1.3 Huidige
bestemmingsplannen 2
1.4 Opbouw
van de toelichting 3
2.2 Historische
ontwikkeling 6
2.3 Landschappelijke
structuur 9
4.2 Beschrijving
hoofdelementen 30
4.4 Beschrijving
per gebied 34
5.3 Beschrijving
van de bestemmingen 44
6 Maatschappelijke en economische procedures 51
6.1 Handhaving
en uitvoering 51
6.2 Economische
haalbaarheid 52
6.4 Inspraak 56
BIJLAGEN
Bijlage 1: Evaluatie
Inspraak en vooroverleg Landgoederenzone
Bijlage 2: Waterschap Roer en Overmaas, Waterhuishoudkundige toestand Gelei en de Kanjel
Bijlage 3: Uitnodiging discussie- en inspraakbijeenkomst Perspectief op de Landgoederenzone
Verslag inspraaktraject
Schriftelijke reacties inspraaktraject
Bijlage 4: Samenvatting ‘Onderzoek bestemmingsplan landgoederenzone Maastricht’ Taken Landschapsplanning b.v.
KAARTEN
Kaart 1: Uitsnede inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen ten behoeve van zones weg- en railverkeer;
Kaart 2: Uitsnede inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen ten behoeve van bestaande functies en bedrijfsactiviteiten;
Kaart 3: Uitsnede inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen ten behoeve van milieuaspecten.
AFBEELDINGEN
1 ligging plangebied
2 overzicht vigerende bestemmingsplannen
3 historische situatie (bron: Grote Historische Atlas van Nederland
1838-1857)
4 geomorfologie (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
5 bestaande ecologische waardevolle gebieden (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
6 landgoederenwaternetwerk (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
7 routenetwerk(bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
8 toekomstperspectief (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
9 actiepunten ecologisch netwerk (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
10 actiepunten waternetwerk (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
11 actiepunten recreatief routenetwerk (bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
Afbeelding 1 Ligging plangebied
Het landschap van
Maastricht-noord wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van verscheidene
landgoederen. Ondanks dat dit gebied wordt doorsneden door infrastructurele
lijnen van bovenstedelijk schaalniveau (rijksweg, spoorlijn), zijn er nog vele
waardevolle elementen aanwezig en bezit het gebied potenties om te komen tot
een samenhangende landgoederenzone. Hiervoor is wel een integrale benadering vereist
die de landschapsarchitectonische elementen en de later toegevoegde stedelijke
elementen versmelt tot een samenhangende ruimtelijke structuur. Daarnaast zijn
de geldende bestemmingsplannen voor
het plangebied danig verouderd en bevatten aan de ene kant beperkingen voor het
huidige gebruik en aan de andere kant teveel ruimte voor ongewenste
ontwikkelingen.
Het doel van het voorliggende
bestemmingsplan ‘Landgoederenzone’ is dan ook het bieden van een nieuwe
eenduidige ruimtelijke beleidsvisie voor dit gebied. Via dit bestemmingsplan is
een planologisch kader gecreëerd voor de bestaande ruimtelijke structuur en
functies, waarmee ongewenste ontwikkelingen
kunnen worden voorkomen.
Daarnaast worden slechts in
beperkte mate ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waardoor het bestemmingsplan een
overwegend conserverend karakter heeft. Dit is overeenkomstig hetgeen het
College van Burgemeester en Wethouders op 23 mei 1995 heeft besloten:
‘Bij de opstelling van het bestemmingsplan te kiezen voor
het landschap als casco voor het gebied (conform landschapsbeleidsplan) waarbij
inpassing van economische functies binnen dat casco mogelijk blijft.’
Het bestemmingsplan is in
belangrijke mate gebaseerd op de gemeentelijke nota ‘Perspectief op de Landgoederenzone’, welke tot stand is gekomen op basis van een
brede analyse vanuit verschillende invalshoeken/disciplines.
In de nota worden ontwikkelingen geanalyseerd die
voor de toekomst van het gebied relevant zijn en op grond waarvan kansen en
bedreigingen geformuleerd kunnen worden. Op grond van de analyse is het
hoogwaardig toekomstperspectief vervolgens geconcretiseerd in een ruimtelijke
strategie. Deze bestaat uit een duurzame ruimtelijke structuur die middels een
strategische inzet van ontwikkelingen gestalte krijgt. Dit is het sleutelstuk
voor hoogwaardige ontwikkeling van de landgoederenzone, in beeld gebracht als
‘toekomstperspectief’.
