Bestemmingsplan
Lanakerveld
Gemeente
Maastricht
Bestemmingsplan
Lanakerveld
Gemeente Maastricht
Utrecht,
vastgesteld 28 mei 2002
1.2. Ligging
en begrenzing van het plangebied
1.4. Wet
voorkeursrecht gemeenten
1.5. Vigerende
bestemmingsplannen
1.6. Indeling
van de toelichting
3.1.3. Cultuurhistorisch
waardevolle objecten
4.1. Ruimtelijk-functionele
structuur
4.3.2. Beschrijving
bedrijventerrein
4.4. Agrarisch-recreatieve
zone
5.3. Omliggende
hoofdwegenstructuur nu en in de toekomst
5.4. Infrastructuur
plangebied
6.1. Duurzaam bouwen, energie en ecologie
6.2. Industrielawaai
en akoestische zone(s)
6.3.1. Industrieterrein
België
6.3.2. Bestaande
(agrarische) bedrijven
6.7. Kabels,
leidingen en straalverbindingen
8.3. Overleg
ex artikel 10 Bro
9. Economische
uitvoerbaarheid
Bijlagen:
Het gebied
Lanakerveld bestaat uit een plateaulandschap van in totaal ongeveer 200
hectare, dat globaal in zuidwest – noordoost richting wordt doorsneden door een
tweetal droogdalen. Het is een gebied met een hoofdzakelijk agrarische functie
en een beperkte aanwezigheid van bebouwing met een (agrarische) bedrijfs- en/of
woonfunctie.
De
ontwikkeling van dit gebied ten behoeve van woningen, bedrijven en een
groen-recreatieve zone is in meerdere provinciale en gemeentelijke (beleids)nota's
en studies aan de orde geweest. Hierbij dient onder andere rekening gehouden te
worden met een reservering ten behoeve van de mogelijke aanleg van het
Cabergkanaal. Met betrekking tot het Cabergkanaal geldt het standpunt dat het
tracé als reservering in de plannen blijft opgenomen, maar dat zowel de
provincie als de gemeente geen voorstander zijn van aanleg.
De
reservering van het Cabergkanaal werkt belemmerend ten aanzien van de beoogde
ontwikkeling van het plangebied. Vanwege de onduidelijkheid over de realisatie
van het Cabergkanaal zal het bestemmingsplan voor de betreffende gronden een
globaal uit te werken karakter krijgen. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid
om de plannen verder uit te werken wanneer er omtrent het Cabergkanaal meer duidelijkheid
is.
Vanwege de
beoogde ontwikkelingen is op de gronden in het plangebied het voorkeursrecht op
basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd. Dit geeft de gemeente meer
mogelijkheden om in een vroeg stadium sturing te geven aan ontwikkelingen op de
grondmarkt. Grondbezitters dienen bij verkoop de gronden in eerste instantie
aan de gemeente aan te bieden. Een voorkeursrecht dat als zelfstandig besluit
is genomen danwel is gebaseerd op een gemeentelijk structuurplan (zoals thans
het geval) heeft een beperkte werkingsperiode. Vóór het aflopen van deze
periode dient een (ontwerp) bestemmingsplan ter inzage zijn gelegd, op basis
waarvan kan worden overgegaan tot continuering van het voorkeursrecht.
Het doel van
dit bestemmingsplan is het bieden van een juridisch-planologisch kader voor de
realisering van de beoogde ontwikkelingen in het plangebied en - voor zover
nodig - continuering van het voorkeursrecht.
1.2. Ligging
en begrenzing van het plangebied
Het
plangebied is gelegen op de westelijke Maasoever in het noordwesten van
Maastricht, tegen de rijksgrens met België.
De begrenzing
wordt gevormd door - kloksgewijs - de rijksgrens met België, de oostzijde van
de Brusselseweg, de noordzijde van de Van Akenweg en de grens van het
deelgebied Oud-Caberg.
Er dient
rekening gehouden te worden met de mogelijke aanleg van een kortsluitende
waterverbinding (het Cabergkanaal) tussen het Albertkanaal op Belgisch
grondgebied en de Maas.
Hiervoor is
op basis van een afspraak tussen de Belgische en Nederlandse regering sinds
1961 een tracé gereserveerd. Dit tracé is vastgelegd in een traktaat. De
reservering is nog immer van kracht, wel is het tracé in 1983 aangepast.
Met
betrekking tot het Cabergkanaal geldt het standpunt dat het tracé als
reservering in de ruimtelijke plannen blijft opgenomen, maar dat zowel de
provincie als de gemeente geen voorstander zijn van aanleg. Dit in verband met
de vermindering van het belang van (goederen)transport via water, de belangen
van de waterwinning en het gegeven van de landschappelijke waarden en
recreatieve potenties, alsmede de ontwikkeling van het gebied voor woningen en
bedrijven.
1.4. Wet
voorkeursrecht gemeenten
De
gemeenteraad heeft op 26 januari 1999 besloten het voorkeursrecht, zoals
bedoeld in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) op basis van het Structuurplan
Maastricht 2005 te vestigen op de kadastrale percelen van het plangebied (de
locatie ‘Lanakerveld en omgeving’) voor een periode van 2 jaar. In de
raadsvergadering van 23 januari 2001 is besloten dit voorkeursrecht met een
termijn van maximaal 1 jaar te verlengen. Op grond daarvan is het
ontwerp-bestemmingsplan op 15 januari 2002 ter inzage gelegd en hebben
Burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad gedaan ter vestiging
van het voorkeursrecht. Op 28 mei 2002 heeft de gemeenteraad besloten tot
vaststelling van het bestemmingsplan en tot vestigen van het voorkeursrecht.
1.5. Vigerende
bestemmingsplannen
Voor het
plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
● Maastricht-West
(vastgesteld 05-07-1994; goedgekeurd 07-02-1995; gedeeltelijk goedkeuring
onthouden):
● Maastricht-West,
eerste herziening 1995 (vastgesteld 09-07-1996; goedgekeurd 28-01-1997).
Bovengenoemde
bestemmingsplannen komen - voor gronden die zijn gelegen binnen onderhavige
bestemmingsplan - te vervallen bij vaststelling van onderhavige
bestemmingsplan.
1.6. Indeling
van de toelichting
In hoofdstuk
2 wordt het ruimtelijke en planologische beleidskader geschetst op rijks-,
provinciaal- en gemeentelijk niveau.
Hoofdstuk 3
beschrijft de bestaande situatie in het plangebied.
In hoofdstuk
4 wordt de beoogde ontwikkeling voor het plangebied uiteengezet.
In hoofdstuk
5 worden de verkeersaspecten van het plangebied behandeld, zoals het openbaar
vervoer, het langzaam verkeer, het parkeren en de infrastructuur.
Hoofdstuk 6
behandelt relevante milieuaspecten, zoals milieuzonering, geluidhinder,
bodemkwaliteit en waterhuishouding; ook worden aanwezige en relevante kabels,
leidingen en straalverbindingen beschreven.
In hoofdstuk
7 wordt de juridische planopzet uiteengezet.
In hoofdstuk
8 Inspraak en overleg staan de resultaten vermeld van het totstandkomingsproces
van dit bestemmingsplan: het buitengemeentelijk overleg en de inspraak.
In hoofdstuk
9 wordt de economische uitvoerbaarheid behandeld.
In hoofdstuk
10 tenslotte wordt ingegaan op de aspecten die betrekking hebben op het
handhaven van dit bestemmingsplan.
Vierde
Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX; deel 4:
PKB
Nationaal Ruimtelijke Beleid, periode 1995 - 2010; 1999)
Maastricht
staat in de Vinex aangeduid als stadsgewest, dat betekent dat er gestreefd
wordt naar een toename van de woon- en bedrijfsruimte zodanig dat de
verstedelijkingsdruk uit de omliggende gebieden kan worden opgevangen.
Vijfde
Nota over de Ruimtelijke Ordening (deel 1: ontwerp - PKB; 2000)
Samen met
Heerlen vormt Maastricht een stedelijk netwerk. Voor dit netwerk is afstemming
met de stedenband Sittard/Geleen, Aken, Luik, Hasselt en Genk gewenst. In dit
gebied wordt gestreefd naar een gelijk of toenemend aandeel wonen en werken.
Provinciaal
Omgevingsplan Limburg (POL; 2000)
In het POL
staan de beleidsvoornemens voor de Provincie Limburg voor de komende 30 jaar.
Voor Maastricht wordt ruimte gereserveerd voor groei in wonen en werken. Een
van de woningbouwlocaties is het Lanakerveld. Uitbreiding is mogelijk en dient
in aansluiting met de bestaande bebouwing te gebeuren.
Aangegeven
wordt dat op regionaal niveau alleen het Lanakerveld in aanmerking komt voor
nieuwe woningen en bedrijven.
Ten aanzien
van werken wordt een bedrijventerrein van 49 hectare netto beoogd in het
Lanakerveld tegen de landsgrens met België. Hierop zijn bedrijven tot en met
milieucategorie 4 mogelijk.
Bij de
vaststelling van het POL op 29 juni 2001 hebben Provinciale Staten besloten dat
er een POL-aanvulling bedrijventerreinen Zuid-Limburg moet worden opgesteld.
Dit is nodig, omdat in het POL, vanwege de uiteenlopende belangen, geen definitieve
keuze is gemaakt voor de toewijzing van 175 ha bruto bedrijventerreinen.
Omdat over de
noodzaak van bedrijven op Lanakerveld gemeente en provincie het eens zijn,
wordt de ontwikkeling van Lanakerveld niet meegenomen in het MER voor de
POL-aanvulling.
De
gemeenteraad van de gemeente Maastricht heeft op 20 februari een positief
besluit genomen over het Pol, maar heeft de volgende reactie:
● over
de ontsluiting van het gebied Lanakerveld worden geen uitspraken gedaan;
● over
de reservering van gronden voor het Cabergkanaal bestaat onduidelijkheid,
gezien het ontwerp tracébesluit Zandmaas/Maasroute.
(Ontwerp)
Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap
In het
concept van dit rapport wordt over het plangebied onder meer het volgende
gesteld:
● Beschrijving
Het
Lanakerveld heeft een landschappelijk waardevol open karakter. Hierdoor
herbergt het gebied een goed ontwikkelde
akkervogelgemeenschap,
met bijzondere soorten als Grauwe gors en Patrijs. Daarnaast is er een patroon
van holle wegen, over het algemeen bedekt met een weelderige, soortenrijke
struweelvegetatie, waar de Geelgors voorkomt. Het Lanakerveld is deels
aangewezen als nieuwe woningbouwlocatie. Het deelgebied Caberg ligt ingeklemd
tussen de Brusselseweg, Cabergerweg en het bedrijventerrein Bosscherveld. Het
sterk geaccidenteerde gebied bestaat uit een afwisseling van kalkrijke
graslandjes, steilrandjes en graften en plaatselijk droge tot vochtige
ruigtevegetaties en bosschages. In de graslanden en wegbermen komen onder meer
Tormentil, Aardaker en Hartgespan voor.
● Doeltypen
B 6.1
Ecologisch waardevolle houtwallen en singels
B 6.2 Graften
B 6.3 Holle
wegen
B 6.5
Ecologisch waardevolle bermen en greppels langs wegen
● Aandachtssoorten
Hartgespan Open vochtige kalkrijke stikstofrijke omgewerkte vaak enigszins
bedauwde grond.
Grauwe gors Gras- en akkerland, in rivierengebied, vooral in hooiland in min of
meer extensief beheerde landschappen met enig reliëf.
● Acties:
- behoud
van het Zouwdal als landelijke zone tussen de stedelijke
bebouwing van Maastricht en het industriegebied Lanaken;
- behoud
en herstel van kleine landschapselementen bij Caberg ondermeer door middel van
natuurgericht beheer (begrazing met schapen vindt inmiddels op een deel
plaats);
- aanleggen
van groenstroken langs de stadsrand in het kader van compensatie ‘groen voor
rood’;
- onderzoeken
op welke manier de ecologische barrièrewerking van de Cabergerweg kan worden
verminderd.
Regionale
Woonvisie Maastricht en Mergelland
In de in
procedure zijnde Regionale Woonvisie Maastricht en Mergelland is
complementariteit tussen de regio-gemeenten in zijn algemeenheid, en in het
bijzonder op het gebied van wonen, uitgangspunt. De (concept-)titel drukt dit
treffend uit: Naar een complete regio: "leefbare dorpen, sterke stad".
Hoofddoel van
de regionale Woonvisie is het komen tot een regionale woningvoorraad of beter
gezegd woonmilieus die qua omvang en kwaliteit
aansluiten
bij de wensen van de huidige bevolking én goed zijn toegerust voor het opvangen
van toekomstige ontwikkelingen.
Ondanks het
feit dat een aanzienlijk deel van de bevolking, zeker in kleinere kernen, sterk
gebonden is aan de eigen woonplaats, is ook in deze regio sprake van een sterke
vergroting van de actieradius van mensen. Het dagelijkse leefpatroon beperkt
zich niet meer tot een klein gebied. Woningmarkten reiken dus verder dan de
gemeentegrenzen. Een compleet pakket voorzieningen is alleen op regionale
schaal te organiseren. Zo vindt een aantal typisch stedelijke voorzieningen als
grote musea, theaters en dergelijke zijn plek in de grote steden. Dat geldt ook
voor voorzieningen op het gebied van onderwijs en medische voorzieningen.
Kleinere gemeenten hebben een woon- en leefklimaat dat zijn aantrekkelijkheid
voor een groot deel ontleent aan de sociale samenhang en de nabije groene
omgeving.
Ook op het
gebied van wonen geldt een dergelijke complementariteit. Echte stedelijke
milieus, met een hoge bebouwingsdichtheid, sterke functiemenging van wonen,
werken en cultuur, zijn er alleen in Maastricht. Echte landelijke milieus, met
grote woningen op ruime kavels zijn er voornamelijk in de kleinere gemeenten.
Maastricht
kan met zijn omvangrijke goedkope woningvoorraad een opvangfunctie voor
starters uit de regio vervullen. Omgekeerd heeft de regio aantrekkelijke woningen
voor doorstromers die al een eind op streek zijn in hun wooncarrière. Het is in
het belang van alle gemeenten in de regio dat deze sterke punten behouden
blijven en niet doorslaan in nadelen. Enkele voorbeelden: de nadruk op goedkope
woningen in Maastricht en duurdere woningen in de regio moet niet omslaan in
ruimtelijke segregatie. Dat is niet goed voor de stad (concentratie kansarmen)
en niet goed voor de regio (weinig mogelijkheden voor starters om in de eigen
woonplaats een betaalbare woning te vinden). Hierin moet een goed evenwicht
worden gevonden.
De nadruk
ligt hierbij minder dan voorheen op alleen hoeveelheden woningen en de fasering
van de nieuwbouw, maar veel meer op kwalitatieve aspecten (woningtype,
prijsklasse, flexibiliteit, vormgeving en architectuur,
levensloopbestendigheid, duurzaamheid e.d.). Er is immers sprake van een
afnemend absoluut woningtekort, maar de kwalitatieve tekorten zijn groot, zeker
als de nog verder groeiende vraag naar kwaliteit in de toekomst hier bij wordt
betrokken.
Belangrijk
bij de uitwerking van deze ambitie is centrumfunctie van Maastricht in de
regio. Deze staat onder druk door een selectieve uitstroom van midden- en
hogere inkomens uit de stad naar de omliggende gemeenten. Weliswaar is deze
uitstroom de afgelopen sterk verminderd en neemt het aandeel midden- en hogere
inkomens in de stad weer toe, maar om de rol als centrumstad te kunnen
handhaven is een forse verandering van de woningvoorraad in Maastricht
noodzakelijk met een nadruk op toevoeging van woningen in de duurdere koop- en
huursector, zowel in echte stedelijke milieus als in woonmilieus waar de nadruk
meer ligt op rustig wonen in het groen.
Bestemmingsplan
Maastricht - West
In die
toelichting van dit bestemmingsplan wordt het gebied Lanakerveld beschouwd als
een gebied waar in de toekomst woningbouw, bedrijvigheid en recreatie mogelijk
zijn. Het gebied is op dit moment bestemd als agrarisch gebied.
Voor de
mogelijke woningbouw is het gebied ten noorden van Oud-Caberg aangewezen.
Aandachtpunt bij de ontwikkeling van deze nieuwbouwlocatie is de samenhang van
het gebied met de bestaande stad en de omgeving (bedrijfsterrein Lanaken,
recreatiegebied De Dousberg en het gebied Bosscherveld). In de voorschriften is
een bepaling opgenomen dat de gemeenteraad bevoegd tot wijzigen van de
bestemming agrarisch gebied in woondoeleinden. Deze wijziging is alleen
mogelijk binnen gestelde grenzen.
