Artikel 18 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

1.      Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begren­zingen van de op plankaart A aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de op­pervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% wordt gewijzigd, indien daardoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de be­langen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

2.      Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het bepaalde in artikel 8 lid 2. sub b. ten behoeve van maximaal één detailhandelsvestiging met een be­drijfsvloeroppervlak van maximaal 900 m2, mits:

 

a.      de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;

b.      er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ont­staan;

c.      de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;

d.      aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.

 

3.      Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover het betreft de aanwijzing van Rijksmonumenten en de daarmee samenhangende plantoevoegingen voor die gronden en gebouwen die daarvoor zijn c.q. worden ingeschreven volgens de Monu­mentenwet (Stb. 1988, 638).

 

4.      Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid door Burgemeester en Wethouders wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 19 lid 2.