Artikel 21. Verboden gebruik van gronden
1. Het is verboden gronden begrepen in dit
plan te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel
strijdig met de gegeven bestemmingen.
2. Het is verboden gronden direct gelegen
tussen de voorgevel van een woning en de weg te gebruiken als parkeerplaats.
Dit geldt niet voor zover het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang
van de bij de woning behorende garage en/of carport en de weg.
3. Het is in ieder geval niet toegestaan de in
het plan begrepen gronden te gebruiken, te doen of te laten gebruiken;
a. voor het opslaan van hout en
aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. voor het al dan niet ten verkoop opslaan
van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte
onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet
aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is
voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats
van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken
voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband
met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
d. voor straatprostitutie.
4. Burgemeester en wethouders verlenen van het
bepaalde in lid 1 en lid 2 vrijstelling, als strikte toepassing van het
voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet
door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.