Artikel 22 Erf (E)
1.
a. De gronden met de bestemming erf mogen
uitsluitend worden gebruikt voor erf behorende bij de functie op hetzelfde
bouwperceel.
b. Op het onbebouwd
erf mag geen opslag plaatsvinden, behoudens op het bouwperceel met een woonfunctie
en uitsluitend ten behoeve van die functie.
2.
I. Op
deze gronden mogen met inachtneming van de op de bestemmingskaart aangegeven
nadere aanwijzing en behoudens op de gronden met de nadere aanwijzing (o),
onbebouwd uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van het in lid 1
toegestane gebruik;
b. die andere
bouwwerken, welk qua aard bij het in lid 1 toegestane gebruik passen en niet
hoger zijn dan 3,00 meter.
II. Op
de gronden met de nadere aanwijzing (o) onbebouwd mogen uitsluitend andere
bouwwerken worden gebouwd, welke qua aard bij het in lid 1 toegestane
gebruik passen en niet hoger zijn dan 3,00 meter.
3. De in lid 2 onder I bedoelde gebouwen en
andere bouwwerken, moeten worden gebouwd met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a. de oppervlakte van de gebouwen mag behoudens het bepaalde
onder cl en d ten hoogste 50 m2 bedragen, met dien verstande, dat
ten behoeve van de in lid 2 bedoelde gebouwen en andere bouwwerken ten hoogste
40% van de gronden met de bestemming erf mag worden bebouwd en mits in elk
geval bij de woning op hetzelfde bouwperceel een onbebouwd erf aanwezig blijft
met een oppervlak dat ten minste gelijk is aan 5 maal de breedte van de
achtergevel van de woning;
indien op een bouwperceel de bestemming
erf grenst aan de bestemming tuin, mag voor de berekening van het voornoemde
percentage de oppervlakte van het erf worden vergroot met dat gedeelte van de
tuin, dat grenst aan het erf en dat ligt achter het verlengde van de achterste
bebouwingsgrens;
b. de afstand tussen
een vrijstaand gebouw en een ander gebouw op hetzelfde bouwperceel moet ten
minste 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat burgemeester en wethouders
van deze maat vrijstelling kunnen verlenen, indien het vrijstaand gebouw niet
achter een ander gebouw is gelegen;
c. met inachtneming van het bepaalde in de leden a en b mogen
gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het houden van dieren worden
gebouwd met dien verstande, dat:
1. de oppervlakte
niet meer mag bedragen dan 12 m2;
2. de nokhoogte van
duivenhokken maximaal 4,00 meter mag bedragen;
d. met inachtneming
van het bepaalde van de leden a, b en c mag de totale oppervlakte van gebouwen
en andere bouwwerken niet meer dan 62 m2 bedragen.
4.
I. Waar
op de bestemmingskaart de nadere aanwijzing (n) is gegeven mag ten behoeve van
de in lid 2 sub I bedoelde gebouwen en andere bouwwerken 100% van de gronden
met de bestemming erf worden bebouwd, met dien verstande, dat de grenzen voor
de maximale uitbreiding van bestaande winkelvestigingen (glijdende schaal) en
het totaal plafond voor winkelvestigingen, als
opgenomen in artikel 32, Centrumzone, onder punt 2 niet mogen worden overschreden.
II. Waar
op de bestemmingskaart de nadere aanwijzing (z) is gegeven mag ten behoeve van
de in lid 2 sub I bedoelde gebouwen en andere bouwwerken 60% van de gronden
met de bestemming erf worden bebouwd.