Artikel 28    Uit te werken woondoeleinden, kantoren, bedrijfsdoeleinden, maatschappelijke doeleinden en verkeersdoeleinden (UWKBMV)

 

1.      De gronden met de bestemming uit te werken woondoeleinden, kantoren, bedrijfsdoeleinden, maatschappelijke doeleinden en verkeersdoeleinden mogen uitsluitend worden gebruikt voor woondoeleinden, tuin en erf, en voor kantoren en de uitoefening van bedrijven die geen onevenredige be­lasting van het woon- en leefmilieu opleveren, welke niet zijn vermeld in het besluit categorie A-inrichtingen wet geluidhinder en die een bo­venlokaal en representatief karakter hebben en waarvoor de ligging aan de autosnelweg van bijzonder belang, is en voor scholen en verkeersdoel­einden, alsmede in samenhang daarmee ten behoeve van groenvoorzieningen, speelplaatsen en geluidwerende voorzieningen.

 

2.      Burgemeester en wethouders werken deze bestemming uit met inachtneming van de volgende bepalingen:

 

a.      de bebouwing ten behoeve van woondoeleinden zal zich in hoofdzaak concentreren in de zone A zoals aangegeven op de voorschriftenkaart 1.

b.      de omvang van de woningbouw mag maximaal 360 equivalente woningen omvatten;

c.      de goothoogte van de gestapelde woningen moet minimaal 6,00 meter en mag maximaal 12,00 meter bedragen;

d.      de goothoogte van de eengezinshuizen mag maximaal 6,00 meter bedra­gen;

e.      de bebouwing ten behoeve van kantoren zal zich in hoofdzaak concen­treren in de zone B zoals aangegeven op voorschriftenkaart 1;

f.       het totale bruto-vloeroppervlak van de kantoren mag maximaal 3.000 m2 bedragen;

g.      de goothoogte van de kantoren moet minimaal 9,00 meter en mag maxi­maal 12,00 meter bedragen;

h.      de bebouwing ten behoeve van bedrijfsdoeleinden zal zich in hoofdzaak concentreren in de zone C zoals aangegeven op voorschriftenkaart 1; de bebouwing moet een stedelijk karakter hebben;

i.       op dit terrein mag uitsluitend bedrijfsuitoefening worden toegela­ten, als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 bij deze voorschriften gevoegde staat van inrichtingen, dan wel niet in die staat opgenomen bedrijfsuitoefening die, gehoord de hoofdgroep Verkeer, Waterstaat en Milieu van de provincie Limburg, qua aard en invloed op de woonomgeving hiermee overeenkomt; indien uit een advies van de inspecteur van de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu blijkt, dat in een speci­fiek geval de bedrijfsuitoefening als bedoeld in categorie 3 van die staat qua aard en invloed op de woonomgeving overeenkomt met de categorieën 1 en 2 van die staat, mag een dergelijk bedrijf eveneens op dit terrein worden toegelaten.

j.       het totale bruto-vloeroppervlak van de bebouwing voor bedrijfsdoeleinden mag maximaal 2.000 m2 bedragen;

k.      de goothoogte van de bebouwing voor bedrijfsdoeleinden mag maximaal 5,00 meter bedragen;

l.       er zal worden voorzien in groenvoorzieningen waarin een speelplaats met een minimum bruto-oppervlak van 4.000 m2 welke zich in hoofdzaak zal concentreren in de zone D zoals aangegeven op de voor­schriftenkaart 1;

m.     de door gedeputeerde staten vastgestelde hogere waarden aan de ge­vel van woningen en andere geluidgevoelige bebouwing mogen niet worden overschreden. In het plangebied waar de toetsingswaarde tus­sen de 55 en 65 dB(A) ligt, krijgen de gronden de nadere aanwijzing (gg), waarvoor de bepalingen als bedoeld in artikel 9 woondoelein­den van deze voorschriften, van overeenkomstige toepassing zijn;

n.      bij de uitwerking zal rekening worden gehouden met een parkeeraccommodatie met een omvang die voldoet aan de parkeernormen, opge­nomen in bijlage 3 bij deze voorschriften, met dien verstande, dat voor de te realiseren kantoor- en bedrijfsruimten een maximale norm van 20 plaatsen per 100 werknemers in acht wordt genomen;

o.      de bestaande openbaar vervoers- en langzaam verkeersverbinding tus­sen station en Maastricht-Randwyck en de Demertdwarsstraat mag zo­danig worden verlegd, dat deze in plaats van de op de Demertdwars­straat rechtstreeks aansluit op de Philipsweg.

 

3.      Belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld eventuele bezwa­ren tegen het uitwerkingsplan gedurende een termijn van twee weken schriftelijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.