Uit het Perspectief blijkt aldus dat het landgoederengebied een essentiële
schakel in een groter netwerk van waardevolle gebieden is. Wil het gebied
toekomstwaarde behouden, dan is het ontwikkelen van een duurzame ruimtelijke
structuur noodzakelijk, welke wordt gevormd door:
-
een ecologisch
netwerk;
-
het watersysteem,
inclusief de natte kwelgebieden;
-
verbindingen (intern
en met de omgeving, ecologisch en ruimtelijk);
-
de
landgoedcomplexen.
Binnen deze ruimtelijke structuur is ruimte voor
(kleinschalige) nieuwe ontwikkelingen. Ten aanzien van deze ontwikkelingen is
van essentieel belang dat:
-
gewenste functies
een zodanige plaats krijgen, dat zij een bijdrage leveren aan een duurzame
ontwikkeling van het landgoederengebied in zijn regionale context;
-
het gebied een
voldoende maat moet hebben, om te functioneren als geledingszone in
verstedelijkt gebied;
-
het gebied
aantrekkingskracht moet hebben om te fungeren als recreatieve uitloop- en
verbindingszone. Een openbaar karakter is essentieel. De
landgoederenkarakteristiek biedt hiervoor de basis. De recreatieve
routestructuur dient echter verder te worden uitgebouwd;
-
binnen de
ruimtelijke structuur diverse scenario’s zijn te ontwikkelen. Bij het uitwerken
van scenario's zal, in relatie tot de ruimtelijke structuur, het zoeken naar
een duurzame beheersvorm voor de open ruimte een essentieel punt moeten zijn.
Tevens van belang voor het plangebied is de Tracé/MER-studie, waarin de aanpassing en ombouw van de A2 onderzocht wordt. Elementen daaruit die consequenties voor de landgoederenzone kunnen hebben zijn: de verknoping A2-A79, de ombouw van de A2 en een aansluiting tussen de A2 en
Beatrixhaven. Dit laatste omdat mogelijkerwijze de afslag ter hoogte van Bunde moet komen te vervallen. De besluitvorming hierover vindt plaats binnen het kader van de Tracé/MER-studie en niet via dit bestemmingsplan.
Wel kan worden gesteld dat door het
overwegende conserverende karakter van dit bestemmingsplan de eventuele
realisering van genoemde elementen uit de Tracé/MER-studie niet word
bemoeilijkt door (nieuwe) ontwikkelingen die via dit bestemmingsplan worden
mogelijk gemaakt. Eventueel kan hieromtrent in latere instantie een aanpassing
van het bestemmingsplan plaatsvinden.
Het plangebied betreft een
gebied gelegen direct ten noorden van Maastricht. De begrenzingen worden
gevormd door het Julianakanaal in het noorden, de gemeentegrens aan de
oostzijde, de rijksweg A79, de Kasteel Neubourgweg (grens met de wijk
Nazareth), de spoorlijn (tot aan de grens bedrijventerrein Beatrixhaven / weg
naar landgoed Vaeshartelt), de Fregatlaan en de Klipperweg.
De grens van het plangebied
is op afbeelding 1 weergegeven.
Voor het plangebied gelden thans de volgende bestemmingsplannen, welke zijn weergegeven op afbeelding 2:
1 ‘Uitbreidingsplan in hoofdzaak’ (gemeente Itteren),
vastgesteld door de raad op 17 februari 1960 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 4 maart 1961;
2 ‘1e wijziging van het uitbreidingsplan aanwijzende de bestemmingen in hoofdzaak’, (gemeente Meerssen),
vastgesteld door de raad op 12 juli 1957 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 mei 1958;
vastgesteld door de raad op 5 oktober 1954 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 24 oktober 1956
(laatstelijk herzien (10e herziening) door de raad op 7 oktober 1980 en goedgekeurd op 9 juni 1981);
vastgesteld door de raad op 11 december 1953 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 2 augustus 1954.
Afbeelding 2 Overzicht
geldende bestemmingsplannen
Na dit algemeen inleidende
hoofdstuk (1) zal in hoofdstuk 2 de ruimtelijke structuur in het gebied worden
beschreven, mede op basis van de nota ‘Perspectief op de landgoederenzone’.