De
toelichting beschrijft ook de mogelijkheid voor bedrijfsterreinontwikkeling. De
aanleg van het bedrijvenpark dient afgestemd te worden met de bedrijfslocatie
in België. Het park dient geschikt te zijn voor kleine en middelgrote
ondernemingen.
Het
Lanakerveld wordt beschouwd als recreatief waardevol gebied. Bebossing is
mogelijk om meer diversiteit en landschappelijke verscheidenheid te verkrijgen.
In het bestemmingsplan staat dat Burgemeester en Wethouders bevoegd de
bestemming agrarische doeleinden te wijzigen in recreatieve doeleinden, zoals
sport en spel, zonder bebouwing.
Structuurplan
Maastricht 2005 (1999)
In deze
Structuurvisie is een doorsteek gemaakt naar de stedelijke ontwikkeling van
Maastricht in 2025. Voor het Lanakerveld wordt een ontwikkeling beoogd met
woningbouw, bedrijvigheid en versterking van de recreatieve functie van het landschap.
Aan de
bestaande bebouwing van Oud Caberg is een woningbouwlocatie toegevoegd. Voor
wonen is het van belang om diversiteit in de woonmilieus te creëren. Daarnaast
spelen aspecten van duurzaam en milieuvriendelijk bouwen een belangrijke rol
bij de ontwikkeling van woningbouw in dit gebied. Het reliëf en het Zouwdal met
de monumentale boerderijcomplexen langs de Van Akenweg, de holle wegen en
andere waardevolle elementen dienen uitgangspunten te zijn binnen het
stedenbouwkundig plan.
Het
bedrijventerrein is opgenomen in het plan als mogelijke ontwikkeling. Het
structuurplan geeft geen uitwerking over het type en de omvang van
bedrijvigheid.
Het terrein
gelegen tussen de woningbouwlocatie en het toekomstige bedrijfsterrein dient
behouden te blijven als open landschap. Recreatie kan hier als nevenfunctie
toegevoegd worden.
Ruimtelijke
verkenning Maasdal (2000)
De
Maasdalgemeenten Eijsden, Maastricht en Meerssen hebben samen met
Maastricht-Aachen Airport (MAA) in de gemeente Beek, een regiovisie opgesteld.
De Ruimtelijke verkenning is vastgesteld door de gemeenteraad op 20 februari
2001. Voor de locatie aansluitend aan Oud-Caberg is woningbouw mogelijk.
Daarnaast is
de ontwikkeling van bedrijvigheid gewenst grenzend aan België. Richting het
Kanaal Briegden-Neerhalen is zware industrie mogelijk, terwijl richting Caberg
lichte industrie gepland is.
Voor de
tussengelegen zone staat landschapsontwikkeling centraal. In de visie wordt
rekening gehouden met de mogelijke aanleg van het Cabergkanaal.
Ontwerp
tracébesluit Zandmaas/ Maasroute
Met dit ontwerp tracht de provincie een
verbetering te realiseren van het Europese vaarnetwerk. De gemeenteraad heeft
bedenkingen over de noodzaak van de opwaardering van de vaarroute. Deze zijn
gericht op drie hoofdzaken:
● de
reservering van het Cabergkanaal als alternatief voor het scheepvaartverkeer,
zolang de optie voor vierlaagscontainervaart voor de langere termijn open
blijft;
● de
keerschutsluis Limmel, deze sluis heeft een monumentale status en zou behouden
moeten blijven. In relatie tot het tracébesluit kan de locatie van een nieuwe
keerschutsluis samenvallen met de locatie van een nieuwe brug naar Borgharen;
● de
milieuaspecten die te verwachten zijn na verbreding van het Julianakanaal in
samenhang met de uitvoering van het Grensmaasproject.
Ontwikkelingsvisie
Lanakerveld e.o (2000)
In deze visie
staat een inrichtingsvoorstel van het Lanakerveld. Ten noorden van Oud-Caberg
wordt een uitbreiding met woningbouw beoogd. Deze nieuwbouwlocatie wordt
ingepast in het huidige landschap: een deel op het Zouwdalplateau en een deel
als stadsentree ten zuiden van het Wandal. Het woonmilieu is te beschouwen als
een "stadsrandmilieu", dat wil zeggen een laagbouwmilieu met een
groen karakter.
Tegen de
grens met België is een bedrijfsterrein gepland. Dit terrein vormt samen met
het bestaande bedrijfsterrein in België één geheel. Gezien het gebied
grondwaterbeschermingsgebied is, zijn bepaalde categorieën bedrijven
uitgesloten. De ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein loopt als een parkweg
ten noorden van de groenzone en komt uit op de bestaande weg langs het
Albertkanaal. Het bedrijfsterrein wordt geleed door middel van groenstructuren
langs de oude veldwegen die voor langzaam verkeer in functie blijven.
Tussen beide
gebieden loopt een recreatief overgangsgebied. In dit gebied is ruimte voor
bos. Hierin worden ook de recreatieve voorzieningen van Malberg zoals
sportvelden en volkstuinen ingepast.
Natuur-
en Milieuplan 2030
In dit
rapport wordt aangegeven dat waar het gaat om groen rond de stad twee
gebiedstypen van belang zijn, te weten landschappelijk waardevolle
buitengebieden en groene verbindingszones. in dit rapport wordt
aangegeven
dat het grondgebied van Maastricht regionaal en landelijk van groot belang is
voor de florarijkdom, maar dat ook wat betreft zeldzame diersoorten Maastricht
een unieke positie inneemt.
Het
plangebied maakt deel uit van de groene verbindingszone ZouwdalDousberg-Albertkanaalzone
(Grensmaas-Jekerdal). Aan deze verbindingszones wordt behalve een ecologische
functie ook een functie als uitloopgebied voor de stad toegekend (recreatie en
sport) om daarmee de druk van meer intensieve recreatie op de landschappelijk
waardevolle buitengebieden te verminderen. Deze gebieden kunnen plaats bieden
aan recreatieve routes en aan voorzieningen als volkstuinen en ponyweiden.
In dit
rapport wordt de landbouw genoemd als een bedrijfstak die nu en in de toekomst
een volwaardige plaats inneemt in de gemeente. Gelet op de doelstellingen van
het NMP zal er naar gestreefd worden het grondgebruik door de landbouw te
extensiveren, waarbij ook gedacht wordt aan het toekennen van andere functies
die goed met het agrarisch bedrijf te combineren zijn.
De Maas is
van groot belang geweest voor het ontstaan van het landschap in en rond
Maastricht. Het landschap ten westen van de Maas (Haspengouw) en ten oosten van
de Maas (Heuvelland) zijn in oorsprong vergelijkbaar. Beide landschappen zijn
in terrasvorm opgebouwd, waarbij de reliëfsprongen aan de westzijde van
Maastricht meer vervlakt zijn. De Maas heeft hoger gelopen en heeft een breder
stroomgebied gehad, maar heeft zich in de loop der tijd ingesneden, waardoor de
kenmerkende terrassen zijn ontstaan. Smeltwater en regenwater hebben dalen in
het oplopende terrein gesleten die in de richting van zuidwest naar noordoost
naar de Maas lopen. Dit zijn inmiddels droogdalen geworden, met een kenmerkend
asymmetrisch profiel, waarbij de zuidhelling steiler is dan de noordhelling.
Landschapsmorfologisch
gezien ligt Maastricht-West deels op het middenterras, deels op het hoogterras
van de Maas. Het Lanakerveld bestaat uit een plateau dat de westzijde van de
Maasloop vormt en dat door twee droogdalen en een aantal zeer oude wegen wordt
doorsneden. Door de aanleg van het Albertkanaal is deze structuur van
droogdalen verstoord, maar desondanks nog duidelijk herkenbaar. In het
westelijke deel van het plangebied is de rand van Malberg en de Belgische
industrie goed zichtbaar. In het oosten speelt het reliëf in het terrein een
grotere rol.
Het Zouwdal
en Wandal zijn voorbeelden van een droogdal. Het Zouwdal snijdt zich van west
naar oost geleidelijk in het verder vlakke landschap. Ter hoogte van de
Brusselseweg komt het Zouwdal samen met het Wandal, een inzinking in het
terrein die doorloopt tot in Oud Caberg.
In het
Zouwdal loopt de Zouwweg, een onverharde landbouwweg uit de negentiende eeuw.
Deze loopt door onder de oude spoorlijn naar Hasselt tot in Smeermaas. Haaks op
de droogdalen ligt een tweetal oude veldwegen, te weten de Van Akenweg en de
Oude Lanakerweg. De Van Akenweg vormt de begrenzing van de huidige bebouwing
ten zuidwesten van het Lanakerveld. Ten dele is deze weg reeds in het huidige
(geasfalteerde) stratenplan opgenomen, ten dele is deze als holleweg (met een
maximale diepte van circa 3 meter) nog bewaard gebleven. De Oude Lanakerweg
doorsnijdt het plangebied middendoor en is op een drietal plekken als een
holleweg bewaard gebleven. Hollewegen zijn in de gemeente nauwelijks meer
aanwezig. Het zijn cultuurhistorisch belangrijke elementen; vrijwel altijd
markeren zij eeuwenoude routes, die haaks op de helling lopen en werden
uitgeslepen door afstromend regenwater.
Het Belgische
Albertkanaal heeft een belangrijke functie voor het goederenvervoer over het
water. Het kanaal heeft ter hoogte van het plangebied een breedte van circa 80
meter. Het waterpeil van het kanaal ligt een stuk lager dan het omringende
landschap, waardoor het hoogteverschil in het plangebied visueel verder wordt
versterkt. Het Albertkanaal is door het bovenstaande een sterk scheidend
element in het landschap en vormt een barrière die slechts op een tweetal
plaatsen door bruggen wordt doorbroken.
Archeologisch
gezien is de locatie Lanakerveld te beschouwen als een zeer rijk gebied. Er
zijn een groot aantal vondstmeldingen uit de onmiddellijke omgeving en een fors
aantal opgravingen in de direct omliggende gebieden. De bijzondere
archeologische status wordt ook door de rijksoverheid erkend: in een publicatie
van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek
uit 1996[1] wordt
de locatie Lanakerveld met het predikaat ‘hoge verwachting’ gewaardeerd.
Het
Lanakerveld is een van de weinige buitengebieden binnen de gemeentegrenzen,
waar in de afgelopen decennia weinig activiteit is geweest, buiten de
gebruikelijk landbouwactiviteiten. Dit heeft er voor gezorgd dat het
Lanakerveld nog tamelijk ongerept is. Er komen tal van landschappelijke en
cultuurhistorische elementen voor die elders reeds zijn verdwenen en die het
waard zijn om ontzien te worden. Het feit dat het landschap zich nog in
oorspronkelijke staat bevindt, heeft eveneens gevolgen voor de archeologie,
aangezien deze omstandigheden gunstig zijn te noemen voor het aantreffen van archeologische
sporen in een goede conditie. Archeologische sporen van de oude- tot de nieuwe
Steentijd, de Metaaltijden, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen zijn te
verwachten.
De
rijksbeleidslijnen volgend dient de gemeente bij de invulling van een Vinexlocatie
eventueel aanwezige archeologische waarden in te passen en een gewogen
beslissing te nemen omtrent behoud vs. opgraving. Daartoe dient een standaard
archeologische inventarisatie (SAI), een aanvullende archeologische
inventarisatie (AAI) en vervolgens een aanvullend archeologisch onderzoek (AOO)
uitgevoerd te worden. Daarna wordt besloten of behoud, dan wel definitief
onderzoek (DO) nodig wordt geacht. Medio 2002 zal het rapport van het
gecombineerde archeologisch en milieukundig onderzoek in definitieve vorm
verschijnen. In dit rapport wordt ook een inventarisatie van de aanwezige
cultuurhistorische elementen opgenomen.
Een gebied
ten noorden van de Van Akenweg is op de archeologische kaart uit 1994 aangeduid
als ‘archeologisch belangrijke zone’. Het overige deel van het Lanakerveld is ‘veldkarteringsgebied’.
Dat wil zeggen dat door middel van grondboringen en veldverkenningen (AAI) het
aanwezig archeologisch potentieel in kaart wordt gebracht. Op basis van (de
concept-rapportage van) deze AAI kan het gehele gebied gekwalificeerd worden
als archeologisch en cultuurhistorisch attentiegebied.
Bij het
uitwerkingsplan worden de archeologische en cultuurhistorische gegevens
betrokken. Op bepaalde locaties zullen bij voorkeur geen bodemverstorende
ingrepen uitgevoerd worden danwel zullen, indien bodemverstoring onoverkomelijk
blijkt, de desbetreffende vindplaatsen onderzocht (opgegraven) worden. Indien
het een cultuurhistorisch element betreft, kan wellicht elders in het plan
compensatie worden verkregen. Het behoudaspect is niet als beperking bedoeld,
maar juist om een meerwaarde aan het plan te geven. Door deze werkwijze wordt
voorkomen dat ten tijde van de graafwerkzaamheden archeologisch noodonderzoek
uitgevoerd moet worden. Het is namelijk niet toegestaan om archeologische
sporen zonder documentatie te verwijderen (monumentenwet 1988, artikel 39-49).
3.1.3. Cultuurhistorisch
waardevolle objecten
Cultuurhistorisch
is Lanakerveld van grote betekenis. Het gebied wordt onder meer begrensd door
de historische Brusselseweg in het oosten en de historische Postbaan en Van
Akenweg in het zuiden. Langs beide wegen bevinden zich diverse Rijksmonumenten
en andere monumentaal waardevolle gebouwen. Ook het gebied zelf is van
betekenis, niet alleen vanwege reeds genoemde archeologische waarden, maar ook
vanwege de historisch-geografische waarden. Deze waarden zijn gelegen in de
relatieve ongereptheid van het cultuurlandschap in combinatie met de
aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle elementen als holle wegen, steilranden,
de voormalige spoorlijn Maastricht-Hasselt en de veldkapel op het kruispunt van
de Zouwweg en de Oude Lanakerweg, in de schaduw van drie grote lindebomen.
Het
plangebied wordt doorsneden door oude (holle) wegen, er ligt zeker in de
noordelijke punt en in het westen een oud verkavelingspatroon en restanten van
graften, steilranden en wendakkers zijn aanwezig, evenals twee dichtgeslibde
voormalige droogdalen, te weten het Zouw- en het Wandal. De ontginning van het
gebied begint vermoedelijk in de elfde-twaalfde eeuw, gelijk met het ontstaan
van de oorspronkelijke kern Oud-Caberg en is derhalve een van de oudste
dorpskernen met (nog) bijbehorend en herkenbaar akkerachterland van de
omgeving.
Maastricht
kent op dit moment slechts rijksmonumenten, gebouwen die bescherming genieten
onder de Monumentenwet. Andere cultuurhistorisch of monumentaal waardevolle
gebouwen en objecten die deze status niet genieten, zijn derhalve (nog)
onbeschermd. De gemeente is momenteel bezig met het opstellen van een gemeentelijke
monumentenlijst om dergelijke waardevolle objecten voor Maastricht te kunnen
beschermen en behouden.
In het
Lanakerveld is de inventarisatie daartoe reeds uitgevoerd. In de
onderzoekslijst zijn niet alleen puntelementen (afzonderlijke objecten) opgenomen,
maar ook lijnelementen (bijvoorbeeld infrastructurele objecten) en
vlakelementen (bijvoorbeeld een historische dorpskern). Na accordering door de
gemeenteraad zullen deze elementen een beschermde status hebben. Voor een
overzicht wordt verwezen naar onderstaande tabel.
Monumenten en
waardevolle objecten en structuren:
Puntelementen |
Status |
Brusselseweg
801 |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Brusselseweg
805 |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Brusselseweg
ongen. (bunker) |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Lanakerweg
ongen. (veldkapel) |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Postbaan
8 |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Postbaan
10 |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Van
Akenweg 80 |
Rijksmonument |
Van
Akenweg 82 |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Van
Akenweg 84 |
Rijksmonument |
Van
Akenweg 90 |
Onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Lijnelementen |
|
Brusselseweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Van
Akenweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Postbaan |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Lanakerweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Kantoorweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Zouwweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Kantoorveldweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Wanweg
- Caberg Kleine weg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Landsgrens
(grenspalen en -stenen |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Spoorlijn
Maastricht-Hasselt |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
-w.o.
Spoorbrug bij Brusselseweg |
Rijksmonument |
-w.o.
