Plan:
Bestemmingsplan kern Itteren
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 3. Algemene bepalingen

1. Verbod overschrijding bestemmings- en bebouwingsgrenzen

Het is niet toegestaan de op plankaart A aangegeven bestemmingsgrenzen en bebou-wingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voorschriften uitdrukkelijk anders is bepaald.

2. Verwijzing naar andere regelingen

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

3. Monumenten

a. Voor de bouwwerken die op plankaart A zijn aangeduid als gebouw, voorkomend op de lijst van beschermde monumenten, geldt de Monumentenwet (Stb. 1988, 638).

b. Voor de bouwwerken die op plankaart B zijn aangeduid als pand met monumentale waarde wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de bebouwing, met dien verstande dat geen onevenredige verandering wordt aangebracht aan de karakteristieke bebouwing. De omgeving van de karakteristieke bebouwing dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.

c. Karakteristieke wanden en ruimten welke zijn aangegeven op plankaart B moeten worden gehandhaafd.

4. Toelaatbare bedrijfsactiviteiten

De uitoefening van bedrijfsactiviteiten, anders dan de toegestane, in de woning uitgeoefende aan huis gebonden beroepen en praktijken respectievelijk consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel de als zodanig op plankaart A met de letters B(l) en B(b) aangeduide functies, is alleen toegestaan daar waar aangegeven in deze voorschriften en voor zover het bedrijf is opgenomen in de als bijlage bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 of 2. Een bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten maar, blijkens advies van de directeur van de hoofdgroep Milieu en Water van de provincie Limburg in redelijkheid gelijk kan worden gesteld met de ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteit, is eveneens toegestaan. Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder (Stb. 1981, 671) zijn in het plangebied niet toegestaan.

5. Noodzaak bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar middels een vrijstellings- resp. wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden (na sanering) geschikt zijn gemaakt voor de toekomstige functie.

6. Provinciale richtcijfers voor de woningbouw

De in dit plan opgenomen woningbouwmogelijkheden, waaronder ook de vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden worden begrepen, dienen gefaseerd te worden benut in overeenstemming met de provinciale richtcijfers voor de woningbouw. Overschrijding resp. tegoeden van de richtcijfers in voorgaande jaren worden doorlopend berekend en vertaald in de zogenaamde “restruimte”. Deze is opgebouwd uit het tekort of tegoed uit het verleden vermeerderd met het richtcijfer van het betreffende jaar. Slechts de richtcijfercapaciteit voor de eerste drie jaren is rechtstreeks toegelaten.

Onder bijzondere omstandigheden kan van de geldende provinciale richtcijfers worden afgeweken. Het wijzigingsplan dient dan zonder meer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden voorgelegd.

7. Verhouding afzonderlijke bestemmingen tot dubbele bestemmingen

Bij gebruik van gronden als bedoeld in de artikelen 6 t/m 15 voor bebouwing en anders dan voor bebouwing, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn als waterbergend winterbed (artikel 16), grondwaterbeschermingsgebied (artikel 17), beschermingszone a (artikel 18), beschermingszone b (artikel 19) en beschermingszone c (artikel 20) geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbele bestemmingen in hoofdstuk II, paragraaf C.

8. Maximale nokhoogte

De nokhoogte van een gebouw mag maximaal 4,00 m. hoger zijn dan de maximaal toegestane goothoogte van het betreffende gebouw. Dit geldt niet voor torenspitsen; hier is de bestaande toestand maatgevend.

9. Afwijking bebouwingspercentage resp. goothoogte bij vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid

Indien in de vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden bij de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage resp. goothoogte, kan bij hantering van de vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid van de matrix op plankaart A die voor het betreffende gebied van toepassing is met maximaal 25% van het in de matrix aangegeven bebouwingspercentage resp. goothoogte worden afgeweken.

10. Dakhelling

a. Bij nieuw op te richten hoofdgebouwen binnen het plangebied ten westen van de Oude Kanjelbeek dient de dakhelling minimaal 30° en maximaal 50° te bedragen.

b. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in dit lid onder a. ten behoeve van het afdekken van een hoofdgebouw met een plat dak, indien aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen oneven-redige afbreuk wordt gedaan.

11. Additionele voorzieningen

Op alle gronden is het toegestaan bouwwerken van openbaar nut te bouwen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen. De additionele voorzieningen nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang.

12. Rechtstreekse bouwmogelijkheden in relatie tot hindercirkels agrarische bedrijven

Op gronden gelegen binnen een hindercirkel van een agrarisch bedrijf is het oprichten van nieuwe woningen, geen vervangende nieuwbouw zijnde, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen niet mogelijk voor zolang en voor zover deze hinder niet is opgeheven resp. ontheffing is verkregen.