Hoofdstuk 3 bevat de functionele structuur van het gebied, waarna in hoofdstuk
4 de ruimtelijke strategie die met het plan beoogd wordt zal worden besproken.
In hoofdstuk 5 volgt een verantwoording van de plansystematiek en een
juridische beschrijving van de bestemmingen. In hoofdstuk 6 tenslotte komen
handhaving en uitvoering, economische haalbaarheid en overleg- en
inspraakprocedures aan de orde.
Dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op het
onderzoek van Taken landschapsplanning b.v. ten behoeve van de
landgoederenzone. Een samenvatting van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4.
De Landgoederenzone is lange tijd een miskend
gebied geweest. De unieke waarden van het gebied zijn aanzienlijk aangetast
door verstedelijking (met name industriële bedrijvigheid) en versnippering door
infrastructurele werken. Een belangrijk kenmerk van het gebied zijn de
aanwezige landgoederen zelf. Daarnaast kan het gebied worden gekenschetst als:
1
een groene
bufferzone tussen Maastricht en Meerssen;
2
de ecologische
koppeling tussen het Geuldal en de Grensmaas;
3
een gebied met belangrijke
cultuurhistorische waarden;
4
een
landschappelijk/ecologische eenheid met de Geusselt en de Groene wig.
Het gebied is versneden door grote
infrastructurele werken zoals het Julianakanaal, de spoorbaan en verschillende
(snel)wegen. De bedrijventerreinen van Maastricht en Meerssen bepalen op veel
plaatsen het gezicht van de Landgoederenzone. Desondanks is het een gegeven dat
de achteruitgang van het gebied tot staan is gebracht. Leegstaande landgoederen
hebben nieuwe bewoners gekregen en ook over het klakkeloos prijsgeven van dit
waardevolle gebied ten faveure van industriële uitbreidingen wordt anders
gedacht.
Het gebied heeft eveneens een recreatieve
betekenis als uitloopgebied van de woongebieden Nazareth en Limmel.
Het gebied kan voor wat betreft schaal, samenhang,
hoofdelementen en randen als volgt worden gekenschetst:
schaal
§
het plangebied heeft
een kleinschalig karakter, met uitzondering van het open gebied rondom
Meerssenhoven;
samenhang
§
het mozaïek van
landgoederen is via zichtlijnen, open ruimtes, routes (lanen) nog steeds een
samenhangend geheel. Eén belangrijke schakel ontbreekt: tussen
Jeruzalem/Bethlehem (buiten het plangebied) en de laan naar Vaeshartelt;
§
op een paar punten
in het gebied komen beleving van het gebied en beleving van de landschappelijke
context Geuldal-Maasdal op een bijzondere manier samen. Dit is het geval bij:
-
de spoorwegovergang
Vaeshartelt;
-
bij de Fregatweg,
daar waar deze de Beatrixhaven verlaat;
-
de dijk van het
Julianakanaal en de brug naar Itteren. Hier zijn de grote verbanden in het
landschap fraai zichtbaar: samenkomst Geuldal-Maasdal, overzicht over het dal
oostelijk en westelijk van het kanaal, de gestrekte lijn van het kanaal
richting noord-zuid;
hoofdelementen
§
de zuidelijke
landgoederen (Vaeshartelt, Kruisdonk, Mariënwaard en Villa Kanjel) zijn gelegen
aan een centrale ruimte, en zijn te beschouwen als een zuidelijk cluster;
§
het gebied van
Vaeshartelt en de kleine buitens langs de Weert vormen tezamen een
kleinschalige eenheid;
randen
§
het gebied mist
randen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit:
-
noordrand
Beatrixhaven;
-
zuid- en
zuidoostrand Beatrixhaven;
-
zuidrand Bunde.
Voor de historische ontwikkeling zijn met name de landgoederen van belang,
zij vormen immers de dragers van het plangebied. De A2, de spoorwegen en de
Fregatweg verzwakken echter de noord-zuidelijke samenhang binnen de
landgoederenzone.
De oudste delen van de landgoederen Vaeshartelt en Meerssenhoven dateren
uit de dertiende eeuw. De oude kastelen en landgoederen zijn van oorsprong
gecombineerd met agrarisch gebruik van de omringende gronden (kasteelhoeven).