Spoorbrug bij Kantoorweg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Hagenstructuren
Lanakerweg en Postbaan |
|
Vlakelementen |
|
Dorpskern
Oud-Caberg |
onderzoekslijst
t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst |
Kozakkenweg/Wanstraat |
nog
nader te bepalen |
Het
plangebied wordt op dit moment in hoofdzaak gebruikt voor agrarische
doeleinden. De bestaande bebouwing heeft een agrarische of overige
bedrijfsfunctie of een woonfunctie. Voor een overzicht van de bestaande
bedrijven in het plangebied in 1997 wordt verwezen naar de onderstaande tabel.
De overige bebouwing in het plangebied heeft een woonfunctie.
Bedrijven
in plangebied |
|
|
Adres |
Bedrijfsactiviteit |
|
Brusselseweg
641 |
Akkerbouwbedrijf |
|
Brusselseweg
671 |
Melkrundveehouderij |
|
Postbaan
8 |
Akkerbouwbedrijf |
|
Postbaan
10 |
Rundveehouderij |
|
Postbaan
40 |
Tuinbouwbedrijf |
|
Van
Akenweg 74 |
Akker-
en tuinbouwbedrijf |
|
Van
Akenweg 84 |
Tuinbouw
en melkrundveehouderij |
|
Van
Akenweg 90 |
Stalling
vrachtauto's, palletfabriek, kleine
paardenhouderij |
|
Bron:
Notitie afdeling milieu d.d. februari 2001 |
|
|
De bebouwing
bevindt zich in hoofdzaak langs de plangrens aan de bestaande wegen in het
plangebied. De meeste en meest aaneengesloten bebouwing bevindt zich langs de
Van Akenweg en de Postbaan aan de rand van de bestaande woonbuurt Oud-Caberg.
Verder bevindt zich meer incidentele bebouwing langs de Brusselseweg en de
Zouwweg.
Het eerder
genoemde groepje woningen aan de Kozakkenweg bevindt zich als uitzondering op
de regel meer centraal in het plangebied.
Bereikbaarheid
De
hoofdverkeersstructuur van Maastricht bestaat uit een noord-zuidroute (de A2)
met twee aanprikkers naar de stad (de bruggen). Deze hoofdstructuur is tot aan
de maximale capaciteit belast en is kwetsbaar door het ontbreken van alternatieven.
Autowegen
Vanwege de
ligging van Maastricht-West tegen de Rijksgrens met België, het relatief lege
achterland en daartussenin de barrière van het Albertkanaal is het verkeer
veelal oostelijk georiënteerd, met andere woorden richting binnenstad, het
Heuvelland en de A2/E25.
Voor de
ontsluiting van het plangebied is vooral de Brusselseweg van belang. Op deze
weg komt feitelijk al het autoverkeer van en naar het plangebied samen. De Van
Akenweg is in mindere mate van belang. De overige wegen hebben ten behoeve van
het autoverkeer slechts een marginale functie. De aanleg van het Albertkanaal
heeft er toe geleid dat een aantal oude veldwegen in het plangebied doodlopen
op het kanaal.
Spoortracé
Het betreft
hier een bestaand spoortracé dat stamt uit het einde van de 19e eeuw en werd
gebruikt ten behoeve van goederenvervoer tussen Maastricht en Hasselt. Het
spoor is niet meer in gebruik, maar het beleid is gericht op het weer in
gebruik nemen van het spoor ten behoeve van personen- en/of goederenvervoer.
Bodemopbouw
Het gebied is
van oudsher een rijk-agrarisch gebied op lössgronden en vormt geologisch gezien
de uiterste noordoost punt van een groter gebied dat zich uitstrekt over de
Belgische Haspengouw. Enkele kilometers naar het noorden beginnen al de
zandgronden van de Belgische Kempen en pal ten oosten is er de steilwand die de
overgang naar het Maasdal markeert.
Grondwaterbeschermingsgebied
Caberg
Vrijwel het
hele gebied is een zogenaamd freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Dit
betekent dat er boven het grondwater geen laag grond zit die het water afsluit.
Het beschermingsgebied omvat het gebied, waarin het grondwater vanaf de
buitenste grens tot aan de grondwaterwinning 25 jaar onderweg is.
In principe
is het mogelijk in een grondwaterbeschermingsgebied bepaalde ontwikkelingen te
realiseren. Het bouwen van woningen en bedrijven en het aanleggen van riolering
en wegen is echter niet zonder meer mogelijk.
Op het
uitvoeren van werkzaamheden in het grondwaterbeschermingsgebied is de
Provinciale Milieuverordening van toepassing.
Waterwingebied
In het midden
van het plangebied bevindt zich een waterwingebied. Het betreft hier een
zogenaamd puttenveld, een gebied waar het (drink)water met behulp van
(water)putten naar de oppervlakte wordt gehaald. Binnen het waterwingebied is
bebouwing en dergelijke niet toegestaan.
4.1. Ruimtelijk-functionele
structuur
Met de
voorgestelde ontwikkelingen wordt voortgeborduurd op de huidige concentrische
opbouw van Maastricht-West. De zone langs het Albertkanaal wordt als een groene
ring doorgezet in het Zouwdal en komt uit bij de Grensmaas.
Voor de
nieuwe ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied wordt uitgegaan van
drie zones: een woongebied en een bedrijventerrein die worden gescheiden door
een groen-recreatieve zone.
Uit zowel
landelijk onderzoek (WB01998) als lokaal onderzoek blijkt dat de vraag naar
stadsrandmilieus in Maastricht veel groter is dan het huidige aanbod.
Uitgaande van
de regionale context (paragraaf 2.3.) is inzet van de gemeente om de vraag naar
en het aanbod van woonmilieus meer in evenwicht te brengen. Enerzijds
vasthoudend aan de compacte stad-gedachte blijkt anderzijds dat een
stadsrand-milieu niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. Per
definitie dient hiervoor uitgeweken te worden naar locaties die letterlijk aan
de rand van de stad zijn gelegen.
Lanakerveld
is derhalve uitermate geschikt voor het realiseren van een woonmilieu dat
getypeerd kan worden als "exclusief wonen aan de rand van de stad",
waarin laagbouw in een "ruimere" opzet dan in bestaand stedelijk
gebied, privégroen en een beperkte functiemenging de boventoon voeren.
Voor wat
betreft de bebouwingsdichtheid is uitgangspunt om maximaal 400 woningen in een
overwegend woongebied met grondgebonden woningen op ruimere kavels.
De goothoogte
van de woningen zal maximaal 9 meter mogen bedragen. Op de nieuwe
woningbouwlocatie zullen slechts grondgebonden woningen worden gerealiseerd.
In het
bestemmingsplan wordt één aaneengesloten gebied aangegeven met als bestemming ‘uit
te werken woondoeleinden (UW)’. In de voorschriften is op grond van de
uitgangspunten die voor de ontwikkeling van het gebied golden en in de proefontwerpen
ook gehandhaafd is, bepaald dat het Wandal gehandhaafd dient te blijven. De
woonbuurt zal, zie bijgaande tekening, derhalve bestaan uit twee gescheiden
woonbuurten met een eigen karakter, gescheiden door een brede groenzone, waarin
het Wandal gelegen is. Naar de uitwerking van dit gebied in verschillende
dichtheden en woonmilieus heeft een nadere studie plaatsgevonden. In die studie
en uitwerkingen worden een aantal deelgebieden/sferen onderscheiden, waarvan de
begrenzingen en overgangen nog niet vast liggen. In de navolgende beschrijving
wordt een doorkijk gegeven naar de nadere uitwerking van het plangebied. Voor
een overzicht wordt verwezen naar de afbeelding hiernaast.
Bij de
verdere uitwerking van het gebied zal voorts zoveel mogelijk gebruik gemaakt
worden van de voorstellen en ideeën die door de Buurtraad Oud-Caberg zijn
geuit omtrent het behouden en inpassen van de cultuurhistorische en
landschappelijke waarden in het gebied. Dit betekent echter niet dat al die
voorstellen en ideeën in het kader van de uitwerking zullen worden overgenomen.
Ten behoeve
van de uitwerking zullen nadere onderzoeken worden gedaan naar de
cultuurhistorische, archeologische, ecologische en landschappelijke waarden.
Voor de milieu-onderzoeken komt dit neer op het reeds uitgevoerde zorgvuldige
onderzoek en de nadere bestudering daarvan in het kader van de interne
milieuzonering.
In het uit te
werken woongebied zullen een aantal duidelijk te onderscheiden deelgebieden
herkenbaar zijn. Daarmee wordt ingespeeld in op de specifieke terreinsituatie
(zoals bestaand lint, aansluiting achtertuinen, open veld etc.) en brengt
daarmee variatie in het plangebied ten aanzien van de woonmilieus en de
inrichting van het openbare gebied.
Wandal
(A)
Het belangrijkste
deelgebied ligt ter hoogte van het Wandal. Getracht wordt om het Wandal zo veel
mogelijk vrij te houden van bebouwing (en andere ruimtelijke ingrepen) en de
bebouwing vooral op de hoger gelegen plateaus te situeren.
Van
Akenweg (B)
De Van
Akenweg wordt gekenmerkt door een luchtige lintstructuur van hoeveboerderijen.
Om dit karakter te behouden wordt het lint niet verder verdicht met nieuwe
bebouwing. Vanaf de Van Akenweg wordt een zone van 50-100 meter vrij gehouden.
Uitzondering vormt het gedeelte aan de Van Akenweg ter hoogte van de
woonstraten van Oud Caberg. Op dit gedeelte kunnen aan de Van Akenweg nog 1 à 2
kleinschalige gebouwde ingrepen plaatsvinden, in een vergelijkbare dichtheid
als aan het overige deel van de Van Akenweg.
Lanakerweg
(C)
De Lanakerweg
blijft vooralsnog de toegang vormen naar het woonbuurtje aan de Kozakkenweg.
Verder zal slechts een beperkt aantal (10) woningen aan de Lanakerweg worden
gesitueerd, die in de omschrijving over de 'Brusselse weg' nader worden
toegelicht. De Lanakerweg blijft een belangrijke (doorgaande) langzaam
verkeersfunctie houden. De aansluiting van de Lanakerweg op de Postbaan wordt
wel gebruikt als toegangsweg (niet doorgaand) voor ca. 100 woningen in de
eerste fase van het plangebied.
Kozakkenweg
(D)
Het buurtje
van de Kozakkenweg en de Wanstraat wordt in zijn geheel in het plan
geïntegreerd.
Postbaan
/ Van Akenweg (E)
Aan het
gebied waar de achtertuinen van de van Akenweg en de Postbaan elkaar bijna
raken, worden slechts enkele woningen met grote tuinen toegevoegd. Het karakter
van de vrijstaande boerderij met erfbeplanting dient daarbij als
inspiratiebron.
Stratenveld
(F)
Het
stratenveld is de werknaam voor het gebied tussen het boven omschreven
deelgebied en het Wandal, waartussen een aantal woonstraten met bebouwing
worden gesitueerd. De straatprofielen beginnen smal en worden breder richting
het Wandal. De smalle straten worden begeleid door een stenige gevel met
wisselende bouwhoogte. De bredere straten worden omzoomd door voortuinen,
waardoor de gevel verder van de weg komt te liggen. De rand aan het Wandal
wordt begrensd door markante bebouwingsaccenten die een duidelijke grens vormen
tussen bebouwd en onbebouwd gebied.
Brusselseweg
(G)
De
Brusselseweg vormt de oostelijke begrenzing van het plangebied. Het gebied
tussen de Lanakerweg en de Brusselseweg wordt in de uit te werken
woonbestemming mee genomen, maar zal een zeer luchtige uitwerking (bijv. twee
zeer grote kavels, ‘boerderijen’) krijgen. Hierdoor blijft de landschappelijke
kwaliteit van de entree van Maastricht vanuit het noorden tot aan de oude
lintbebouwing aan de Brusselseweg behouden. De woningen worden ontsloten vanaf
de Lanakerweg.
Bosveld
(H)
Bosveld is de
werknaam voor het gebied tussen het gebied aan de van Akenweg, het Wandal en
het Zouwdal. Dit deelgebied zal gekenmerkt worden door een boszoom en een
boomrijke woonbuurt. De oostelijke bosrand aan het Wandal en Zouwdal wordt
voorzien van markante randbebouwing. In het bosveld zijn weinig traditionele
stratenpatronen te herkennen en zal een luchtige, open bebouwingsstructuur
ontstaan. Het gebied wordt vanaf de Vezeldonk/van Akenweg ontsloten.
Er is in
Maastricht een groot tekort aan bedrijventerreinen, zeker tot 2010. De vraag
naar bedrijventerreinen is jaarlijks gemiddeld 5 tot 7 ha. Tot 2010 is er naast
deze vraag van circa 60 ha een vraag van 30 ha van verplaatsers uit de
Belvédère. Dat betekent dus een vraag van circa 90 ha. Naast deze vraag is het
belangrijk om te kunnen beschikken over een strategische reserve aan
bedrijventerreinen. Voor Maastricht ligt deze reserve op circa 60 ha. In totaal
gaat het dus om een vraag van circa 90 + 60 = 150 ha. Hoe krap de situatie is
en hoe belangrijk het dus is om alle ruimte die er is in Maastricht te
benutten, blijkt ook uit de volgende tabel waarin het aanbod en de potenties in
kaart zijn gebracht. Deze uitgangspunten zijn ook geformuleerd in de
POL-aanvulling:
Maastricht
gaat uit van het volgende aanbod:
Zinkwit: 5 ha (revitalisering)
Beatrixhaven 5 ha (revitalisering)
MMA 50
ha
totaal 60
ha
Maastricht
gaat uit van de volgende potenties:
Lanakerveld 18 ha (1) + 15 ha (2) + 16 ha (3) =49 ha
Panneslager 33 ha
totaal 82
ha
Maastricht-Eysden
is in deze aanvulling buiten beschouwing gelaten, omdat er in de planning al
steeds van uit is gegaan dat het terrein er al zou zijn en dus gevuld zou zijn.
Nu het terrein nog niet ontwikkeld is en zelfs minder groot zal worden dan
aanvankelijk gepland door allerlei andere
ontwikkelingen,
is de situatie zelfs nijpender geworden. Gepoogd wordt dit op te lossen door
intensivering van de bebouwing. Overigens kan dit laatste slechts ten dele
bijdragen aan de ruimteproblematiek voor de Maastrichtse bedrijvigheid.
Intensivering mag immers niet leiden tot een vermindering van de kwaliteit
en/of het functioneren van de bedrijven. Als gevolg van zaken als noodzakelijke
vloerbelasting, logistieke vraagstukken, openingstijden van klanten,
leveranciers en milieuvergunningen is intensivering zowel horizontaal als
verticaal niet altijd mogelijk. Steeds meer gaat Maastricht daarom uit van het
principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Ten aanzien van revitalisering en
herstructurering merken wij op dat uit bovenstaand overzicht reeds blijkt dat
wij bij de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen terdege rekening hebben
gehouden met mogelijkheden van revitalisering.
4.3.2. Beschrijving
bedrijventerrein
Van belang
bij het bedrijfsterrein zijn in ieder geval de milieurandvoorwaarden in verband
met de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied en de bereikbaarheid van het
bedrijventerrein, maar ook de milieubelasting voor de omgeving, waarbij niet
alleen gedacht moet worden aan de nieuwe en bestaande woonwijken in Nederland
en België, maar ook aan de recreatieve ontwikkelingen, die in het plangebied
gedacht worden. Voor de bedrijfspanden wordt uitgegaan van een maximale hoogte
van niet meer dan 10 meter. De uitwerkingsregels bevatten de mogelijkheid dat
op een afstand van meer dan 120 meter van de bestemming "Uit te werken
Recreatiegebied" de maximale bouwhoogte 15 meter mag bedragen, mits de
stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar wordt geacht.
Het
bedrijventerrein heeft een (bruto) oppervlakte van ruim 48 hectare. Dit houdt
in dat de oppervlakte voor niet-bedrijfsfuncties (bijvoorbeeld verkeer en
groen) hierin is meegenomen alsmede de reservering voor het Cabergkanaal
vervalt. Het bedrijventerrein zal gefaseerd worden gerealiseerd. De locatie zal
hoofdzakelijk gaan voorzien in de behoefte aan lokale bedrijvigheid, al dan
niet ten behoeve van bedrijfsverplaatsingen uit de bestaande stad. Belangrijk
aandachtspunt voor de toelaatbaarheid van bedrijven zijn de randvoorwaarden die
vanuit het perspectief van het milieu aan de bedrijven worden gesteld. Het gaat
hier met name om de bescherming van het belang van de gronden voor de
grondwaterbescherming. In verband met de bescherming van het wonen en recreëren
wordt uitgegaan van interne milieuzonering en daarbij van bedrijven met een
maximale milieuhindercategorie van 4A, dat wil zeggen dat de afstand van een
bedrijf in deze categorie tot een rustige woonwijk tenminste 200 meter dient te
zijn. Verder zal er aandacht moeten worden besteed aan de aspecten duurzaam
bouwen en duurzame energie. Hoofdstuk 6 gaat verder in op de relevante
milieuaspecten.
