Artikel 3 Algemene
bepalingen
1. Verbod overschrijding bestemmingsgrenzen
Het is niet toegestaan de
op plankaart A aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen
overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in
deze voorschriften uitdrukkelijk anders is bepaald.
2. Verwijzing naar andere regelingen
Indien en voor zover in
deze voorschriften wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere
algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals
deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-plan.
3. Toelaatbare
bedrijfsactiviteiten
Bedrijfsactiviteiten
groter dan 125 m2 en anders dan de in de woning toegestane aan huis
gebonden beroepen, ateliers, galeries, kantoor- en praktijkdoeleinden resp.
consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten zijn alleen toegestaan
daar waar aangegeven op plankaart A en voor zover het bedrijf is opgenomen in
de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2 alsmede,
indien de betreffende bedrijfsactiviteiten op plankaart A zijn aangeduid met de
letter en het cijfer B3, in milieucategorie 3. De Staat van
Bedrijfsactiviteiten is als bijlage bij deze voorschriften gevoegd. Een bedrijfsactiviteit
die niet voorkomt in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van
Bedrijfsactiviteiten maar, blijkens advies van de directeur van de hoofdgroep
Milieu en Water van de provincie Limburg, in redelijkheid gelijk kan worden
gesteld met de ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteit, is eveneens
toegestaan.
Burgemeester en Wethouders
zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het in dit plan bepaalde ten behoeve
van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die in de van deze voorschriften
deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen onder milieucategorie
3, maar blijkens advies van de directeur van de hoofdgroep Milieu en Water van
de provincie Limburg naar aard en invloed op de directe omgeving in
redelijkheid gelijk kunnen worden gesteld met een ter plaatse toegelaten
milieucategorie bedrijfsactiviteiten.
Geluidhinder veroorzakende inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn nergens toegestaan.
4. Noodzaak bodemonderzoek
Bij nieuw op te richten
gebouw dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven,
inzicht te worden geboden in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de
hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties
waar middels een vrijstellings- resp. wijzigingsbevoegdheid een andere
bestemming wordt gerealiseerd. De bouwvergunning zal niet eerder worden
verleend dan nadat (een deel van) de gronden (na sanering) geschikt is/zijn
gemaakt voor de toekomstige functie. Voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt het
Bodembeheerplan Maastricht als toetsingskader voor het aspect bodem.
5. Verhouding afzonderlijke bestemmingen tot
dubbele bestemmingen
Bij gebruik van gronden
als bedoeld in de artikelen 6 t/m 13 voor bebouwing en anders dan voor
bebouwing, voor zover deze gronden tevens zijn bestemd als beschermingszone,
geldt primair het bepaalde in artikel 14.
6. Afwijking bebouwingspercentage resp.
goothoogte bij vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid
Indien in de
vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden bij de afzonderlijke bestemmingen
niets staat vermeld over bebouwingspercentage resp. goothoogte, kan bij
hantering van de vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid van de matrix op plankaart
A die voor het betreffende gebied van toepassing is met maximaal 25% van het in
de matrix aangegeven bebouwingspercentage resp. goothoogte worden afgeweken.
7. Openbare nutsvoorzieningen
Op alle gronden is
het toegestaan bouwwerken van openbaar nut te bouwen, zoals straatvoorzieningen
voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met
dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m3
zal bedragen en de hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen. De doeleinden van
openbaar nut nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering
en omvang.
8. Bebouwingsgrens spoorwegdoeleinden
Op de gronden,
gelegen tussen de op plankaart A als begrenzing conform artikel 36-40 van de
Spoorwegwet (Stb. 1875, 67) aangegeven lijn en de spoorweg, mag niet worden gebouwd
c.q. mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de
Spoorwegwet zonder voorafgaande ontheffing door of vanwege de Minister van
Verkeer en Waterstaat
9. Rijksmonument
Voor de bouwwerken
die op plankaart A met het teken zijn aangeduid als rijksmonument geldt de
Monumentenwet 1988 (Stb. 1988, 638).