Huize Mariënwaard is waarschijnlijk in de achttiende eeuw gebouwd, terwijl
Villa Kanjel en Kruisdonk, evenals het buiten Weert, stammen uit de negentiende
eeuw. De jongere landgoederen en kastelen hebben geen relatie met agrarisch
gebruik van gronden gekend.
Op de landgoederen Meerssenhoven en Mariënwaard is nog duidelijk sprake van
een formele aanleg. Kenmerkend zijn de rechte lanen en de formele vorm van de
grachten rondom de centrale bebouwing. De overige landgoederen vallen op door
de aanleg in de landschapsstijl door de vormen van de vijvers, de slingerende
paden en een vrij besloten karakter, karakteristiek voor de tijd van aanleg.
Vooral de onderlinge samenhang van de historische
landgoederen en buitens en de samenhang met de fysische gesteldheid, maken het
plangebied in cultuurhistorisch opzicht uniek. Belangrijkste kenmerk is de
ketting van landgoederen en buitenplaatsen die is ontstaan langs de waterlopen
Kanjel en. Deze ketting begint aan rand van het middenterras bij Amby
(Withuishof, Severenhof, Geusselt) en komt uit aan de Maas bij Hartelstein en
kasteel Borgharen. Stroomopwaarts langs de Geul en in noordelijke richting op
de overgang Maasdal-plateaurand heeft deze ketting vervolg. Door aanleg van de
Beatrixhaven in het centrum van het gebied zijn de noordelijke landgoederen
langs het Gelei gescheiden van de zuidelijke langs de Kanjel. Hier lag voorheen
een complex van bosgebieden dat beide takken ruimtelijk met elkaar verbond.
Meerssenhoven vormde in de late middeleeuwen een leengoed van
de heren van Valkenburg en heette in de 14e eeuw ‘Mertzena’; tot ver
in de 15e eeuw was het landgoed verwikkeld in verschillende
erfkwesties tussen de families Van Berghe, Morialmez, Nassau-Dillenburg en Van
Leerodt.
Tot de 18e eeuw was het huis in handen van de familie Van Zievel
en werd in 1742 verkocht aan Arnold Gilman, die het in dat jaar geheel liet renoveren
naar een ontwerp van Matthias Soiron. In 1794 werd het kasteel tijdens het
beleg van de stad Maastricht het hoofdkwartier van de Fransen.
Het onderliggende wegenpatroon en verkavelingpatroon is nog gaaf en voor
een groot deel middeleeuws van oorsprong. Van het meest karakteristieke
veldgebied, het Achterveld, is door verdwijnen van omringende houtwallen,
versnippering en laagstam weinig overgebleven.
De oudste vermelding van Vaeshartelt
(Weert 9) dateert uit 1381 in welk jaar Servaas Mulcken er een hoeve bezat bij
zijn molen in Rothem (de Kruismolen t.p.v. Kruisdonk). Zijn dochter Catharina
huwde met Pierre Cortenbach. Tot het eind van de 17e eeuw blijft het
goed in bezit van de familie Cortenbach. In 1735 verwerft Rudolf Sturler het
landgoed en hij bouwde de oostvleugel in 1739; zijn zoon verkocht het kasteel
in 1773 aan Jan Willem Heldevier en in 1803 gaat het over in handen van Jacques
Pierre Nolens, die de noordvleugel liet bouwen. In 1841 werd het kasteel in
opdracht van koning Willen II aangekocht door P. Regout. Na de dood van de
koning heeft Regout het buitengoed voor zichzelf verworven en het bleef in het
bezit van de familie tot 1953. Dat jaar werd het aangekocht door de gemeente
Maastricht, die het kasteel met de Engelse tuin doorverkocht heeft aan de
familie Moens.
Het landhuis Klein-Vaeshartelt
(Weert 18) heeft behoord tot het landgoed Vaeshartelt. De villa is gebouwd in
opdracht van Petrus Regout, omstreeks 1860 naar ontwerp van de Akense architect
Wilhelm Wickop.
De geschiedenis van Mariënwaard
(Mariënwaard 35, tevens bekend als Grande
Suisse) gaat terug tot het begin van de 18e eeuw. In 1733 was
het bezit van Jacques de Mewen. In het jaar 1762 werd het goed aangekocht door
de hertogin van Looz-Corsenwarem, de Comtesse Von Kammeke en vervolgens kwam
het in het begin van de 19e eeuw in bezit van de familie De Rosen.
