Artikel 19 Vrijstellingsbevoegdheid
1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het plan tot het oprichten van kleine, niet voor
bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasregel-
en meetstations, wachthuisjes, schakelhuisjes, telefooncellen,
gemaalgebouwtjes, mits elk van deze bouwwerken geen grotere inhoud verkrijgt
dan 50 m3.
2. Indien bij het uitmeten van terrein blijkt
dat de werkelijke toestand afwijkt van die, welke in het plan is aangegeven,
zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de in dit
plan aangegeven maten tot een maximum van 10%, mits door die vrijstelling wordt
beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke
toestand te bereiken.
3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van de in dit plan voorgeschreven maten tot een
maximum van 10%, mits met deze vrijstelling wordt beoogd een zo goed mogelijke
overeenstemming te bereiken tussen het plan en het bouwplan.
4. Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1.
van de artikelen 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 11a voor de praktijkruimten
of daarmee gelijk te stellen inrichtingen, met dien verstande dat:
a. uitsluitend
de begane grondlaag als zodanig mag worden gebruikt;
b. de
oppervlakte van de in de aanhef bedoelde ruimten maximaal 70 m2 per
bouwperceel mag bedragen.
5. Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1.d
van artikel 18, met dien verstande dat het aangebouwde bijgebouw moet worden
geplaatst hetzij op minimaal 1,50 m. achter de naar de openbare weg gekeerde
gevel van het hoofdgebouw hetzij op minimaal 1,50 m. vóór de naar de openbare
weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, mits de bebouwingsgrens nergens wordt
overschreden.