Plan:
Bestemmingsplan kern Itteren
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 1. Begripsbepalingen
1. Plan:

het bestemmingsplan Kern Itteren als aangegeven op de bestemmingskaarten bestaande uit plankaart A - Bestemmingen (nr. 069.06.010) alsmede plankaart B - Functionele en Ruimtelijke Karakteristiek (nr. 069.06.020) en in deze voorschriften.

2. Aan- en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld aan een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

3. Aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, detailhandel alsmede seks- en/of pornobedrijf. In tegenstelling tot een praktijk kan een aan huis gebonden beroep enkel en alleen worden uitgeoefend door de feitelijke bewoner van het pand.

4. Additionele voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van doeleinden van openbaar nut, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen. Hierin zijn in ieder geval begrepen plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, straatvoorzieningen voor afvalstoffen, kiosken, abri's, telefooncellen en nutsgebouwtjes, alsmede straatmeubilair, speelvoorzieningen of daarmee vergelijkbare voorzieningen.

5. Agrarisch bedrijf:

een volwaardige productiehuishouding in economische zin waarbinnen uitsluitend of overwegend door bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of door het houden van vee arbeid wordt verricht ter verkrijging van plantaardige en/of dierlijke producten.

6. Ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

7. Automatenhal/speelhal:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.

8. Bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9. Bebouwingsgrens:

de als zodanig op plankaart A aangegeven lijn welke niet door bebouwing mag worden overschreden behoudens krachtens deze voorschriften uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen.

10. Bebouwingspercentage:

dat het percentage aangeeft dat per bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met hoofd- en bijgebouwen.

11. Bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

12. Bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bestemming of het feitelijke gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk c.q. gewenst is.

13. Begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

14. Bestaande bebouwing:

de als zodanig op plankaart A aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.

15. Bestemmingsgrens:

een op plankaart A aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.

16. Bestemmingsvlak:

een op plankaart A door een bestemmingsgrens omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming.

17. Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het ver-groten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

18. Bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van ondergrondse ge¬bouwen en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen en 4,50 m. voor andere gebouwen. Indien een setback c.q. bouwlaag wordt geprojecteerd binnen de contouren van een denkbeeldig zadeldak dat ingevolge deze voorschriften is toegestaan, dan wordt deze bouwlaag niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte.

19. Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstan¬dige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

20. Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

21. Bijgebouw:

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- en/of uitbouw aangemerkt als een bijgebouw.

22. Bijzondere doeleinden:

doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medischsociale functies, maatschappelijke en culturele functies.

23. Coffeeshop

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruikers ter plaatse.

24. Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het uitoefenen van een bedrijf dat, in tegen¬stel¬ling tot het aan huis gebonden beroep, is gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

25. Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

26. Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

27. Erf:

het gedeelte van het bouwperceel, niet zijnde voor- en/of zijtuin, waarop bijgebouwen mogen worden opgericht.

28. Extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die niet intensief zijn, en waarbij het omringende landschap van groot belang is, zoals wandelen en fietsen.

29. Galerie:

tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

30. Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

31. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).

32. Gestapelde woningen:

twee of meer boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen.

33. Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gebruik maakt van open grond of van kassen met een hoogte van niet meer dan 1,50 m.

34. Grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen en dat direct grenst aan de weg.

35. Hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is.

36. Horecadoeleinden:

doeleinden gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder worden niet begrepen een discotheek/dancing en automatenhal/speelhal.

37. Intensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie waarbij men gebruik maakt van een sterk geconcentreerd voorzieningenpakket of één grote voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang is en zich relatief veel mensen per oppervlakteeenheid (kunnen) bevinden.

38. Karakteristieke bebouwing:

bebouwing die van cultuurhistorische waarde is en/of die in zijn uiterlijke verschijningsvorm bijdraagt aan de cultuurhistorische waarde van het gebied. De uiterlijke verschijningsvorm wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's en de gevelindeling van de bebouwing.

39. Landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

40. Matrix:

de op plankaart A als aanduiding opgenomen horizontaal in vakjes verdeelde rij waarin op bovengenoemde kaart verklaarde gegevens zijn opgenomen.

41. Peil:

a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

42. Praktijk:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder worden niet begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten en detailhan-del. In tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep kan deze functie worden uitgeoefend door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.

43. Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

44. Ruimtelijke karakteristiek:

Het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik.

45. Ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

46. Seks- en/of pornobedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin hande-lingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaats vinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren, van seksartikelen.

Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel onbedoeld omschreven in dit bestemmingsplan.

47. Smartshop:

een gebouw of een deel van een gebouw voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

48. Stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.

49. Straatprostitutie:

Het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel onbedoeld omschreven in dit bestemmingsplan.

50. Vakantieappartement:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat periodiek dient als recreatief verblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning niet is toegestaan.

51. Voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die (nagenoeg) evenwijdig loopt aan de as van de weg, waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw zijn geplaatst krachtens deze voorschriften toegelaten bebouwing.

52. Vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

53. Weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of een hiertoe bestemd pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of het pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

54. Woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.