Via de families Ransonnet en Cramer, die het gebouw aan de vermicellifabriek
van Pagnier had verhuurd, kwam het landgoed in 1862 in bezit van Petrus Regout,
die een omvangrijke bouwcampagne liet uitvoeren in de jaren 1865 en 1866. In
het laatste kwart van de 19e eeuw ging het landgoed over in handen
van de Franciscanessen van Nonnenwaert, die tijdens de Duitse Kulturkampf verjaagd
waren.
De villa Kruisdonk (Kruisdonk 1)
werd in 1880 gebouwd door Louis Regout, de oprichter van de porseleinfabriek
MOSA en de glasfabriek STELLA. Het terrein behoorde samen met het landgoed
Vaeshartelt tot het bezit van Servaas Mulcken die in 1381 op de Gheley (zijtak
van de Geul) de Kruismolen bezat. De Kruismolen kwam later in bezit van de
Proosdij van Meerssen tot ze tijdens de Franse overheersing werd geconfisceerd
en in 1790 door de her Roemers is opgekocht. Aan het eind van de 19e
eeuw werd het gebied aan de bovenloop van de Gheley aangekocht door Louis
Regout die ter plaatse van de molen de villa liet bouwen en de naam veranderde
in Kruisdonk.
Eveneens in 1880 werd het landhuis Villa
Kanjel (Meerssenerweg 1, tevens bekend als Petite Suisse en Dr.
Poelsoord) gebouwd in opdracht van de familie Regout, naar een ontwerp van
de architect Wilhelm Wickop. Aan de achtergevel op het zuidoosten werd in 1950
het oorspronkelijke terras uitgebreid tot een aanzienlijke serre. Het landhuis
werd in 1994 gerenoveerd, waarbij de gevels hun oorspronkelijke kleurstelling
terug kregen. Het landhuis is van cultuurhistorisch belang als zeer bijzonder
uitdrukking van een sociaal-economische en typologische ontwikkeling.
Het landhuis is van bijzondere betekenis voor het aanzien van de streek en
heeft een zeer sterke historisch-ruimtelijke relatie met de omliggende parkaanleg
en de loop van de Kanjelbeek.
Zonnevang
Landhuis in eclectische stijl, waarachter dienstgebouwen zijn gesitueerd.
Het landhuis is van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van
een sociaal-economische en typologische ontwikkeling. De architectuurhistorische
waarden worden bepaald door de bouwstijl, de esthetische kwaliteiten van het
bouwwerk, het materiaalgebruik en de ornamentiek. Het geheel maakt deel uit van
een reeks landgoederen langs de Meerssenerweg en Weert, waaronder Dr. Poelsoord
Afbeelding
3 Historische
situatie (bron: Grote Historische Atlas van Nederland 1838-1857)
Bij de landschappelijke structuur kan
een onderscheid worden gemaakt in de abiotische situatie en de
visueel-ruimtelijke waarden. Dit resulteert in bepaalde karakteristieke
landschapseenheden.
Abiotische
situatie
Allereerst wordt de hydrologische basis voor wat betreft het grondwater in het
plangebied uiteengezet. Water speelt immers een sleutelrol in zowel de
natuurlijke als de door de mens gestuurde processen in het gebied.
Er is ter plaatse sprake van één watervoerend
pakket. Noordelijk is een lokaal inzijgingsgebied met
diepliggend grondwater gelegen, met een zandige bodem. Het zuidelijk gedeelte
is te beschouwen als een kom waar kwelwater en oppervlaktewater zich vroeger
concentreerde. De bodem bestaat hier uit lichte klei. Deze zone heeft een
uitloper langs de Klipperweg richting Maas. Verder gelden op basis van
de berekende grondwaterstromingen de volgende kenmerken voor het gebied:
-
het zuidoostelijk
deel van het plangebied is te beschouwen als een (potentieel) kwelgebied;
-
het intrekgebied
voor grondwater ligt op het Plateau van Margraten (ver naar het zuidoosten),
zodat van regionale kwel kan worden gesproken;
-
kwel vindt vooral
plaats in het gebied Mariënburg, meer noordwestelijk wordt onder invloed van de
goed doorlatende Maasgrinden de kwelstroom grotendeels afgebogen;
-
de stroomsnelheid
van het grondwater is zeer gering, zodat de verblijftijd in het kalksteenpakket
in de orde van grootte van honderden jaren ligt.
