Artikel 14. Agrarisch gebied
1. Doeleindenomschrijving
De gronden die op de plankaart zijn
aangewezen voor agrarisch gebied zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
- agrarische doeleinden met overwegend
kleinschalige akkerbouw;
- behoud, herstel en ontwikkeling van de
aanwezige ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- bosaanleg;
en daaraan ondergeschikt:
- extensief recreatief medegebruik;
- ontsluitingswegen;
- nutsvoorzieningen;
- waterberging en waterafvoer;
- additionele voorzieningen.
2. Beschrijving
in hoofdlijnen
De in lid 1 omschreven doeleinden
worden als volgt nageleefd:
a. in het gebied met de aanduiding ‘reservering
Cabergkanaal’ op de plankaart mag geen bebouwing worden opgericht en zal bij de
inrichting van de betreffende gronden en de aangrenzende gronden geen rekening
gehouden moeten worden met de aanleg van een kanaal op (een gedeelte van) de
aangeduide gronden en de gevolgen van de aanleg op de continuïteit en
gebruikswaarde van de in lid 1 bedoelde bestemming;
b. de op de plankaart als "langzaam
verkeersroute" aangeduide gronden dienen als verkeersverbinding voor
hoofdzakelijk langzaamverkeer gehandhaafd te blijven;
c. ten behoeve van de inrichting van de
gronden zal door burgemeester en wethouders onderzoek worden gedaan naar de
natuurwaarden van de bestemming teneinde een goede planologische regeling en
bescherming voor de in de bestemming aanwezige flora en fauna te verkrijgen. De
resultaten van dit onderzoek zullen worden gebruikt voor de exacte vastlegging
van de mogelijke bebouwing;
d. door bosaanplant kan het aangrenzende
bedrijventerrein worden afgeschermd voor de woongebieden en de
recreatiegebieden.
Bosbeplanting zal uitsluitend
plaatsvinden op de hoger gelegen terreingedeelten;
e. bij de inrichting kunnen ontsluitingen voor
het auto- en langzaamverkeer worden opgenomen ten behoeve van de bestemming uit
te werken woondoeleinden (UW
3. Bebouwing
1. Op deze gronden mogen uitsluitend worden
gebouwd:
a. agrarische bedrijfsgebouwtjes;
b. nutsvoorzieningen;
c. additionele voorzieningen;
2. andere bouwwerken die in overeenstemming
zijn met hetgeen in dit artikel is bepaald;
3. de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes
mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
4. de hoogte van elk van deze gebouwtjes mag
niet meer dan 6 m bedragen en de goothoogte niet meer dan 3 m;
5. de hoogte van andere bouwwerken mag
maximaal 5 m bedragen met uitzondering van erfafscheidingen, die maximaal 1 m
hoog mogen zijn;
6. bouwwerken, met uitzondering van
erfafscheidingen, mogen slechts worden gebouwd op gronden die gelegen zijn in
het gebied 3 m vanaf de aan de weg gelegen perceelgrens tot aan de
achterperceelgrens.
4. Verboden
gebruik
Onder verboden gebruik van gronden als
bedoeld in artikel 19 wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden voor:
● racen
of crossen;
● het
innemen van een standplaats voor woonwagens;
● camping.
5. Aanlegvergunning
A. Het is verboden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of
werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanbrengen van gesloten wegdek;
b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen
of egaliseren van de bodem;
c. het aanbrengen van transport, energie- of
telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies,
installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is of verband houdt met
het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. het vellen of rooien van houtgewas of het
verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van
houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
e. het bebossen van gronden, die op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden
aangemerkt.
B. Het onder A van dit lid bepaalde is niet
van toepassing voor:
a. werkzaamheden normale
onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte
betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader
van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden welke op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel
krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of
anderszins, mogen worden uitgevoerd.
C. Deze werken of werkzaamheden zijn in ieder geval slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in lid 1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.