Artikel 21 Gebruik
van de grond anders dan voor bebouwing en het gebruik van opstallen
1. De in dit plan begrepen gronden en
opstallen mogen uitsluitend in overeenstemming met de daaraan bij het plan
gegeven bestemming worden gebruikt.
2. De binnen een bebouwingsoppervlak gelegen
gronden, bestemd voor de bebouwingsklassen E1, E2, E3, E4, E5, E6, E7, E8, E9
en E10 mogen, voor zover ze niet worden bebouwd, uitsluitend als tuin gebruikt
worden.
3. Burgemeester en Wethouders verlenen
vrijstelling van het bepaalde in de leden 1 en 2, als strikte toepassing van
deze voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die
niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen van het
bepaalde in de leden 1 en 2 vrijstelling verlenen ten behoeve van een afwijkend
gebruik, mits daardoor de handhaving of verwerkelijking van het plan niet wordt
aangetast of bemoeilijkt en/of aan de bedoelingen van het plan geen wezenlijke
afbreuk wordt gedaan.