Er is sprake van een algehele achteruitgang van
het watersysteem. Bestaande waardevolle gebieden raken in verval o.a. door
verdroging.
Geologisch
en bodemkundig is het gebied van
niet uitzonderlijk belang. Van belang is overigens wel, dat het gebied nergens
vergraven, ontgrond of opgehoogd is, afgezien van de taluds rond de
grootschalige infrastructuur Julianakanaal, A2 en A79.
De geomorfologische
situatie is, hoewel er weinig zeer bijzondere elementen zijn, gevarieerd en
gaaf. Hoge waarden worden toegekend aan de niet genormaliseerde delen van Geul
en Kanjel. Verder zijn enkele goed tot matig waarneembare voormalige
stroomgeulen van Maas, Kanjel en Geul bewaard gebleven. Zeer waardevol is het
resterende deel van de oude Maasmeander achter Mariënwaard en de Geul bij de
brug naar Bunde. De geomorfologische situatie is aangegeven op afbeelding 4.
Vrijwel het gehele plangebied behoort tot het
rivierdalengebied. Aan de oostzijde wordt het begrensd door het
Middenterrasgebied. Plaatselijk, doch niet in het plangebied, is deze grens
duidelijk zichtbaar door de aanwezigheid van een markante terrasrand, die
echter voor een gedeelte door de A2 is ingesneden. Kenmerkend is de samenkomst
van het Geuldal en het Maasdal. De hoogteligging varieert van zuid naar noord
tussen 48 en 44 m + NAP.
Onderlangs de terrasrand, maar ook in de lagere
delen van het Rivierdalengebied liggen kwelgebieden, die zowel een natuurlijke
als kunstmatige afwatering richting de Maas hebben.
Binnen het plangebied is een zonering op grond van
abiotische omstandigheden waarneembaar. Van west naar oost, neemt naarmate men
de Geul nadert, het kleigehalte af, het zavel- en zandgehalte toe, de grondwaterstand
af, de kweldruk af en de hoogteligging toe.
Afbeelding
4 Geomorfologie (bron: Perspectief op de
Landgoederenzone)
De afwisseling van
kleinschalige gebieden en bossen, geconcentreerd in het zuidelijk deel van het
plangebied is visueel-ruimtelijk uiterst waardevol, ondanks versnijding door
spoorwegen en omringende verstedelijking. De oriëntatie binnen het gebied is
verkleind doordat zichtassen goeddeels verdwenen zijn of niet meer doorlopen.
Hiermee is ook de herkenbaarheid verzwakt. Het noordelijk meer grootschalige
deel van het plangebied wordt begrensd door stedelijke en groene wanden.
Op basis van de voorgaande beschrijving van
abiotische en visueel-ruimtelijke waarden kan het gebied worden beschreven aan
de hand van een indeling in drie landschapseenheden: een lagere dalbodem
(relatief nat), een lagere dalbodem (relatief droog) en de oevergronden.
De meest westelijke zone, die voorheen zijn
vervolg had tot in het bedrijventerrein Beatrixhaven, heeft een hoogte van
gemiddeld 45 m + NAP. Deze zone is te beschouwen als een kom, waar het
kwelwater en overtollige oppervlaktewater zich vroeger concentreerde. Oude
stroomgeulen getuigen van deze belangrijke afwateringsfunctie. Vanuit
Julianakanaal lokale kwel.
Meer oostelijk strekt zich van noord tot zuid een
relatief droge zone uit. De begrenzing van deze zone is aan beide zijden
diffuus. Het is een overgangszone tussen de oeverwal en de kom van het Geuldal.
De hoogte ligt tussen 45 en 48 m +NAP. Kalkloze ooivaaggronden in zware zavel
en lichte klei zijn kenmerkend. Deze zone neemt hydrologisch een intermediaire
positie in en kent lage grondwaterstanden. Waterafvoer vindt uitsluitend via
het grondwater plaats.
Op de plek waar de Geul in het Maasdal uitmondt,
rond Weert, zijn beekdalafzettingen geconcentreerd in de vorm van een
daluitspoelingswaaier. Deze wordt gekenmerkt door een relatief hoge ligging
(ongeveer 47 m + NAP) en zavelige, soms zandige bodems. De begrenzing van deze
afzettingen is diffuus. Gezien de normalisatie van de Geul treedt overstroming
niet meer op. De oevergronden vormen een lokaal inzijgingsgebied met diep
liggend grondwater.