De bouw van
bedrijfswoningen zal niet worden toegestaan. Kantoren en horeca zijn
uitsluitend toegestaan als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf, zoals
bijvoorbeeld een kantine.
Op dit moment
is de stedenbouwkundige planvorming met betrekking tot het bedrijventerrein nog
niet uitgewerkt. Vandaar dat in dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van een
globaal, uit te werken, bestemming. Bij de uitwerking zal worden ingegaan op de
wijze waarop het bedrijventerrein zich naar de omgeving manifesteert. Hierbij
zijn met name het aangrenzende recreatieve en natuurlijk en landschappelijk
waardevolle gebied en de woonbuurten van belang.
4.4. Agrarisch-recreatieve
zone
Voor het
plangebied wordt uitgegaan van een agrarisch-recreatieve zone, die een
natuurlijke scheiding vormt tussen de nieuwe woonbuurt en het nieuwe
bedrijventerrein. Van belang is dat de aanwezige landschappelijke en
cultuurhistorische waarden, zoals bijvoorbeeld de kleine akkertjes en de
onverharde (holle)wegen, behouden blijven en - indien mogelijk - hersteld of
verder worden ontwikkeld. Er wordt hierbij gedacht aan bosaanleg. Deze strook
heeft de bestemming Agrarisch Gebied.
Ten behoeve
van de ontwikkeling van dit gebied zal een inrichtingsplan worden opgesteld,
ter uitwerking van het Natuur- en Milieuplan. Bij dit inrichtingsplan zullen
ecologie en flora en fauna nadrukkelijk betrokken worden. Dit kan gevolgen
hebben voor de wijze van uitvoering en/of het tijdstip van uitvoering van
werkzaamheden. Indien noodzakelijk zullen mitigerende maatregelen deel kunnen
uitmaken van het inrichtingsplan.
Een van de
uitgangspunten voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Lanakerveld is een
goede bereikbaarheid voor zowel autoverkeer, openbaar vervoer als langzaam verkeer.
Beperkingen in de ontwikkeling van het gebied worden veroorzaakt door de tussen
de Belgische en Nederlandse regering in een traktaat vastgelegde afspraak ten
aanzien van de realisering van het Cabergkanaal. Het tracé blijft vooralsnog
als reservering opgenomen in de plannen. Een andere onzekerheid vormt de tweede
Noorderbrug die eveneens consequenties zou kunnen hebben voor het noordelijk
deel van het gebied.
Bij de
ontwikkeling van dit bestemmingsplan wordt dan ook uitgegaan van het
uitsluitend realiseren van woningbouw in het zuidelijk deel van het plangebied
en de ontwikkeling van een bedrijventerrein tegen de Belgische grens. In
verband met de onzekerheden over dit traktaat zullen deze ontwikkelingen
gefaseerd worden aangelegd. Voor de planning wordt verwezen naar de tekening op
de hierboven.
Het
plangebied is westelijk van de Brusselseweg gelegen tegen de Belgische grens.
De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door de Van Akenweg en het plan
Oud-Caberg. Karakteristiek voor het gebied is de bestaande infrastructuur, de
Van Akenweg en de Lanakerweg, noordwest georiënteerd, en haaks daarop de Wanweg
en Zouwweg. Het betreft hier met name veldwegen die , naast hun functie voor
het landbouwverkeer, in de huidige situatie reeds een belangrijke recreatieve
functie vervullen.
5.3. Omliggende
hoofdwegenstructuur nu en in de toekomst
Door de toch
al noodzakelijke aanpassingen van de aansluitingen bij de Noorderbrug,
gekoppeld aan een nieuwe ontsluitingsstructuur van het gebied Belvédère
(voorheen noordwest entree), alsmede nog te realiseren maatregelen in het tracé
van de Noorderbrug zelf, zijn de randvoorwaarden voor een goede bereikbaarheid
in potentie aanwezig. Voor oplossingen op de korte en middellange termijn met
betrekking tot de bereikbaarheid van Maastricht-West zijn de ombouw van de A2
en de verbetering van de oostwest-relaties in relatie tot het openbaar
vervoer, langzaam verkeer en betere benutting van de weg infrastructuur - van
met name het Noorderbrugtracé - de centrale opgaven zijn als het gaat over
bereikbaarheid en leefbaarheid. Diverse studies zijn er op gericht het
bereikbaarheidsprofiel van de stad - en met name van het westelijke stadsdeel -
te verbeteren. De uitwerking van deze projecten en de hoofdverkeersstructuur in
de Belvédère (voorheen noordwest entree) zijn zeer nauw met elkaar verweven.
In het kader
van de herstructurering van de Belvédère (voorheen noordwest entree) wordt er
gedacht aan een nieuwe ontsluitingsweg. Deze nieuwe weg zal gaan dienen als
verbinding tussen het centrum van Maastricht (Noorderbrug) en het Belgische
gedeelte van het industrieterrein. De weg wordt gebundeld met het bestaande
spoor en zal de Brusselseweg kruisen ter hoogte van het spoorwegviaduct.
Het tracé van
de nieuwe ontsluitingsweg van Belvédere, zo is inmiddels duidelijk geworden,
zal ten zuiden van de spoorlijn komen, waardoor het mogelijk is naadloos te
kunnen aansluiten op de zuidelijke tracé van de ontsluitingsweg van het
bedrijventerrein. Dit kan op langere termijn tevens dienen als regionale weg
waarop de eventuele Noorderbrug en N78 aangesloten zijn.
Doordat het
gekozen (zuidelijk) tracé tevens aan het spoor gelegen is, is er sprake van een
maximale bundeling van infrastructuur, waardoor de aanwezige landschappelijke
en ruimtelijke kwaliteiten zo veel mogelijk gespaard blijven.
Uit een
oogpunt van geluidsbelasting moet gekozen worden voor het zuidelijk tracé. Uit
de vergelijking is gebleken dat de geluidsbelasting van het noordelijk tracé de
wettelijke normen overschrijdt, terwijl de geluidsbelasting van het zuidelijk
tracé juist binnen de wettelijke normen blijft en met een aantal maatregelen
zelfs onder de voorkeurswaarde blijft, dat wil zeggen onder de 50 dB(A).
Conclusie is dat het noordelijk tracé alleen gerealiseerd kan worden als één
woning wegbestemd wordt en de overige woningen een hoge geluidsbelasting
ondervinden. Het zuidelijk tracé zorgt voor een lagere belasting die zelfs nog
verder beperkt kan worden door het treffen van een aantal maatregelen. Deze
maatregelen bestaan uit het aanbrengen van geluidsarm asfalt met een
geluidsreductie van 4,4 dB(A) en het instellen van een maximumsnelheid van 50
km/u. Ofschoon het niet verplicht is, wordt daarnaast aan de desbetreffende
omwonenden het aanbod gedaan van een afschermende voorziening langs de
aangrenzende tuinen zodat het leefklimaat in deze tuinen niet onevenredig wordt
aangetast. Met deze maatregelen wordt de geluidsbelasting op de woningen zo
laag mogelijk gehouden en zal deze zelfs minder dan de voorkeurswaarde van 50
dB(A) bedragen.
De nieuwe
ontsluitingsweg heeft ook gevolgen voor het verkeer op de Brusselseweg,
aangezien de ontsluitingsweg in eerste instantie op deze weg aangesloten zal
worden. Door de toename van het verkeer stijgt ook de geluidsbelasting op de woningen
aan de Brusselseweg. Dit kan echter weer opgevangen worden door de
maximumsnelheid op de Brusselseweg terug te brengen naar 50 km/u.
Het
opschuiven van de bebouwde-komgrens noordwaarts houdt weliswaar gelijke tred
met het opschuiven van het woon- en werkgebied van de stad (als gevolg van de
ontwikkeling van Lanakerveld en Belvédère) en de daarmee gepaard gaande
stedelijke bedrijvigheid, maar gezien het profiel van de Brusselseweg zijn
concrete maatregelen nodig met betrekking tot de nieuwe maximumsnelheid. In dit
kader zal een tweetal rotondes gerealiseerd worden, zonodig ondersteund door
andere aanvullende maatregelen.
Overleg met
de gemeente Lanaken heeft erin geresulteerd dat de randweg voor Smeermaas ten
noorden van de Kantoorweg kan komen te vervallen en dat men in plaats daarvan
opteert voor een aansluiting op de ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein.
Deze aansluiting kan echter nog niet worden opgenomen in de voorschriften,
aangezien nog niet duidelijk is wanneer en hoe c.q. waar deze aansluiting zal
plaatsvinden. De realisatie is in eerste instantie afhankelijk van de door de
Belgische overheid te treffen maatregelen op Belgisch grondgebied. WI zullen
enkele mogelijke opties in de toelichting opgenomen worden.
5.4. Infrastructuur
plangebied
Het deel van
het gebied bestemd voor bedrijven is gelegen tegen de Belgische grens,
aansluitend aan het bedrijventerrein op Belgisch grondgebied. Ter ontsluiting
van dit gebied is een nieuwe weg geprojecteerd als randweg langs het
bedrijventerrein die ter hoogte van de spoorweg aansluit aan de Brusselseweg.
Het eerste deel van deze weg aansluitend aan de Brusselseweg en parallel aan de
spoorlijn maakt deel uit van de toekomstige hoofdwegenstructuur vanaf de
Belvédère (voorheen noordwestentree) richting Veldwezelt. De randweg sluit aan
de zuidzijde van het plangebied aan op de weg langs het Albertkanaal.
Het
woongebied is opgedeeld in een tweetal onderdelen waarbij een gebiedje via de
bestaande infrastructuur, de Postbaan, direct gekoppeld wordt aan de
Brusselseweg. Het andere woongebied wordt ontsloten via de Van Akenweg die
vervolgens via de Papyrussingel aanhaakt aan de Brusselseweg. Gezien het
beperkte aantal woningen in het plangebied kan de breedte van de nieuw aan te
leggen infrastructuur in beide woongebiedjes beperkt blijven. De geplande
breedtes van de woonstraatjes variëren van 4.00 tot 6.00 m. Voor wat betreft
het verkeersregime ligt het voor de hand de woongebiedjes in te richten als 30
km zone. In het plan is de mogelijkheid opgenomen om op de Brusselseweg
rotondes aan te leggen.
De
toekomstige bewoners van de beide woongebiedjes kunnen voor wat betreft het
openbaar vervoer gebruik maken van de bestaande faciliteiten. Aan de
Pergamijndonk bevinden zich een tweetal haltevoorzieningen die zich op
loopafstand bevinden van het nieuw te ontwikkelen gebied. Vier bussen per uur
doen de beide haltes aan. De loopafstanden vanuit de woongebiedjes tot de
bestaande haltes bedragen niet meer dan 300 m. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt
van een Belgische lijndienst, die met een frequentie van een bus per uur de
Brusselseweg aandoet. de bediening van beide woongebiedjes door het openbaar
vervoer voldoet derhalve ruimschoots aan de daaraan te stellen eisen,
aanvullende voorzieningen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Ondanks de
beperktheid van het oppervlak, in combinatie met de perifere ligging t.o.v. het
Maastrichts OV-net, verdient het aanbeveling om te onderzoeken of er
mogelijkheden zijn om het bedrijventerein aan te sluiten op het OV-net.
Hierover zal de gemeente nog overleg voeren met de desbetreffende
OV-maatschappijen en -instanties.
Het langzaam
verkeer maakt in beid woongebiedjes gebruik van de infrastructuur die ook
bestemd is voor het overige verkeer, separate voorzieningen voor deze categorie
zijn ook bij het bedrijventerrein niet voorzien. De bestaande infrastructuur in
het gebied wordt ingepast in het plan en vormt voor het langzaam verkeer de
koppeling tussen de diverse deelgebieden, daarnaast hebben deze veldwegen een
belangrijke recreatieve functie. De Lanakerweg en de Van Akenweg zijn noordwest
gericht, zij worden gekruist door de haaks daarop staande Zouwweg en Wanweg. Om
de relatie met de wijk Malberg te versterken is voorzien in een koppeling met
deze wijk in het verlengde van de Vezeldonk in de 30 km zone met gemengd
verkeer.
Bij de
verdere uitwerking van het plan zal tevens het parkeren in de diverse
deelgebieden aan de orde worden gesteld. Uitgangspunt daarbij zijn de geldende
normen zoals vastgelegd door de gemeenteraad. De woningen zullen voor zover
mogelijk voorzien zijn van een garage of een parkeerplaats op eigen terrein. Om
te kunnen voldoen aan de normen, die variëren van 1,25 parkeerplaats per woning
tot 1,5 parkeerplaats per woning, worden parkeerstroken opgenomen langs de
nieuw aan te leggen woonstraten. Voor de bedrijven wordt een norm gehanteerd
van 1 parkeerplaats per 100 m2 bruto vloeroppervlak. In principe
wordt ervan uitgegaan dat aan deze eis wordt voldaan door een
parkeervoorziening op eigen terrein.
6.1. Duurzaam bouwen, energie en
ecologie
Wat betreft
het aspect duurzaam bouwen (materiaalgebruik, energie, water, etcetera) leent
dit plan zich uitermate om in alle stadia - vanaf het stedenbouwkundig plan -
rekening te houden met deze aspecten conform de nota Duurzaam bouwen. Ook wordt
gestreefd naar een Duurzaam Veilig rioleringsstelsel.
Voor energie
is het belangrijk in een vroeg stadium rekening te houden met een optimale
energie-infrastructuur (warmtekrachtkoppeling etcetera). Hierover dient zo snel
mogelijk een haalbaarheidsstudie te worden opgesteld.
Naar de
mogelijkheden van ecologisch bouwen zal een onderzoek en haalbaarheidsstudie
worden gedaan.
6.2. Industrielawaai
en akoestische zone(s)
Industrieterrein
Bosscherveld
Ten oosten
van het plangebied is het industrieterrein Bosscherveld gelegen. Het
industrieterrein is in 1986 gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder
(Wgh). Dit houdt in dat rond het terrein een geluidzone van 50, 55 en 60 dB(A)
is vastgesteld.
De 50
dB(A)-contour is op de plankaart weergegeven. Deze valt voor een gedeelte over
de uit te werken bestemming woondoeleinden. Bij het ontwerp voor de uit te
werken bestemming woondoeleinden wordt er rekening mee gehouden dat de
geluidbelasting op de gevel lager is dan 50 dB(A). Teneinde bij de uitwerking
zoveel mogelijk opties voor de invulling open te houden, is een procedure
hogere waarde gevoerd en hebben Gedeputeerde Staten de gevraagde hogere waarde
verleend.
In het kader
van de Belvédère (voorheen noordwest entree) zullen deze contouren mogelijk
wijzigen.
6.3.1. Industrieterrein België
Ten westen
van het plangebied is in de Belgische gemeente Lanaken een industrieterrein
gelegen. Op het industrieterrein is zware industrie gevestigd. In het kader van
het ‘haalbaarheidsonderzoek industrieterrein Maastricht-Lanaken’ heeft in het
verleden onderzoek plaatsgevonden naar de relatie tussen de milieuvergunning in
België en mogelijkheden van handhaving op Nederlands grondgebied. De eerste
indrukken zijn dat voor bestaande woningen op Nederlands grondgebied, ten
gevolge van Belgische bedrijven vergelijkbare normen gelden als in de
Nederlandse situatie.
Ten aanzien
van nieuwbouw in het onderhavige gebied is nader onderzoek noodzakelijk nodig
om vast te stellen wat de daadwerkelijke milieubelasting op eventuele nieuwbouw
is. Ten behoeve hiervan is een onderzoek uitgevoerd naar de milieu- en
veiligheidsrelatie tussen de bedrijvigheid in Lanaken en de geplande woningbouw
in het Lanakerveld. Daarbij is uitgegaan van een verdere invulling van het aan
de grens gelegen bedrijventerrein (Europark). Gebruikmakend van de methode van
zonering van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" ligt de
milieuzone (inclusief uitbreiding bestaande terrein) waarbuiten woningbouw
toelaatbaar wordt geacht, op meer dan 340 m van de geplande woningbouwlocatie.
