruimte voor groenvoorziening
te gebruiken.
4. Flat Kennedyplein.
Omwonenden
zijn tegen de bestemming "kantoren en bedrijvigheid" (buiten de
rooilijn) in die zin, dat zij bang zijn, dat er overlast ten gevolge van deze
bestemming veroorzaakt zal worden (bijvoorbeeld door houtverwerkingsmachines).
Dit zal absoluut vermeden moeten worden.
Gepleit
wordt voor de bestemming "kantoren en magazijn".
De
bestemming is gewijzigd in "kantoren en opslag" (= magazijn).
5. Kennedyplein.
Er werd
gevraagd om te bekijken of de nu bestemde parkeervoorziening niet omgezet kan
worden in een bestemming groenvoorziening.
Via een
wijzigingsbevoegdheid kan de parkeerplaats op het Kennedyplein
gewijzigd worden in een groen/speelvoorziening. Momenteel ontbreken echter de
financiële middelen om deze wijziging te realiseren.
6. Overige reacties.
Gepleit
werd om naast allerlei toekomstplannen ook aandacht te schenken aan het
oplossen van problemen in de bestaande situatie.
Te
denken valt hierbij aan:
-
onderhoud
groen;
-
onderhoud
trottoirs;
-
onderhoud
gemeentewoningen.
De
ontwikkelingen in Heer zijn zo ingrijpend, dat een actieplan voor genoemde
zaken op haar plaats zou zijn.
Gevraagd
wordt om de bestaande bedrijfsruimte in de Sint Servatiusweg
als zodanig te bestemmen.
De
parkeerplaatsen bij het voetbalveld moeten uit het noorden via de Oude
Molenweg bereikbaar zijn.
Onderhoud
van groen, trottoirs en woningen is een zaak die niet in het kader van een
bestemmingsplan geregeld wordt.
De
bedrijfsruimten aan de Sint Servatiusweg zijn bestemd
conform de bestaande toestand.
De
parkeerplaatsen bij het voetbalveld van de "R.K.S.V.- Scharn"
zijn via de Bemelerweg en de Oude Molenweg bereikbaar.
B. Schriftelijke
reacties.
1. Voetbalvereniging "Scharn".
Het
bestuur van de voetbalvereniging is tegen afsluiting van een gedeelte van de
Oude Molenweg (nabij het Scharn-terrein). Het bestuur
wil hieromtrent suggesties aandragen in de hoop een "oplossing" te
vinden.
Overleg
met de voetbalvereniging Scharn heeft ertoe geleid
dat er een inrit gepland is vanaf de Akersteenweg naar het parkeerterrein bij
het voetbalveld. Over deze kwestie dient echter nog overleg gevoerd te worden
met rijkswaterstaat.
2. Mevrouw Schreurs,
Oude Molenweg 11.
Bezwaar wordt gemaakt tegen het
vervallen van de aansluiting Oude Molenweg/Akersteenweg (noordzijde).
Argumentatie:
- geringere
bereikbaarheid;
- waardevermindering
woning.
3. Fam. Niesten,
Akersteenweg 208.
Bezwaar
wordt gemaakt tegen de geplande fiets-/voetgangersbrug (uitzichtbedervend,
aantasting privacy, aantasting onroerendgoedprijs,
aantasting landschap).
Gepleit wordt voor een tunnel of een
verkeerslichteninstallatie.
Bij de
planning van de fiets-/voetgangersbrug heeft er een afweging plaatsgevonden ten
voordele van het algemeen belang (veiligheid fietsers
en voetgangers) boven het privé belang. De gemaakte opmerkingen geven dan ook
geen aanleiding tot planwijziging. Voor wat betreft de waardevermindering van
de woning kan verwezen worden naar artikel 49 van de wet op de ruimtelijke
ordening.
De
hoogteligging ter plaatse maakt de bouw van een tunnel onlogisch, terwijl een
verkeerslichteninstallatie op zich geen veiligheid garandeert. Een
kruispuntvrije oplossing is veruit te prefereren.