Op 16 januari 1992 is te Valetta het
Europees Verdrag inzake bescherming van het archeologisch erfgoed tot stand
gekomen (Verdrag van Malta). Het
Nederlandse goedkeuringswetsvoorstel is op dit moment nog in behandeling.
Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te
behouden: bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch en
cultuurhistorisch belang vanaf het begin meewegen. Om te voorkomen dat
archeologische waarden beschadigd of vernietigd worden, is het nodig
vroegtijdig op de hoogte te zijn van grootschalige ingrepen in de bodem.
Binnen het plangebied bevinden zich
een aantal gebieden die volgens de Monumentenverordening 1994 van de gemeente
als archeologisch belangrijk worden aangemerkt.
Deze gebieden komen globaal gezien
overeen met de landgoederen Meerssenhoven, Mariënwaard, Groot-Vaeshartelt,
Kruisdonk en Villa Kanjel. In dit bestemmingsplan is er voor gekozen deze
gebieden te beschermen door middel van een dubbelbestemming. Gevolg van deze
dubbelbestemming is ondermeer dat een aanlegvergunningenstelsel is opgenomen
ter bescherming van eventueel aanwezige cultuurhistorische en archeologische
waarden.
In ecologisch opzicht is de Landgoederenzone het
ontbrekende puzzelstukje tussen verschillende belangrijke kerngebieden. Aan de
westzijde is dit de Grensmaas, aan de noordzijde het Geuldal en aan de
oostzijde het Heuvelland. Het contact met deze verschillende gebieden is niet
alleen essentieel voor het voortbestaan van planten- en diersoorten in de landgoederenzone
zelf, maar draagt tevens bij aan de uitwisseling van flora en fauna tussen de
eerder genoemde kerngebieden. Bijzondere kenmerken van het gebied zelf zijn
(vanwege de landgoederen) het waardevolle bomenbestand met fourageermogelijkheden
en schuilplekken voor vleermuizen en boommarters, de verschillende vijvers waar
ijsvogels en gele kwikstaarten zich ophouden en de afwisseling tussen bosgebied
en halfopen terreintjes.
Binnen het plangebied liggen enkele belangrijke
leefgebieden voor karakteristieke en bedreigde soort(groep)en. Zeer waardevol
zijn de bossen van Vaeshartelt en omgeving, het noordelijke Gelei, het gebied
achter Mariënwaard en Waterrijk. De bosranden zijn doorgaans scherp en
ecologisch minder waardevol. Waardevol zijn de daarop aansluitende
kleinschalige gebieden, vooral ook door de relatie met bos.
Van belang voor de ecologische schakelfunctie van
de landgoederenzone zijn ook de verbindingen met het Bunderbos, de Meerssener
Dellen, de Bemelergrubbe, de Geuldalzone en met de toekomstige Grensmaas.
De Geuldalzone in het noordelijk gedeelte van het
plangebied vormt, gezien de ligging in het benedenstrooms gebied van de Geul,
een van nature voedselrijk systeem. Wat betreft water- en oevervegetatie gaat
het, gezien de voedselrijkdom van het systeem, om relatief algemeen voorkomende
vegetatietypen (rietvegetaties en zachthoutooibos). Hierin kunnen overigens incidenteel
wel bijzondere soorten voorkomen, zoals ook in de actuele situatie al het geval
is. De bestaande en potentiële natuurwaarden hangen in hoofdlijnen samen met de
aanwezige natte situaties, o.a. kwel. De potenties van de watergangen hangen
nauw samen met de waterkwantiteit en -kwaliteitsaspecten en met het beheer van
de taluds en aangrenzende percelen. De Geuldalzone is tevens een onderdeel van
de ecologische hoofdstructuur van Nederland.
In het plangebied zijn ook een aantal loofbossen gelegen met een natuurlijk
karakter, als onderdeel van een landgoed of buitenplaats. De bossen (Sterrebos
Vaeshartelt, bos Overbunde) liggen op relatief natte gronden. De vegetaties
zijn zeer soortenrijk en behoren tot het Elzen-vogelkersverbond en de
Beukenorde. De voorjaarsvegetatie is opvallend rijk aan soorten.