Uit het onderzoek is gebleken dat het aspect geluid maatgevend is voor de
milieueffecten. In de huidige situatie liggen zowel de geprojecteerde woningen
als de bestaande woningen aan de Van Akenweg en de Kantoorweg op ruime afstand
van de 50 dB(A)-contour en zelfs ruim buiten de 45 dB(A)-contour
(etmaalwaarde). Aaangezien het bedrijventerrein Europark nog niet geheel ontwikkeld
is, zijn ook de scenario's voor de meest logische ontwikkeling respectievelijk
de maximaal belastende toekomstige ontwikkeling onderzocht. Bij de meest
logische ontwikkeling liggen alle woningen nog steeds ruim buiten de 50
dB(A)-contour en zelfs nog buiten de 45 dB(A)-contour. Zelfs bij de (minder
logische) maximaal belastende invulling liggen alle woningen buiten de 50
dB(A)-contour. Ook hier liggen de meeste woningen zelfs nog buiten de 45
dB(A)-contour met uitzondering van enkele geprojecteerde woningen en de
woningen aan de Kantoorweg. Dit betekent dat qua geluidsbelasting alle woningen
op voldoende afstand liggen van de 50 dB(A)-grens die wettelijk gehanteerd
wordt als voorkeursgrenswaarde. Boven deze voorkeursgrenswaarde dient op grond
van de Nederlandse wetgeving een hogere grenswaarde te worden aangevraagd.
6.3.2. Bestaande
(agrarische) bedrijven
In het
plangebied zijn (agrarische) bedrijven aanwezig. Deze bedrijven hebben als
gevolg van hun activiteiten, op basis van de bestaande verleende (milieu)vergunning,
een (milieu)hindercirkel als gevolg van geur- en geluidhinder, waarbij is
gemeten vanaf de grens van de kavel.
Er is ook
gekeken naar het toekomstperspectief van de bedrijven, aangezien
toekomstperspectief en omvang van de aan te houden hinderzone met elkaar te
maken hebben. Om deze reden wordt hierna gesproken over wettelijke en
beleidsmatige hindercirkels, waarbij de beleidsmatige cirkel aangeeft welke
ruimte de bedrijven zou moeten worden geboden om enige mogelijkheid voor
uitbreiding te behouden. Voor een overzicht wordt verwezen naar de onderstaande
tabel.
Te handhaven
bedrijven in plangebied
Adres |
Bedrijfsactiviteit |
Hindercirkel (in
meters) |
|
Wettelijk |
Beleid |
||
Brusselseweg
641 |
Akkerbouwbedrijf |
25 |
50 |
Brusselseweg
671 |
Melkrundveehouderij |
50 |
100 |
Postbaan
8 |
Akkerbouwbedrijf |
25 |
50 |
Postbaan
10 |
Rundveehouderij |
50 |
100 |
Postbaan
40 |
Tuinbouwbedrijf |
n.v.t. |
25 |
Van
Akenweg 74 |
Akker-
en tuinbouwbedrijf |
25 |
50 |
Van
Akenweg 84 |
Tuinbouw
en melkrundveehouderij |
100 |
100 |
Van
Akenweg 90 |
Stallingsplaats
vrachtauto's, palletopslag, kleine paardenhouderij |
100 |
50 |
Bron: Notitie
afdeling milieu d.d. februari 2001
Deze
hindercirkels zullen in acht dienen te worden genomen. Binnen de hindercirkels
zal in principe geen nieuwe woningbouw gerealiseerd kunnen worden. Op de
plankaart zijn alleen de wettelijke hindercirkels aangegeven.
Belangrijk
aandachtspunt voor de toelaatbaarheid van bedrijven is de beoogde milieuhinder
van het bedrijf. Voor het nieuwe bedrijventerrein wordt uitgegaan van bedrijven
met een maximale milieuhindercategorie van 4A, dat wil zeggen dat de afstand
van een bedrijf in deze categorie tot een rustige woonwijk tenminste 200 meter
dient te zijn. Voor de beoordeling van de invloed van bedrijven op groengebieden
en de woonomgeving wordt inwaartse zonering toegepast voor de milieubelasting
Bestaande
wegen
In het
plangebied is alleen de Brusselseweg een zoneplichtige weg. Dit betekent dat
rekening dient te worden gehouden met de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).
Van een aantal woningen is een procedure hogere waarde gevoerd en door
Gedeputeerde Staten verleend.
Nieuwe
wegen
Er zullen
twee nieuwe ontsluitingswegen worden gerealiseerd die zoneplichtig zijn. Het
gaat om de nieuwe ontsluitingsweg van het bedrijventerrein en de nieuwe
ontsluitingsweg zuidelijk langs het spoortracé.
De overige
nieuwe wegen in het plangebied zullen een 30 km/uur-regime krijgen, waardoor
zij niet zoneplichtig zijn en zijn uitgesloten van de onderzoeksplicht. Voor
deze wegen hoeft geen akoestisch onderzoek te worden gedaan.
Uit de
ingestelde onderzoeken (zie de bijlage wegverkeersgeluid) blijkt dat voor
wegverkeersgeluid geen procedure hoge waarde gevolgd hoeft te worden.
Het beleid is
gericht op de heringebruikname van de spoorlijn Maastricht - Lanaken. Dit houdt
in dat een aandachtsgebied rond deze spoorlijn wordt gelegd, waarbinnen
rekening dient te worden gehouden met de geluidproductie van de treinen.
In het
verleden is een aantal indicatieve berekeningen gemaakt. Er is echter momenteel
onduidelijkheid ten aanzien van het aantal treinen dat daadwerkelijk van het
spoor gebruik gaat maken. Ook is het nog niet duidelijk of de goederenspoorlijn
binnen de planperiode geactiveerd zal worden. Eventuele consequenties met
betrekking tot het geluid zullen daarom moeten bekeken bij het besluit tot
reactivering.
De
bodemkwaliteit van het plangebied is voornamelijk onverdacht. Volgens de
gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart wordt deze zone aangeduid als 'overig'.
Dit gebied
betreft ongestoorde terrassen; een belangrijk gegeven is hier dat het niet gaat
om door de mens opgehoogde gebieden, noch om overstroomde gebieden. In
combinatie met het agrarische gebruik zal hier sprake zijn van geen tot
minimaal verhoogde achtergrondwaarden.
Bovenstaande
geeft aan dat ten aanzien van de gebieden met een woningbestemming in het plan,
er weliswaar kans is op bodemverontreiniging, maar dat het tevens aannemelijk
is, dat dit geen ernstige bodemverontreiniging betreft, die een toekomstige
woonbestemming zou belemmeren. In dit kader is in 2001-2002 een gecombineerd
archeologisch bodemkundig onderzoek verricht. Uit de voorlopige
onderzoeksresultaten van het verkennend bodemonderzoek, is gebleken dat er
slechts in drie locaties in de bovengrond en drie in de ondergrond een
marginale overschrijding is geconstateerd van de achtergrondwaarde voor het
deelgebied "overig". Geen van de onderzochte parameters overschrijdt
het aanvaardbaar risiconiveau (Arn) voor de toekomstige functies Uit te werken
bedrijfsterrein (UB), Agrarisch gebied (AG) en Uit te werken Woondoeleinden
(UW), waarbij getoetst is aan respectievelijk bebouwing/verharding, onbedekte
bodem en wonen met particuliere tuin als omschreven in het Bodembeheerplan
Maastricht 2000. Dit betekent dat bij de nadere uitwerking van het plangebied
aanvullend bodemonderzoek verricht zal worden ter plekke van de geconstateerde
overschrijdingen van de achtergrondwaarden. In het aanvullend onderzoek zal
tevens een doelmatigheidstoets worden uitgevoerd.
Geen van de
overige onderzochte parameters overschrijdt de tussenwaarde, waardoor op grond
van de landelijke wetgeving geen nader bodemonderzoek noodzakelijk is.
6.7. Kabels,
leidingen en straalverbindingen
Ten zuiden
van het plangebied bevindt zich een bestaande straalverbinding. Aan weerszijden
van de straalverbinding dient een zone van 100 meter in acht genomen te worden.
Deze zone raakt het plangebied net en vormt geen knelpunt voor het
bestemmingsplan.
Verder
bevinden zich in het plangebied geen kabels en/of leidingen die een
planologisch-juridische bescherming behoeven.
Het
onderhavige plan is grotendeels opgezet als een globaal plan waarin voor een
aantal bestemmingen een uitwerkingsverplichting geldt. Het plan bestaat uit de
voorschriften en plankaart en de toelichting.
De voorschriften
bevatten regels omtrent bouwen op en het gebruik van de in het plan
begrepen gronden en de zich daarop bevindende (toekomstige) opstallen.
De
bestemmingen zijn in de voorschriften per afzonderlijk artikel geregeld. Een
aantal bestemmingen is globaal. Er komen meerdere functies in voor
(doeleindenomschrijving). In de bouwvoorschriften wordt per bestemming
"het bouwen" geregeld (maximale goothoogte, maximaal bebouwingspercentage,
hoogte andere bouwwerken, oppervlakte en hoogte van bijgebouwen). Bij de
bestemming Woondoeleinden is een vrijstelling door burgemeester en wethouders
mogelijk ten aanzien van een aantal bepalingen, onder de daarbij aangegeven
voorwaarden.
Per
bestemming wordt soms een wijzigingsbevoegdheid aan burgemeester of de
gemeenteraad gegeven om de bestemming te wijzigen in een andere bestemming,
opnieuw onder voorwaarden.
De
voorschriften bevatten een aantal bestemmingen waarbij gronden samenvallen met
andere bestemmingen. Hiervoor is een voorrangsregeling opgenomen, omdat deze
andere bestemmingen ook eigen regels hebben.
Om het plan
optimaal te laten functioneren zijn aan het einde van de voorschriften de afwijkingsmogelijkheden
aangegeven binnen strikte begrenzingen. Het betreft de algemene
vrijstellingsmogelijkheid van burgemeester en wethouders. De bedoeling hiervan
is het plan voldoende flexibiliteit te geven. De aan de raad of aan
burgemeester en wethouders gegeven wijzigingsbevoegdheid gaat daar boven uit.
Ook kunnen burgemeester en wethouders onder voorwaarden nadere eisen stellen.
Steeds zijn deze bevoegdheden voorzien van regels.
Bij de
voorschriften hoort een bijlage, de Staat van Bedrijfsactiviteiten (ofwel de op
bepaalde gronden toelaatbare bedrijven).
Sinds 1
oktober is prostitutie een legaal beroep geworden en het bedrijfsmatig
exploiteren daarvan toegestaan, mits dit in overeenstemming is met het
gemeentelijke (prostitutie)beleid dat randvoorwaarden geeft ten aanzien van de
toegestane plaats (waar?) en aard (wat?) van prostitutie in de gemeente.
Voor het
plangebied geldt dat prostitutie (in elke vorm) is uitgesloten. Mocht de
gemeente in de toekomst het (prostitutie)beleid eventueel wijzigen, dan is in
het bestemmingsplan middels een vrijstellingsbevoegdheid wel de mogelijkheid
opgenomen om het bestemmingsplan hieraan aan te passen.
In paragraaf
7.2. worden de voorschriften artikelsgewijs behandeld.
Op de
plankaart zijn de bestemmingen weergegeven alsmede een aantal aanduidingen. In
de voorschriften wordt hiermee een relatie gelegd. De plankaart is digitaal
getekend in schaal 1: 2500.
De toelichting
geeft inzicht in de vorm van het plan en de motivering van de bestemmingen.
De
voorschriften bestaan uit 4 hoofdstukken. Dit zijn de inleidende bepalingen
(artikel 1 t/m 6), de bestemmingsbepalingen (artikel 7 t/m 22), de algemene
bepalingen (artikel 23 t/m 26) en de overgangs-, straf- en slotbepalingen
(artikel 27 t/m 30). Achter de voorschriften is de van de voorschriften deel
uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Artikel 1 omvat de begripsomschrijvingen. Hierin
worden de in de voorschriften gebezigde begrippen gedefinieerd om misverstanden
of verschillen in interpretatie te voorkomen.
Artikel 2 omvat de wijze van meten. Dit geeft
aan op welke manier het meten moet plaatsvinden.
Artikel 3 omvat de hoogtebepalingen en de wijze
waarop deze zijn geregeld in het plan.
Artikel 4 omvat de algemene bepalingen, die
gelden voor meerdere bestemmingen. Hierin wordt verwezen naar de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, die in de bijlage bij de voorschriften is opgenomen en
naar een aantal andere wettelijke regelingen, zoals de Woningwet, de
Monumentenwet en de Wet geluidhinder. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen
als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer zijn in het plangebied niet toegestaan.
Artikel 5 omvat algemene bepalingen in verband
met de Wet geluidhinder.
Artikel 6 omvat een regeling met betrekking tot
monumenten.
De artikelen
7 t/m 12 omvatten enkelvoudige bestemmingen. Elk artikel is opgebouwd uit:
● een
doeleindenomschrijving waarin is weergegeven waarvoor de gronden zijn bestemd;
● waar
zinvol is een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen waarin specifiek voor de
betreffende gronden uitgezette beleidslijnen en –voornemens zijn verwoord;
● bouwvoorschriften
inhoudende een verwijzing naar de plankaart, de maximale goothoogte, het
maximale bebouwingspercentage en in voorkomende gevallen regels voor
bijgebouwen;
● vrijstellingsbevoegdheden
van burgemeester en wethouders, aan objectieve criteria en een procedure
gebonden;
De
rechtstreekse bestemmingen zijn de volgende:
● woondoeleinden
(artikel 7);
● onverharde
weg/watergang (artikel 8);
● agrarisch
bouwblok (artikel 9);
● agrarische
doeleinden (artikel 10);
● verkeersdoeleinden
(artikel 11);
● spoorwegdoeleinden
(artikel 12).
Na deze
bestemmingen volgen twee nader uit werken bestemmingen en één gedetailleerde
bestemming. Deze zijn verwoord in de artikelen 13 t/m 15. Het betreft de
uit werken bestemmingen:
● bedrijfsterrein
(artikel 13);
● woondoeleinden
(artikel 15)
en de niet
uit te werken bestemming gebied
● agrarisch
gebied (artikel 14).
Aan de uit te
werken bestemmingen is een beheerregeling gekoppeld en uitwerkingsregels. In de
uitwerkingsregels is bepaald, dat de gemeenteraad uitwerkt en aan welke de
regels die uitwerking moet voldoen.
Artikel 16
bevat de
voorrangsregeling van de bestemmingen in de artikelen 17, 18, 19 en 20 die
samenvallen met de bestemmingen genoemd in de artikel 7 t/m 15.
Deze
artikelen zijn de zogeheten samengestelde of samenvallende bestemmingen,
namelijk:
● waterwingebied
(artikel 17);
● grondwaterbeschermingsgebied
(artikel 18);
● straalpad
(artikel 19);
● archeologisch
belangrijke zone (artikel 20).
In artikel
20A is een artikel opgenomen in verband met de bestemming onverharde
weg/watergang.
De artikelen
21 en 22 regelen het verboden gebruik van respectievelijk gronden en
opstallen in relatie tot de in het plan gegeven bestemmingen. Daarbij is de
gebruikelijke "toverformule" opgenomen, dat wil zeggen de
vrijstellingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders als een strikte
toepassing van het gebruiksverbod zou leiden tot een beperkingen van het meest
doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De
vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders ten opzichte
van de regelingen in de voorschriften zijn opgenomen in de artikelen 23 en
24. Met de toepassing van deze bepalingen kan binnen aangegeven grenzen
worden afgeweken van een aantal bepalingen de in de bestemmingsregelingen. Met
de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen van artikel 25 kunnen
burgemeester en wethouders in een aantal aangegeven gevallen beperkingen
stellen ten aanzien van hetgeen de voorschriften rechtstreeks is toegestaan,
indien de bescherming van bepaalde belangen dat vordert.
Artikel 26
bevat de bij deze
bevoegdheden behorende procedureregels.
In de artikelen
27 en 28 is het overgangsrecht ten aanzien van bebouwing (met een
uitbreiding van maximaal 15%) respectievelijke gebruik van gronden en opstallen
geregeld.
In artikel
29 is de relatie met artikel 59 WRO gelegd en is dus de strafbaarstelling
geregeld.
Artikel 30
tenslotte bevat de
slotbepaling, waarin de citeertitel van de voorschriften is opgenomen.
Zoals ook uit
hoofdstuk 2, met name het onderdeel gemeentelijk beleidskader, blijkt, heeft de
ontwikkeling van dit plangebied in een woongebied, een bedrijfsterrein en een
recreatief gebeid een voorgeschiedenis, die in verschillende documenten met een
daarbij behorende mate van detaillering is vastgelegd, zoals het ontwerp
Provinciaal Omgevingsplan Limburg en de gemeentelijke reactie daarop. Ook in de
Ruimtelijke Verkenning Maasdal wordt op de beoogde ontwikkelingen ingegaan. Het
geldende bestemmingsplan Maastricht West bood overigens aan de gemeenteraad de
mogelijkheid om in het plangebied de geldende bestemming te wijzigen met
gebruikmaking van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ten behoeve
van maximaal 50 ha woningbouw en maximaal 10 ha bedrijventerrein.
