Artikel 21    Tuin

 

1.      De gronden met de bestemming tuin mogen uitsluitend worden gebruikt als tuin.

 

2.      Op deze gronden mogen geen gebouwen doch uitsluitend andere bouwwer­ken worden gebouwd, welke qua aard bij het in lid 1 toegestane ge­bruik passen en niet hoger zijn dan 3,00 meter.

 

3.      Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor:

 

I.       de bouw van één, aan de voorgevel aangebouwd gebouw per woning met dien verstande, dat:

a.      de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

b.      de oppervlakte maximaal 5,00 m2 mag bedragen;

c.      geen der horizontale afmetingen meer dan 2,50 meter mag bedragen;

 

II.       de bouw van één, aan de zijgevel aangebouwd gebouw per woning met dien verstande, dat:

a.      de afstand tussen de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van de woning en de voorzijde van het aange­bouwde gebouw ten minste 3,00 meter moet bedragen, terwijl dit aangebouwde gebouw moet worden gebouwd achter de voorgevel van het hoofdgebouw;

b.      de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

c.      de oppervlakte maximaal 20,00 m2 mag bedragen.