HOOFDSTUK I. INLEIDENDE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1      Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

a.      het plan:

het bestemmingsplan Heer - Onder de Kerk als aangegeven op:

de bestemmingskaart 1a        tekening nr. S2003 AO

de bestemmingskaart 1b        tekening nr. S2004 AO

de bestemmingskaart 2          tekening nr. S2005 AO

 

deze voorschriften met de bijbehorende:

voorschriftenkaart 1                 tekening nr. S2006 A3

voorschriftenkaart 2                 tekening nr. S2007 A3

 

b.      additionele voorzieningen:

die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestem­ming;

 

c.      ambachtelijk bedrijf:

een inrichting waar of van waaruit bedrijfsmatig, geheel of overwe­gend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt of hersteld en geïnstalleerd, alsook waar goederen, die verband hou­den met het ambacht worden verkocht en/of geleverd, dit laatste als ondergeschikte activiteit;

 

d.      ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde;

 

e.      atelier-/praktijkruimte:

een (gedeelte van een) gebouw dat geschikt is of dient voor het uit­oefenen van een beroep of het verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, cosmetisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied;

 

f.       bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

 

g.      bebouwingsgrens:

een op de bestemmingskaarten aangegeven lijn, die de begrenzing vormt van een bebouwingsvlak;

 

h.      bebouwingspercentage:

de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreinge­deelte en de totale oppervlakte van het terrein;

 

i.       bebouwingsvlak:

een door bebouwingsgrenzen op de bestemmingskaart omgeven oppervlak;

j.       bestemmingsgrens:

een op de bestemmingskaart aangegeven lijn, die de begrenzing vormt van een bestemming;

 

k.      bouwperceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond behorende bij een bestaand of op te richten bouwwerk of complex van bouwwerken;

 

l.       centrumvoorzieningen:

voorzieningen die specifiek in een centrumgebied thuishoren zoals winkels, horeca, dienstverlenende publiekgerichte functies van be­scheiden omvang op zakelijk, administratief, economisch, medisch, recreatief, sociaal of cultureel gebied, atelier-/praktijkruimten, ambachtelijke bedrijven;

 

m.     detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goe­deren aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfs­activiteit;

 

n.      dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

o.      dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het ge­bouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

 

p.      eengezinshuis:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat;

 

q.      equivalente woning:

rekeneenheid met een waarde van 350 m3 ter bepaling van het bouwvolu­me in woongebieden;

 

r.       geluidgevoelige bebouwing:

gebouwen, geen woningen zijnde, als bedoeld in het besluit grenswaar­den binnen zones langs wegen behorend bij de wet geluidhinder;

 

s.      geluidgevoelige ruimte van een woning:

een ruimte binnen een woning, voor zover die kennelijk wordt gebruikt als slaap-, eet-, woonkamer of voor een zodanig gebruik is bestemd;

 

t.       geluidongevoelige woning:

een woning waarvan de geluidgevoelige ruimten in overwegende mate aan de van de weg afgekeerde gevel zijn gesitueerd;

 

u.      gestapelde woningen:

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gele­gen woningen omvat;

 

v.      kelderverdieping:

een (gedeelte van een) gebouw, dat voor meer dan de helft van de ver­diepingshoogte, beneden het peil is gelegen;

 

w.     matrix:

een op de bestemmingskaart als aanduiding opgenomen, vertikaal in vakjes onderverdeelde kolom, waarin per bouwlaag de bestemmingen zijn aangegeven;

 

x.      opslagbedrijf:

een inrichting waar ondernemingsgewijs goederen worden opgeslagen;

 

y.      peil:

het niveau van het hoogste punt van de rijbaan ter plaatse van het bouwperceel;

 

z.      souterrain:

een (gedeelte van een) gebouw dat voor de helft of minder van de ver­diepingshoogte beneden het peil is gelegen;

 

aa.    toetsingswaarde:

de geluidsbelasting vanwege een ingevolge de wet geluidhinder zoneplichtige weg aan de gevel van woningen en andere geluidgevoelige be­bouwing, gecorrigeerd conform artikel 103 wet geluidhinder en waarin geen rekening is gehouden met een kruispuntcorrectie als bedoeld in artikel 102 wet geluidhinder;

 

bb.   verblijfsgebied:

een straat of weg waar de stroomfunctie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreduce­rende maatregelen;

 

cc.    winkelvestiging:

een vestiging voor detailhandel, met uitzondering van grootschalige detailhandel, zoals bouwmarkten, autodealers, meubeltoonzalen e.d. en met uitzondering van detailhandel bij tankstations;

 

dd.   woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huis­houden.