Ook is reeds
voorafgaand aan de ontwikkelingen in dit plangebied, apart van de
inspraakprocedures behorende bij reeds eerder genomen besluiten, overleg
gevoerd met (vertegenwoordigers van) belanghebbenden, zoals het buurtplatform
Oud Caberg. In het overleg met dit buurtplatform zijn op 20 maart 2001 de
ontwikkelingen voor dit plangebied nog aan de orde geweest.
Het
voorontwerp-bestemmingsplan Lanakerveld heeft van 29 augustus tot en met 26
september 2001 voor de inspraak ter inzage gelegen. Op 10 september 2001 heeft
een informatie- en inspraakavond plaatsgevonden. Tijdens de inspraaktermijn
zijn zowel mondelinge als schriftelijke inspraakreacties gegeven. deze worden
hieronder weergegeven in een aantal thema's (A1 tot en met A6 en voorzien van
een antwoord.
A1: Procedure
1. Betreurd
wordt dat de gemeente onder druk van de einddatum van het voorkeursrecht binnen
een zeer korte periode de inspraakprocedure en de besluitvorming over het
bestemmingsplan wil afronden.
Antwoord:
Tijdens de
inspraakavond is al erkend dat er hier sprake is van een bestemmingsplan dat
anders is dan anders. De procedure wordt inderdaad snel doorlopen, maar met
inachtneming van de gebruikelijke gang van zaken. De gehanteerde
inspraaktermijn en procedure worden namelijk ook voor andere bestemmingsplannen
gehanteerd. Ook worden uiteraard de termijnen van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening (WRO) in acht genomen. De snelle procedure heeft dan ook voornamelijk
betrekking op de interne procedure c.q. behandeling bij de gemeente. Doordat
binnen de gemeentelijke organisatie voldoende capaciteit vrijgemaakt is, gaat
dit snelle tijdpad niet ten koste van de zorgvuldigheid waarmee de
inspraakreacties behandeld zijn.
2. Het
voorontwerp is te vaag en is daarmee in strijd met de bepaling in het Besluit
op de Ruimtelijke Ordening dat een uitwerkingsbevoegdheid voldoende inzicht
dient te verschaffen in de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling van het
gebied. Het getuigt niet van goede ruimtelijke ordening een bestemmingsplan ter
inzage te leggen terwijl er nog vele onzekerheden /onduidelijkheden zijn over
Cabergkanaal, spoorlijn, toegangsweg via België, puttenveld, tweede Noorderbrug
en MER-procedures POL.
Antwoord:
Het
bestemmingsplan verschaft wel voldoende inzicht in de hoofdlijnen van de
toekomstige ontwikkeling van het gebied. De globale situering van de drie uit
te werken functies (bedrijventerrein, recreatie en wonen) is bekend alsmede de
omvang van het te realiseren programma. Daarnaast wordt een aantal
uitgangspunten vastgelegd die bepalend zijn voor de inrichting van het gebied,
zoals het behoud van belangrijke landschappelijke elementen (Wandal en
Zouwdal), maximale bouwhoogten, de afstand tot de Van Akenweg en de ontsluiting
van het bedrijventerrein. Daarnaast zal de ontsluiting van het woongebied nader
geregeld worden. Overigens wordt in de toelichting een doorkijk gegeven naar de
nadere uitwerking van het plangebied.
Er bestaan
weliswaar onzekerheden, maar de systematiek van uitwerkingsbevoegdheden
impliceert een bepaalde mate van onzekerheid c.q. globaliteit. De Wet op de
Ruimtelijke Ordening maakt de planvorm van globale, uit te werken bestemmingen
uitdrukkelijk mogelijk. Overigens kunnen de genoemde onzekerheden tot op zekere
hoogte gerelativeerd worden. Zo is de onzekerheid over het Cabergkanaal in het
bestemmingsplan
opgevangen door een speciale reservering voor dit kanaal die opgeheven kan
worden zodra voldoende duidelijkheid bestaat over het al dan niet realiseren
van het kanaal. De spoorlijn is positief bestemd in het bestemmingsplan.
Vooralsnog wordt niet uitgegaan van een (hoofd)toegangsweg via België, maar zal
de wegenstructuur wel zoveel mogelijk aansluiten op de Belgische structuur. Het
puttenveld levert geen onoverkomelijke problemen op bij de uitwerking. De tweede
Noorderbrug zal naar verwachting niet binnen de looptijd van dit
bestemmingsplan gerealiseerd worden. In het kader van het POL is inmiddels
duidelijk geworden dat voor Lanakerveld geen MER-procedure gevolgd zal worden.
Deze is ook wettelijk niet noodzakelijk.
A2: Landschappelijke,
natuur- en cultuurhistorische waarden
3. Het
voorontwerp vernietigt landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden
in het gebied. Er hebben onvoldoende onderzoeken plaatsgevonden die het
voorontwerp-bestemmingsplan dragen. Het agrarische karakter van het gebied
dient behouden te blijven; het is het oudste agrarische gebied van Nederland.
Antwoord:
In een
reeks van beslissingen (zoals bestemmingsplan Maastricht-West, Structuurplan
2005 en Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030) is gekozen om
binnen de
stedelijke contour van het streekplan (thans overgenomen in het POL) woningbouw
en bedrijfsterreinen te realiseren. Niet ontkend kan worden dat door dit
bestemmingsplan bestaande waarden worden aangetast. Dit is echter een
zorgvuldige keuze geweest die ook moet worden afgezet tegen de noodzakelijke
voorziening in de behoefte aan bedrijventerreinen en woningbouwlocaties in de
gehele stad. Het is inherent aan de ruimtelijke ordening dat van geval tot
geval keuzen ~den gemaakt, waarbij niet altijd alle bestaande c.q. aanwezige
waarden kunnen worden gehandhaafd. Overigens zijn nog verdere onderzoeken
gaande naar de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
Met de resultaten hiervan zal bij de uitwerking rekening worden gehouden.
4. Door
vervijfvoudiging van het bedrijventerrein gaat een aantal voor Maastricht
unieke zichtlijnen verloren. Verzocht wordt vast te houden aan de
randvoorwaarden van het oude bestemmingsplan, waarbij het landelijke karakter behouden blijft.
Antwoord:
Zie ook
antwoord onder 3. Het voorliggende plan beoogt een deel van de kwaliteiten van
het gebied zichtbaar te maken en te versterken, maar binnen een stedelijke
context. Op grotere schaal gaat het daarbij om het Zouwdal als onderdeel van de
groene ring om Maastricht-West en de groene wig langs de Brusselseweg. Op het
niveau van de wijk Oud-Caberg / Lanakerveld betreft het de groene zone langs de
van Akenweg en het openhouden van het Wandal.
5. Het
landschappelijke, agrarische en monumentale karakter langs de Van Akenweg dient
zowel aan de voor- als aan de achterzijde in stand te blijven. De groene zone
van 50 à 100 meter is te weinig. Vanwege de geschiedenis dienen florerende
landbouwbedrijven met opvolgers behouden te blijven voor de Van Akenweg.
Antwoord:
Zie ook
het antwoord onder 3. Het bijzondere karakter van de Van Akenweg wordt
onderkend. Daarom is ook aan de zijde van deze weg een ruime groenzone gedacht
met daarin als losse elementen de te behouden monumentale gebouwen. Daarbij is
de maat van de bestaande groenzone aan de andere kant van de van Akenweg
gehanteerd. Op deze manier zal de Van Akenweg met daarlangs de groenstroken als
het ware als een "groene kamer" van Caberg fungeren.
De
uitoefening van agrarische bedrijvigheid en de realisatie van een nieuw
woongebied zijn conflicterende functies en kunnen dus niet samengaan. De keuze
is gemaakt om primaat te geven aan de realisatie van het woongebied. Agrarisch
medegebruik is binnen de bestemming Uit te werken Recreatiegebied mogelijk.
6. Het
transportbedrijf aan de Van Akenweg is een storende factor in het landelijk
gebied; voorgesteld wordt dit bedrijf, dat wellicht geen opvolger heeft, onder
de overgangsbepalingen te brengen.
Antwoord:
Er wordt
vanuit gegaan dat dit bedrijf op den duur verdwijnt. Daarom is voor het bedrijf
de 3-jaarsclausule opgenomen, hetgeen betekent dat de functie transportbedrijf
niet meer toegestaan is als ze drie jaar niet meer uitgeoefend is.
7. Op
lange termijn is de afrit van de tweede Noorderbrug door het Zouwdal gepland,
waardoor er, na eerst het bedrijventerrein en woonwijk te hebben gerealiseerd,
echt helemaal niets meer over zal zijn van hetgeen men nu juist wil beschermen.
Antwoord:
De
regionale verbinding in het verlengde van de tweede Noorderbrug is thans
voorzien binnen de (voldoende ruime) reservering voor het Cabergkanaaltracé,
hetgeen niet ten koste gaat van de overige bestemmingen. Omdat de realisatie
van de brug en daarmee de discussie over de noodzaak van een dergelijke
verbinding naar alle waarschijnlijkheid (ver) buiten de looptijd van het
voorliggende bestemmingsplan valt, is de voorziene weg niet positief bestemd en
zal de discussie pas ter zijner tijd plaats vinden.
8. Het
zou de landschappelijke waarde van Lanakerveld sterk ten goede komen als De
Koil/Kozakkenbuurt zijn afgezonderde ligging zou behouden. Akkoord gegaan wordt
met het plan om de toegangsweg van de nieuwe woonwijk niet via de Lanakerweg te
laten lopen.
Antwoord:
In de
inrichtingsschets c.q. doorkijk in de toelichting is het buurtje als
zelfstandige eenheid opgenomen. De definitieve inpassing gebeurt pas bij de
vaststelling van het uitwerkingsplan, waarover separaat inspraak plaatsvindt.
9. Het
feit dat er blijkbaar twee toegangswegen gepland zijn (één vlak boven de
spoorlijn en één vlak eronder) richt nodeloos schade aan voor bewoners en
landschap.
Antwoord:
In het
voorliggende voorontwerp-bestemmingsplan is slechts één ontsluitingsweg van het
bedrijventerrein opgenomen, namelijk ten zuiden van de spoorlijn. In afstemming
met het nog vast te stellen masterplan Belvédère en de gemeente Lanaken zal een
meer definitieve tracering worden bepaald, waarbij ook de ontsluiting ten
noorden van het spoor een rol kan spelen. Derhalve zal ook deze optie opgenomen
worden in het bestemmingsplan met dien verstande dat er uiteraard maar één weg
langs het spoor gerealiseerd wordt.
10. De
rijkdom van de aanwezige fauna in het Lanakerveld en het Zouwdal dient
betrokken te worden bij het bestemmingsplan (vos, oehoes, buizerds, torenvalken,
vleermuizen, boerenzwaluwen, fazanten, patrijzen, hazen, konijnen, muurhagedis,
blauwe reigers).
Antwoord:
Zie ook
het antwoord onder 3. Grotendeels zijn de aanwezige natuurwaarden al bekend
(inventarisaties NMP 2030 en Stimuleringsplan Bos, Natuur en Landschap
Provincie). Op grond van de huidige gegevens over oehoe en muurhagedis behoort
Lanakerveld niet tot het leefgebied van deze diersoorten. Wel is bekend dat de
grauwe gors in het gebied voorkomt waarvoor eventueel noodzakelijke compensatie
in de uitwerking voor de recreatiezone zal plaatsvinden. Niet bekend is dat er
voorts beschermde soorten voorkomen in het plangebied. Bij de uitwerking van de
nader uit te werken bestemmingen (woondoeleinden, bedrijfsterrein en
recreatiegebied) zullen de aanwezige natuurwaarden meegenomen worden.
A3: Bedrijventerrein
11. Men
is tegen het geplande bedrijventerrein van 40 ha (50 ha bruto). De grootte moet
beperkt blijven tot 10 ha. Bovendien zijn de te vestigen bedrijven te zwaar;
dit dient beperkt te blijven tot maximaal categorie 3.
Antwoord:
Er is in
de regio een groot tekort aan bedrijventerreinen. De provinciale taakstelling
om te voorzien in deze vraag, moet uitgevoerd worden door de bedrijventerreinen
MAA, Panneslager, Maastricht-Eysden en Lanakerveld, waarbij de laatste twee met
name een belangrijke rol moeten vervullen ten opzichte van de Maastrichtse
behoefte. Tot 2010 is er namelijk een vraag van circa 90 ha en een benodigde
strategische reserve van circa 60 ha, waardoor de totale vraag op 150 ha komt.
Een beperking van Lanakerveld tot 10 ha zou geen substantiële bijdrage leveren
aan de oplossing van dit ruimtegebrek en is derhalve niet realistisch. Vanwege
dit ruimtegebrek is het tevens van het grootste belang om milieucategorie 4A
niet uit te sluiten. Volgens de brochure "Bedrijven en
Milieuzonering" zijn de grootste afstanden van categorie 4A-bedrijven tot
gevoelige bestemmingen 200-300 meter. Omdat de uit de werken recreatiezone
gemiddeld zo'n 450 meter breed is, is de afstand tussen bednjventerrein en
woongebied ruim voldoende. Bovendien is in de uitwerkingsregels voor het gebied
UB opgenomen dat een interne milieuzonering worden toegepast.
12. Doordat
ontsluiting via België niet zeker is en de Bosscherweg afgesloten is voor
vrachtverkeer, zal niet alleen het huidige vrachtverkeer, maar ook het
toekomstige vrachtverkeer van en naar het nieuwe bedrijventerrein via de
Brusselseweg rijden. De Brusselseweg is door de huidige verkeersdrukte (mede
vanwege verkeer dat de opstoppingen op de Carl Smulderssingel mijdt) en hoge
snelheden onveilig en niet gemakkelijk vanuit opritten of parkeerhavens op te
rijden.
Antwoord:
Het is
inderdaad zo dat het toekomstige vrachtverkeer van en naar Lanakerveld gebruik
zal maken van de Brusselseweg. De Brusselseweg is een invalsweg van de gemeente
Maastricht en maakt deel uit van de hoofdverkeersstructuur. Het streven is erop
gericht zoveel mogelijk verkeer via de hoofdverkeerswegen af te wikkelen,
hetgeen dus ook geldt voorde Brusselseweg. Overigens zullen er, los van de
ontwikkelingen in het plan Lanakerveld, op korte termijn maatregelen getroffen
zullen worden om het snelheidsgedrag aan te pakken en, als gevolg daarvan, de
veiligheid te verbeteren.
13. Bezwaar
wordt gemaakt tegen de planning van het industrieterrein tegen het reeds
bestaande woongebied Kantoorweg aan waardoor de huidige overlast van het
Belgische industrieterrein vergroot wordt. Dit is (in tegenstelling tot het
vestigen van industrie en er vervolgens woningen omheen bouwen) niet
acceptabel. Het gebied ten noordoosten van de oude spoorweg dient niet als
industrie, maar als agrarische of groendoeleinden gebruikt te worden. Hierdoor
hoeft ook de noordelijke ontsluitingsweg niet zo dicht langs de buurt van de
Kantoorweg te komen, die bovendien een ecologische waarde heeft.
Antwoord:
Vanwege de
nabije woonbebouwing is het inderdaad niet wenselijk het gebied ten noordoosten
van de spoorlijn te ontwikkelen als bedrijventerrein, zoals eigenlijk ook al in
het kader van de Ontwikkelingsvisie Lanakerveld geconstateerd was. Derhalve zal
voor dit gebied de bestemming Uit te werken Bedrijfsterrein (UB) geschrapt
worden. Overigens heeft dit geen consequenties voor de ontsluitingsweg. (Zie
voor de ontsluitingsweg ook het antwoord onder 9.)
14. De
waterhuishouding c.q. wateroverlast (bij hevige regenval) in het hele gebied en
rondom de Kantoorweg in het bijzonder moet grondig onderzocht worden en
suggesties tot verbetering moeten opgenomen worden in het bestemmingsplan.
Vestiging van nieuwe industrie kan het probleem van wateroverlast sterk
(negatief) beïnvloeden.
Antwoord:
Bij de
uitwerking van de plannen (drie bestemmingen) zal aan het aspect van de
waterhuishouding expliciet aandacht worden besteed. De wijze waarop dit moet
gebeuren, hangt af van de feitelijke invulling van het gebied.
15. Gelet
op de onzekerheden t.a.v. Cabergkanaal en een tweede Noorderbrug wordt erop
aangedrongen voorlopig geen invulling te geven aan de noordelijke ontsluiting
van het industrieterrein en de voorlopige ontsluiting via de bestaande wegen op
Belgisch grondgebied te laten verlopen. Daarnaast wordt het landschappelijk
karakter van het Zouwdal sterk aangetast met een nieuwe weg langs het
bedrijventerrein; voorgesteld wordt om de toegang tot het bedrijventerrein te
realiseren langs de Via Regia en de Belgische weg langs het Albertkanaal.
