Artikel 20 Wijzigingsbevoegdheid
Naar
aanleiding van het koninklijk besluit uit 1980 is dit artikel bij raadsbesluit
van 7 december 1982 herzien. Aan deze herziening is echter goedkeuring
onthouden door Gedeputeerde Staten van Limburg bij besluit van 21 februari
1984. Hierdoor vervalt de tekst van dit artikel.
Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, mits:
a.
het karakter der bebouwing niet
wezenlijk zal worden gewijzigd;
b.
niet wezenlijk wordt afgeweken van de
hoofdstructuur van het plan welke wordt bepaald door:
- de functionele hoofdopzet van de wegen;
- de dichtheid van de woonbebouwing;
- de verhouding
woonbebouwing/groenvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
-
parkeergelegenheden;
-
verkeersknooppunten;
-
de onderlinge verhouding der
bebouwingsklassen;
c.
de bebouwingscapaciteit, beoordeeld
zowel naar het aantal woningen als naar de totale omvang der bebouwing, elk
afzonderlijk met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
GOEDKEURING ONTHOUDEN G.S.
1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen
voor wat betreft:
a. het verschuiven van een bestemmingsgrens over een afstand van
ten hoogste 10 meter, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de
bestemmingen niet wezenlijk wordt gewijzigd, indien blijkt dat deze verschuiving
bij de verwerkelijking van het plan in redelijkheid gewenst of noodzakelijk is
en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b. de bestemming, ten behoeve van het oprichten van niet voor
bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut met dien verstande, dat:
1. de oppervlakte van het bouwwerk ten hoogste 50 m2
bedraagt;
2. de goothoogte ten hoogste 4 meter mag bedragen;
3. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 3 meter mag
bedragen.
2. Belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld
eventuele bezwaren tegen de voorgenomen wijziging gedurende een termijn van 2
weken schriftelijk aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.
Tekst vaststelling
partiële herziening bp Keerderstraatje, raadsstuk 1982