Antwoord:
De
noordelijke ontsluiting vanaf de Brusselseweg volgt de spoorlijn en buigt
vervolgens af in zuidelijke richting. Daarbij volgt het tracé de begrenzing van
het bedrijventerrein. De onzekerheid rond de ontwikkeling van het Cabergkanaal
en de aanleg van een tweede Noorderbrug zijn niet van invloed op dit tracé. Een
ontsluiting vanaf de Via Regia en vervolgens via de weg langs het Albertkanaal
verdient zeker niet de voorkeur: de afstand van het gebied tot de
hoofdverkeersstructuur is aanzienlijk groter, een recreatieve zone wordt
doorkruist en dit weggetje is qua profiel niet toegerust op zwaar verkeer. De
voorkeur gaat dan ook duidelijk uit naar een directe koppeling van het
bedrijventerrein aan de Brusselseweg.
16. Het
plan tast het milieubelang aan. Verwezen wordt naar een onderzoek naar
gezondheidsklachten in Oud-Caberg door de uitstoot en lawaai van de Belgische
fabrieken.
Antwoord:
Navraag
heeft geleerd dat noch bij gemeente noch bij GGD een dergelijk onderzoek bekend
is.
Bij het
opstellen van dit bestemmingsplan is nadrukkelijk rekening gehouden met de
milieuaspecten. Gelet op de te hanteren afstanden tussen bedrijven en
woningen/woningbouwlocatie zijn namelijk op het bedrijventerrein maximaal
categorie 4A-bedrijven mogelijk. Bovendien is in de uitwerkingsregels voor het
gebied UB opgenomen dat een interne milieuzonering worden toegepast. Hiermee
worden voldoende waarborgen gegeven dat er geen sprake zal zijn van
(onevenredige) milieuhinder.
17. De
met pijlen aangeduide ontsluitingsweg voor Smeermaas heeft geen zin meer nu een
nieuwe ontsluitingsweg langs het spoor is opgenomen en in het kader van de
Belvédère de Brusselseweg autoluw wordt. Is hierover overleg gepleegd met
Lanaken?
Antwoord:
De met
pijlen aangeduide weg is momenteel al opgenomen in het geldende bestemmingsplan
Maastricht-West. Tijdens het vooroverleg heeft de gemeente Lanaken verzocht
deze weg te handhaven.
18. De
opmerking dat de nieuwe bedrijven niet door het OV ontsloten kunnen worden, is
niet juist vanwege de nieuwe ontsluitingswegen en de lightrail.
Antwoord:
Het is
niet opportuun openbaar vervoer een gebied in te brengen met een zeer beperkte
potentie. Consequentie hiervan is dat gebruik gemaakt moet worden van de bestaande
OV-voorziening met haltefaciliteiten op de Brusselseweg en de Pergamijndonk. De
ontwikkelingen met betrekking tot lightrail zijn nog onzeker. De
verantwoordelijke instantie hiervoor is de provincie.
A4: Recreatiegebied
19. Van
het onlangs vastgestelde Natuur- en milieuplan (NMP) is niets in de toelichting
te vinden, terwijl er sprake is van een zeer belangrijke ecologische zone langs
het Albertkanaal via het Zouwdal tot aan de Grensmaas c.q. tussen de
natuurgebieden Dousberg en Belvédère.
Bovendien
was de ecologische zone eerst 500 meter en nu maar 300 meter; deze moet
minimaal 400 meter zijn.
Antwoord:
In de
toelichting is inderdaad nog geen verwijzing opgenomen naar het onlangs
vastgestelde Natuur- en Milieuplan 2030. Een dergelijke verwijzing zal in het
ontwerp-bestemmingsplan opgenomen worden.
De zone
staat in het NMP beschreven als groene verbindingszone zijnde een reeks van
meer stedelijke groengebieden die een menging van functies kennen: functies als
ecologische verbindingszone, uitloopgebied voor de stad (recreatie en sport) en
voorzieningen als volkstuinen en ponyweiden. Aan dergelijke zones zijn geen
minimale breedtematen gekoppeld. De gemiddelde breedte van de bestemming uit te
werken recreatiegebied is overigens zo'n 450 meter.
20. De
landbouw is tot op heden de bewaarder van het open gebied geweest lijkt en het
lijkt dan ook niet nodig dat de gronden t.b.v. de realisering van groenzones
door de gemeente worden aangekocht, waardoor enerzijds het voorkeursrecht kan
vervallen en anderzijds de gewenste duidelijkheid voor de toekomst voor de
grondeigenaren/agrariërs gecreëerd wordt.
Antwoord:
In het Uit
te werken Recreatiegebied wordt voorzien in agrarisch medegebruik. Dit heeft
als consequentie dat het gevestigde voorkeursrecht kan vervallen.
21. De
voorgestelde bosrand dient niet in het dal, maar op danwel langs het
bedrijventerrein gesitueerd te worden. Het is namelijk onmogelijk om het
bedrijventerrein aan het zicht te onttrekken door middel van bosaanplant in het
laagste deel van het dal; bovendien heeft er nooit bos gestaan. De oude open
structuur dient behouden te blijven, het liefst door het overeind houden van
agrarische activiteiten en waar dat niet mogelijk is, de natuur zijn werk te
laten doen, Dan krijgt men een aantrekkelijk gebied dat op het Belgische
fietsnetwerk kan aansluiten en kan dienen om het toerisme uit het stadscentrum
naar buiten te leiden.
Antwoord:
Het idee
is inderdaad om langs de rand van het bedrijventerrein een strook bos aan te
leggen en het laagste deel van het dal open te houden. Bosaanplant is tevens
een middel om door het sturen van het zicht de hoofdstructuur van het landschap
leesbaar te maken, vandaar de open delen ter plaatse van het Zouwdal, met
uitzicht op de Belvédère als ruimtelijk overgangsmoment tussen Groene Ring en
Maasdal. In het hele gebied liggen wandel- en fietsroutes die aansluiten op de
routes in de omliggende gebieden. De uitwerking van de landschapsinrichting is
een zaak van goed overleg en verdere discussie in het kader van de uitwerking van
het bestemmingsplan. Het bovenstaande zal duidelijker in het bestemmingsplan
verwoord worden.
22. De
openheid van het gebied dient gewaarborgd te worden door aan weerszijden van
Zouwdal en Wandal minimaal 500 meter open te houden. Het inplannen van recreatie-
en sportvoorzieningen in het Zouwdal en Wandal is even erg als het volbouwen
met woningen of bedrijven; deze dalen dienen behouden te blijven als
natuurgebied.
Antwoord:
Zie ook de
antwoorden onder 19 en 21. Deze zone Uit te werken Recreatiegebied is
bufferzone tussen bedrijven/woningen, onderdeel van het Groene Ring-concept en
mede bedoeld als stedelijk uitloopgebied. Grootschalige uitbreiding van
sportvoorzieningen is niet aan de orde. Het bestaande sportterrein bij Malberg
zal echter gehandhaafd blijven. Het vrijhouden van een zone van 500 meter aan
weerszijden van de droogdalen impliceert dat er helemaal geen ontwikkelingen in
het gebied plaats kunnen vinden, hetgeen tegenstrijdig is met de redenen voor
het in procedure brengen van dit ontwerp-bestemmingsplan.
A5: Woongebied
23. Het
bouwen van nieuwe woningen tussen de Van Akenweg en de Postbaan moet zolang
mogelijk worden uitgesteld in afwachting van de realisering en afname van
woningen in het project Belvédère, aangezien mensen met veel geld liever een
huis tegen de steilrand van de Belvédère met uitzicht op Maastricht kopen dan
een huis met een (vervuilend) industrieterrein "in de achtertuin".
Antwoord:
De
veronderstelde voorkeur van mensen met veel geld voor een huis tegen de
steilrand van Belvédère is een onbewezen stelling. Uit zowel landelijk
onderzoek (WB01998) als lokaal onderzoek blijkt dat er in Maastricht een grote
vraag bestaat naar woonmilieus zoals thans voorgestaan in Lanakerveld.
Lanakerveld
zal gekenmerkt worden door een hoogwaardige invulling waarbij de relatie
landschap en woningbouw veel nadruk zal krijgen. Zowel Belvédère als
Lanakerveld zijn locaties waarbij op enige afstand een industrieterrein is
gesitueerd. Door in te zetten op een kwalitatief hoogwaardige invulling van
beide gebieden zal deze nabijheid naar verwachting niet bepalend zijn in de
keuze van consumenten om zich in een van deze gebieden te vestigen.
24. Het
idee van grote percelen en een groter bouwoppervlak in plaats van dichtere
bebouwing op een kleiner oppervlak wordt onderschreven. Een goothoogte van 10
meter voor woningen in het plangebied is echter ontoelaatbaar hoog. Twee
woonlagen (goothoogte 6 m) met schuine daken en centrale nok is maximaal toe te
laten vanwege landschappelijk karakter en de huidige bebouwing. De huizen
dienen qua omvang, vorm en kleurgebruik aan te sluiten op de bestaande
bebouwing.
Antwoord:
De
genoemde maten zijn maximum-maten die nu bij de vaststelling van het
bestemmingsplan vastgelegd worden. Bij de uitwerking zal moeten blijken of deze
maten ook maximaal ingevuld worden.
Overigens
is op grond van de voorschriften de maximum-goothoogte voor nieuwbouwwoningen 9
meter (3 bouwlagen van 3 meter) en niet 10 meter zoals abusievelijk in de
toelichting staat. De toelichting zal dan ook gecorrigeerd worden.
De
gehanteerde hoogten zijn overigens vergelijkbaar met andere nieuwbouwplannen,
zoals voor Amby.
25. De
toegangswegen voor de nieuwe woningen mogen niet worden aangelegd door
bestaande woonbuurten. Voorgesteld wordt het plan Bosveld te laten aansluiten
op de reconstructie Malberg.
Antwoord:
De
woningbouw in het gebied is verdeeld over twee gebiedjes. Uitgangspunt is om de
ontsluiting van deze gebiedjes zo kort mogelijk te laten aansluiten op het
hoofdwegennet. Het oostelijke plandeel gelegen aan de Brusselseweg wordt via de
bestaande Postbaan gekoppeld aan de hoofdstructuur (Brusselseweg). Het andere woongebiedje wordt eveneens via de
bestaande infrastructuur gekoppeld aan het hoofdwegennet
(Malbergsingel-Papyrussingel). Bij de ontwikkeling van het plan is bewust
gekozen voor het koppelen van deze kleinschalige ontwikkeling aan de bestaande
infrastructuur. Voor beide vlekken betreft het immers een uitbreiding met een
capaciteit van slechts 100 tot 200 woningen. De bestaande infrastructuur wordt
weliswaar extra belast, maar heeft voldoende capaciteit om dit te kunnen
opvangen.
26. De
vraag is wat er gebeurt met de bestaande functies als er een nieuwe woonstrook
achter de Pandectendonk wordt aangelegd. Verzocht wordt het gebied vlak boven
de Pandectendonk op te nemen in het bestemmingsplan Oud-Caberg, omdat dit
gebied landschappelijk en qua woningbouw ontegenzeggelijk bij Oud-Caberg
behoort. Opname in het plan Malberg zou in een volstrekt onwenselijke
tegenstelling Malberg Oud-Caberg kunnen resulteren.
Antwoord:
Bij het
vaststellen van de plangrens ten noordwesten van de Pandectendonk is de grens
van het deelgebied Lanakerveld in het huidige bestemmingsplan Maastricht-West
aangehouden. De woonstrook achter de Pandectendonk is al geregeld in het
geldende bestemmingsplan Maastricht-West, deelgebied Oud-Caberg.
27. Zowel
in de bebouwingspolitiek als in de uitgiftepolitiek zou rekening gehouden
moeten worden met de wens om de hechte (familie)banden in Oud-Caberg niet op te
breken, desnoods door een beperkt voorkeursrecht voor bewoners bij de uitgifte
van de kavels.
Antwoord:
De te
realiseren woningbouw in Lanakerveld beoogt te voorzien in de woningbehoefte
waarin de gemeente Maastricht in haar hoedanigheid als stadsgewest dient te
voorzien. Dit impliceert dat de woningbouw niet alleen bestemd is voor de
opvang van het aangrenzende Oud-Caberg, maar voornamelijk ook voor opvang
voorde vraag vanuit de hele stad naar dit type woningbouw. Hierdoor is het geen
beleid van de gemeente om de woningbouw uitsluitend te reserveren voor
specifiek sociaal en/of economisch gebonden inwoners.
28. Door
de vaagheid van het voorontwerp wordt de onzekerheid over de toekomst van het
bedrijf aan de Postbaan 8 niet weggenomen.
Antwoord:
Voor wat
betreft de vaagheid van het bestemmingsplan wordt verwezen naar het antwoord
onder 2. Het akkerbouwbedrijf aan de Postbaan 8 is vooralsnog positief bestemd.
In het kader van de uitwerkingsplannen zal het echter wellicht noodzakelijk
zijn gronden van het bedrijf aan te kopen. Daartoe worden de benodigde
onderhandelingen gevoerd en is het voorkeursrecht in het gebied gevestigd.
29. De
bestemming UW loopt tot aan de karakteristieke boerderij Postbaan 8. Het gebied
rondom deze boerderij (hindercirkel, agrarisch bouwblok, boerderijgebouwen,
kwekerij en buitenbak) dient een agrarische bestemming te behouden (eventueel
met wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw), waarbij in verband met de
bebouwingskarakteristiek binnen 50 meter vanaf de bebouwingsgrens geen
nieuwbouw wordt toegestaan.
Antwoord:
De
bestemming Agrarisch bouwblok zal aangepast worden aan het feitelijke bouwblok.
Voor het overige is in het bestemmingsplan bepaald dat binnen de geurcirkels in
principe geen milieu gevoelige functies toegestaan zijn. Dit zal ook voor andere
wettelijke hindercirkels worden opgenomen.
A6: Overige
reacties
30. Verzocht
wordt om aan de Van Akenweg (ter hoogte van BobinedonkKalanderdonk) vier
losstaande woningen te mogen bouwen.
Antwoord:
Deze vraag
kan pas in het kader van de uitwerking van het bestemmingsplan beantwoord
worden omdat dan pas duidelijkheid ontstaat over de exacte verkaveling c.q.
stedenbouwkundige opzet en aantallen te realiseren woningen in het plangebied.
31. Verzocht
wordt om in de huiswei van de Van Akenweg 80 een woongroep voor gehandicapten
(eventueel met de boerderij als thuisbasis) in combinatie met ouderenwoningen
te mogen bouwen.
Antwoord:
Het
perceel is voor het overgrote deel gelegen in de geur- en hindercirkels van de
omliggende bedrijven, waarbinnen het realiseren van woonfunctie op het moment
niet mogelijk is. Te zijner tijd zal bij de uitwerking met een positieve
intentie bekeken worden of een dergelijk initiatief daadwerkelijk ingepast kan
worden.
32. Lanakerveld
mag niet gebruikt worden om faciliteiten onder te brengen waarvoor in Belvédère
geen plaats meer is of geen plaats wordt vrijgemaakt (verontreinigende
industrie en oninteressante grote sportvoorzieningen).
Antwoord:
Ten
aanzien van het bednjvendeel kan het terrein wel degelijk een rol spelen als
mogelijke locatie voor verplaatsers vanuit de Belvédère omdat deze op een van
de bedrijventerreinen in de omgeving een plek moeten vinden (Maastricht-Etsden,
Lanakerveld, Panneslager of het terrein bij vliegveld MAA). Overigens zijn het
uiteindelijk de bedrijven zelf die besluiten waarheen ze zich verplaatsen, en
is uiteraard ook de interne milieuzonering van belang (zie ook antwoord onder
16). De verplaatsing van grote sportvoorzieningen (bv. motorcrossterrein) is
niet aan de orde.
33. De
buurtraad draagt een alternatief aan: het zwaartepunt van de woningbouw tussen
Brusselseweg en Lanakerweg; toegangsweg gemotoriseerd verkeer niet via
Oud-Caberg, maar via Brusselseweg; zicht op Van Akenweg beschermen; vloeiende
overgang van platteland naar stad.
Antwoord:
Het
alternatief van de buurtraad is nauwkeurig bestudeerd en naast de
inrichtingschets c.q. doorkijk in de toelichting van het bestemmingsplan
gelegd. Erkend moet worden dat het alternatief uit natuur- en landschappelijk
oogpunt veel beter is. Door het niet realiseren van het bos, de sterke
beperking van het bebouwd oppervlak en de situering van de bebouwingsvlakken
levert dit voorstel namelijk een veel grote openheid op dan de schets die in
het bestemmingsplan is opgenomen.
Bij de
inrichting van een gebied moet echter een afweging gemaakt worden waarbij alle
relevante belangen betrokken worden. Belangrijk gegeven bij Lanakerveld is het
principe dat bij dit soort uitbreidingen altijd toegepast wordt, namelijk het
principe van de "compacte stad in een weids landschap. Dit houdt in dat
nieuwbouw zoveel mogelijk wordt aangesloten op bestaande bebouwing, in dit
geval Oud-Caberg. Dit gebeurt enerzijds om versnippering van het landschap te
voorkomen en anderzijds een goede samenhang met de bestaande buurten Oud-Caberg
en Malberg tot stand te brengen en goed aan te kunnen sluiten op de bestaande
voorzieningen (en deze te versterken). Geconstateerd moet worden dat het
alternatief hier niet aan voldoet. Zo zal de nieuwe buurt zal zich qua
voorzieningen eerder op de Brusselse Poort en Caberg richten en zijn door de
beperkte omvang eigen voorzieningen (waaronder bijvoorbeeld een bushalte) niet
mogelijk. Ook het aanleggen van nieuwe infrastructuur door het gebied c. q.
rechtstreekse ontsluitingsweg op de hoofdwegenstructuur (Brusselseweg) is mede
vanwege de geringe omvang van het buurtje niet gewenst.
De
inrichtingschets c.q. doorkijk voldoet ook beter aan het principe dat de
nieuwbouw aan de stadsrand zoveel mogelijk moet aansluiten op de bestaande
bebouwing en qua karakter een rustige overgang van landschap naar stad moet
vormen. Overigens is bij de inrichtingschets c.q. doorkijk hierbij zoveel
mogelijk geprobeerd de bestaande landschappelijke waarden te respecteren bij de
invulling met woningbouw (zoals Wandal, Zouwdal).
Overigens
is het alternatief van de buurtraad ook om andere redenen niet uitvoerbaar.
Door de verkleining van het bebouwbaar oppervlak daalt het aantal te realiseren
woningen namelijk sterk: tot zo'n 150 woningen van de beoogde categorie
(middelgrote kavels). Dit aantal wordt nog verder verkleind doordat een zeer
groot deel van de voorgestelde bebouwingsvlek A gelegen is in het tracé van het
Cabergkanaal en in het waterwingebied. Het aantal woningen dat in een eerste
fase gerealiseerd kan worden, wordt zo beperkt tot een 50- tal woningen.
Op een
groter schaalniveau bekeken vormt vlek A daarnaast een ongewenste onderbreking
van de Groene Ring die om Maastricht-West gelegd wordt, waardoor de ruimtelijke
kwaliteit van deze nieuw vorm te geven landschappelijke structuur wordt
aangetast.
Ook ligt
vlek A dichter op de Brusselseweg en op de ontsluitingsweg voor het
bedrijventerrein Lanakerveld, waardoor er sprake is van een hogere
geluidsbelasting op de woningen. Door de mogelijk verhoogde ligging van de ontsluitingsweg
voor het bedrijventerrein is het moeilijk hiervoor afschermende maatregelen te
nemen.
8.3. Overleg ex
artikel 10 Bro
In het kader
van het vooroverleg hebben de volgende instanties gereageerd:
1. Provinciale Commissie Gemeentelijke Plannen
(PCGP), gemeente Limburg;
2. Zuiveringsschap Limburg;
3. Rijkswaterstaat;
4. Gemeente Lanaken.
Provinciale
Commissie Gemeentelijke Plannen
Het
voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Limburg. Het
voorontwerpbestemmingsplan is behandeld in de vergadering van 7 november 2001.
In het advies zijn de volgende opmerkingen gemaakt:
1. Verzocht
wordt inzicht te geven in de afweging waarom bestaand stedelijk gebied niet
beschikbaar is voor de in Lanakerveld beoogde functies.
Antwoord:
In het bestaand
stedelijk gebied vindt herstructurering, intensivering en revitalisering
plaats. Desondanks is het, zoals ook in het recent vastgestelde
POL staat
aangegeven, absoluut noodzakelijk Lanakerveld te ontwikkelen, zowel voor
woningbouw als voor bedrijventerrein. In de toelichting zal hierover een nadere
aanvulling worden opgenomen.
2. De
omvang en situering van de drie hoofdfuncties (wonen, werken en recreëren)
dienen nader gemotiveerd te worden.
Antwoord:
De
bestemmingsvlakken zijn gebaseerd op de benodigde omvang van het
bedrijventerrein, de daarvoor noodzakelijke bufferzone en woningbouw
aansluitend op Oud-Caberg. De gehanteerde uitgangspunten zijn terug te vinden
in meerdere studies die voorbereidend zijn verricht, de inventarisatie van het
gebied uit 1995, het Structuurplan Maastricht 2005, de Maasdalvisie en de
ontwikkelingsvisie Lanakerveld e.o. Voorbereidend heeft ook een ruimtelijke
verkenning plaatsgevonden op basis waarvan de
uitwerkingsregels
zijn vastgesteld. Een van de kaarten van deze studie is aan het bestemmingsplan
toegevoegd.
3. Verzocht
wordt het bestemmingsplan zoveel als mogelijk te concretiseren in directe
bestemmingen en hiermee beter inzicht te bieden in de daadwerkelijke invulling
van het gebied.
Antwoord:
Verwezen
wordt naar het antwoord onder 2.
4. Verzocht
wordt een fasering voor de woningbouw en de bedrijfsontwikkeling in het plan te
brengen, alsmede inzicht te geven in het scenario van handhaving van het
traktaat voor het Cabergkanaal.
Antwoord:
Het ligt
voor de hand dat de ligging van het tracé voor het Cabergkanaal de fasering
bepaalt. Globaal kunnen de woongedeelten Postbaan/van Akenweg (E), Stratenveld
(F) en Brusselseweg (G) in een eerste fase gerealiseerd worden. Van de locatie
H dient in het uitwerkingsplan onderzocht te worden of het mogelijk is een
gedeelte hiervan vóór het besluit over het Cabergkanaaltracé te realiseren. In
het huidige ruimtelijke concept is dit overigens wel denkbaar.
Van de
bedrijventerreinen kan het gedeelte tussen het Cabergkanaaltracé en het spoor
in de eerste fase worden aangelegd. De rest is pas aan de orde na ontbinding
van het traktaat.
In de
toelichting zal hiervoor een verduidelijkend kaartje worden opgenomen.
5. Verzocht
wordt de beschikbare ruimte in het plangebied intensiever te benutten en de
woningbouw zowel kwantitatief als kwalitatief nader te onderbouwen.
Antwoord:
Zie antwoord onder I.
6. Inzicht
dient gegeven te worden in de aanwezige natuurwaarden in het plangebied en
eventueel noodzakelijke compensatie.
Antwoord:
Zie antwoord
onder 3 en 10. De plantoelichting zal op dit punt aangevuld worden.
7. Ook
voor de bedrijvigheid wordt verzocht een nadere kwantitatieve en kwalitatieve
onderbouwing te geven.
Antwoord:
Zie
antwoord onder I.
8. Inzicht
dient gegeven te worden in de invulling van de groen-recreatieve zone.
Antwoord:
De
invulling van de recreatieve zone vindt plaats in het kader van de uitwerking.
Zie ook het antwoord onder 19.
9. Verzocht
wordt een adequate juridische regeling op te nemen voor eventuele behoudens- of
beschermingswaardige vindplaatsen, voor het behoud van rijksmonumenten en voor
objecten van cultuurhistorische waarden.
Antwoord:
Het
bestemmingsplan zal hierop aangepast worden.
10. De
aspecten bodem, geluidhinder, grondwaterbescherming en LPG-hindercirkel dienen
op de gebruikelijke wijze verwerkt te zijn.
Antwoord:
Deze
aspecten zullen op de juiste wijze verwerkt worden.
11. Een aantal opmerkingen wordt gemaakt over de
voorschriften.
Antwoord:
Deze
zullen zoveel mogelijk op de gebruikelijke wijze verwerkt worden.
Overlegreacties
overige instanties
12. Zuiveringschap
Limburg: verzocht wordt de watergang de Zouw op de plankaart en in de
voorschriften op te nemen en in de plantoelichting een aparte paragraaf over
waterstaatkundige belangen op te nemen.
Antwoord:
Dit zal
verwerkt worden in het ontwerp-bestemmingsplan.
13. Rijkswaterstaat:
plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
14. Gemeente
Lanaken:
a. De
weg in het verlengde van de Van Akenweg kent geen ideale aansluiting op het
industrieterrein en is bovendien ongewenst als ontsluiting van woongebied naar
Belgisch grondgebied.
b. De
verkeersverbinding parallel aan de spoorlijn dient als verbinding tussen het
centrum van Maastricht en het Belgisch gedeelte van het industrieterrein, maar
vanwege grondverkoop en bebouwing is verdertrekking op Lanaker grondgebied niet
mogelijk. Onderzoek en overleg is nodig over een verbinding.
c. De
rechtstreekse aansluiting op een nog te ontwikkelen woongebied in Smeermaas
dient voldoende gebufferd te worden en er mag van hieruit geen enkele
bedrijvigheid gevestigd worden waardoor hinder ervaren kan worden vanuit deze
woonomgeving.
Antwoord:
Voor wat
betreft de aansluiting van de Nederlandse wegen is naar aanleiding van het
vooroverleg dat met de gemeente Lanaken gevoerd is, een bepaling in de
bestemming Uit te werken Bedrijfsterrein opgenomen ten behoeve van de
aansluiting van wegen op de wegenstructuur op Belgisch grondgebied (in het
kader van de uitwerking te zijner tijd).
a. De
genoemde weg in het verlengde van de Van Akenstraat is in het voorontwerp als
Verkeersdoeleinden opgenomen, waaruit ten onrechte afgeleid zou kunnen worden
dat het hier een hoofdontsluiting betreft. De (bestaande) weg is echter
voornamelijk bedoeld voor recreatief verkeer en zal in het ontwerp niet meer de
bestemming Verkeersdoeleinden krijgen.
b. Ook
hiervoor geldt de bepaling in het bestemmingsplan ten behoeve van de
aansluiting van Nederlandse wegen op de Belgische wegenstructuur. De genoemde
verkeersverbinding dient echter vooralsnog alleen als ontsluiting van het
(Nederlandse) bedrijventerrein op de Nederlandse hoofdverkeersstructuur. De
bestemming Verkeersdoeleinden is dan ook ten onrechte doorgetrokken tot aan de
landsgrens en zal in het ontwerp slechts lopen tot aan de bestemming Uit te
werken Bedrijfsterrein.
c. Naar
aanleiding van het vooroverleg met de gemeente Lanaken is in het voorontwerp
opgenomen dat bij de uitwerking door middel van interne milieuzorg ook een goed
woonklimaat voor de geprojecteerde woningen op grond van een Belgisch
gewestplan moet garanderen. Overigens zal de bestemming Uit te werken
Bedrijfsterrein geschrapt worden voor zover dit gesitueerd was ten noorden van
de spoorlijn, waardoor er sprake zal zijn van een extra buffer ten opzichte van
het voorontwerp.
9. Economische uitvoerbaarheid
Met
betrekking tot de nader uit te werken locatie Lanakerveld kan het volgende
worden opgemerkt.
Het betreft
hier in wezen twee op zichzelf staande exploitatiegebieden, te weten het uit te
werken woongebied (UW) en het uit te werken bedrijventerrein (UB).
Zowel het uit
te werken woongebied alsook het uit te werken bedrijventerrein zijn in principe
ieder afzonderlijk nog eens op te delen in twee fasen, waarbij de ontwikkeling
van de tweede fase mede wordt beïnvloed door de ontwikkelingen rondom de
opheffing van het tracé van het Cabergkanaal. De kosten en de opbrengsten van
beide exploitatiegebieden zijn zodanig dat in de voorkomende varianten sprake
is van afzonderlijk sluitende grondexploitaties zodat de bestemmingen UW en UB
voor de betreffende gebiedsdelen ook economisch uitvoerbaar zijn te achten.
Ook de
maatregelen ten behoeve van de aanpassingen in het verkeer, waaronder de
maatregelen op de Brusselseweg, en de maatregelen met betrekking tot de natuur
binnen de bestemming Agrarisch Gebied zijn in de exploitatie meegenomen.
De handhaving
van het plan staat of valt met de duidelijkheid van en de kennis van de
gebruikers van het plangebied omtrent de juridische regeling. Daarnaast is het
van belang zicht te hebben op de bestaande
situatie/rechten
zoals aanwezig op het moment van planvaststelling. Bij het opstellen van het
bestemmingsplan Lanakerveld is hiermee rekening gehouden. De bestaande
toestand, voorzover deze gehandhaafd zal blijven, is zo gericht mogelijk
vertaald in de planregeling casu quo positief bestemd en afgestemd op het
handhavingsbeleid. Dit is in feite de eerste stap van het daadwerkelijke
handhavingsbeleid die zo gericht
mogelijk afgestemd moet worden op het dan gewenste handhavingsbeleid.
Belangrijk zijn daarbij de volgende zaken:
● het
vastleggen van gericht nader te bepalen ‘nul-situatie’;
● wijze
van periodieke controle middels luchtfoto's en/of veldonderzoek;
● gerichte
voorlichting aan handhavingscontroleurs en bewoners/gebruikers, zowel vooraf
als nadat het plan is vastgesteld en zowel algemeen als gebiedsgericht; tevens
heeft het voordelen als voorlichting en handhaving op onderdelen integraal
wordt opgepakt.
Handhaving
kent vele aspecten die gezamenlijk tot een goed resultaat moeten leiden.
Slechts een aantal is direct toe te schrijven aan de aard van en opzet van het
bestemmingsplan. Andere aspecten hebben zowel te maken met het voorbereidende
planvormingsproces als met nazorg (beheer) en evaluatie achteraf. Ook de
ambtelijke betrokkenheid en het politieke draagvlak spelen daarbij een
belangrijke rol.
Wanneer de
actualisering van het bestemmingsplan gepaard gaat met een consequent
handhavingsbeleid en een organisatie die dit mogelijk maakt, is al veel
gewonnen. De gemeente heeft hiervoor een aparte beleidsnota uitgezet in de vorm
van de nota ‘Je Maintiendrai, handhaving van regelgeving op het gebied van
bouwen en ruimtelijke ordening in de gemeente Maastricht’. Het belang van een
dergelijke handhavingsnota ligt erin dat het gemeentebestuur door schriftelijke
vastgelegd en openbaar gemaakt handhavingsbeleid, geen of minder risico loopt
bij de handhaving door middel van sanctiemiddelen en minder snel door de
rechter op de vingers kan worden getikt.
Het
onderhavige plangebied is gelegen in het noordoosten van Maastricht, tegen de
rijksgrens met België.
Als
hoofddoelstelling van het handhavingsbeleid staat in dit bestemmingsplangebied
Lanakerveld primair de bestaande situatie te beschermen en de toegestane
ontwikkelingen toe te staan, centraal. Gelet op het overwegend
ontwikkelingsgerichte karakter van het bestemmingsplan, staat instandhouding
van de diverse functies die in het plangebied voorkomen niet op de eerste
plaats. Deze worden slechts gehandhaafd voorzover deze de gedachte
planontwikkelingen niet (zullen) belemmeren.
De handhaving
van de voorschriften zal plaatsvinden op drie niveaus. Nadrukkelijk zal worden
ingezet op preventie/toezicht. Gedacht moet hierbij worden aan goede
voorlichting en informatie aan de toezichthouders en gebruikers/eigenaren in het
gebied.
Daarnaast zal
vanuit het reguliere werkpakket voor het grootste gedeelte van de beschikbare
werktijd uitvoering gegeven worden aan de bouw- en aanlegvergunning en toezicht
op de uitvoering daarvan.
Tenslotte zal
er repressieve handhaving plaats dienen te vinden indien er daadwerkelijk
sprake is van afwijking van de gestelde regels en voorschriften. Optreden is
geboden om de ontstane illegale situatie ongedaan te maken. Dit kan variëren
van het alsnog legaliseren door middel van vergunningverlening tot het (doen)
beëindigen van de overtreding. Op basis van prioriteit en differentiëring
zullen bovenstaande drie handhavingsaspecten worden ingepast in het reguliere
werkpakket (handhavingsprogramma). Na uitwerking van de verschillende
bestemmingen zal daarvoor ook het handhavingsbeleid gelden, zoals is aangegeven
voor de bestaande functies.
[1] Wentink
& Van Marrewijk, Globale archeologische verwachting van de Vinex-locaties;
ROB, Amersfoort, 1996