Qua fauna zijn de bossen van zeer groot belang voor vogels (bosuil, groene
specht, holenduif), aan bos gebonden zoogdieren (bosmuis. eekhoorn, diverse
vleermuizen, boommarter).
Qua flora zijn de volgende soorten van belang: sleutelbloem. gevlekte
aronskelk, bosanemoon, kleine kaardenbol, groot heksenkruid, aalbes, dagkoekoeksbloem,
grote keverorchis. breedbladige wespenorchis en diverse stinzeflora.
Ondanks de aanwezigheid van bijzondere biotopen is
het gebied voor veel diersoorten sterk geïsoleerd komen te liggen. In het
zuiden en westen grenst het gebied direct aan sterke verstedelijking, in het
oosten ligt grootschalige infrastructuur, in het noorden stroomt de Geul tussen
steile oevers en rukt de bebouwing van Bunde-Meerssen op.
In de ecologische structuur zijn vele knelpunten
geconstateerd. Reden ook waarom soorten als das en ree, ondanks geschikte
biotopen, hier niet voorkomen. Verbindingen via of langs het water worden
ernstig belemmerd door stuwen, smalle duikers en sifons, ontbreken van
oeverbegroeiingen en verlanding door verwaarlozing (van belang zijn verbindingen
met benedendeel van Kanjel, met Geuldal en met Geusseltgebied). Verbindingen
over land worden belemmerd door de A79, de A2, het Julianakanaal en in mindere
mate de Fregatweg.
De landgoederenzone vormt een van de actiepunten
uit het Landschapsbeleidsplan. Hierin is gesteld dat de bestaande ruimtelijke
kwaliteiten behouden dienen te worden. waarbij ecologische en
cultuurhistorische aspecten een belangrijke rol spelen. Voorgesteld wordt een
nieuwe ruimtelijke structuur te ontwikkelen in het gebied, waarbij de
ontwikkeling van een grote locatie multifunctioneel bos centraal staat. Hiermee
wordt niet het ooit voorgestelde grote bos van 100 ha bedoeld, maar de
omvorming van bestaand productiebos naar natuurbos, eventueel aangevuld met een
aantal bestaande bos-arealen met als doel de ruimtelijke structuur van het
gebied als drager van het gebied te versterken. Uitgangspunt is dat binnen het
te ontwikkelen bosgebied een afwisseling van open en besloten ruimtes wordt
gecreëerd, waarin de landgoederen en de Geuldalzone een markante plaats hebben
en er veel aandacht is voor ontwikkeling van ecologische waarden langs de Geul
en in kwelzones en een extensief recreatief medegebruik. In de voorschriften is
hiermee rekening gehouden door het streven naar behoud en/of herstel van
ecologische waarden.
-
optimaliseren van
ecologische waarden in bestaande ecologische waardevolIe gebieden (kwelzones,
loof/parkbossen);
-
ontwikkelen
Geuldalzone;
-
het creëren van een
aaneengesloten ecologische infrastructuur door het inrichten van ontbrekende
schakels in het netwerk;
-
het creëren van een
aaneengesloten ecologische infrastructuur door het opheffen van barrières.
Afbeelding 5 Ecologische structuur (bron:
Perspectief op de Landgoederenzone)
Voor het waterhuishoudingssysteem (wateraanvoer en
-afvoer) binnen het plangebied zorgen de Geul, de Kanjel en het Gelei, alle
behorend tot het stroomgebied van de Geul. Alle drie zijn zij een primaire waterloop/watergang.
Er wordt een wateraanvoer geconstateerd.
Een groot gedeelte van het plangebied is op grond
van de Provinciale Milieuverordening aangeduid als
grondwaterbeschermingsgebied. Slechts een zeer klein gebiedje, betreffende een
stukje A2, valt niet onder het grondwaterbeschermingsgebied. Daarnaast is een
gedeelte van het plangebied geen grondwaterbeschermingsgebied, maar
bodembeschermingsgebied Mergelland. Direct buiten het plangebied liggen de
waterwingebieden IJzeren Kuilen en Borgharen/Itteren.
Het water speelt een sleutelrol in het verbinden
van de aanwezige en potentieel waardevolle gebieden en als drager om de
ruimtelijke structuur in het gebied te herstellen. De belangrijkste waterlopen
zijn de Geul, de Kanjel en het Gelei. Daarnaast
bevinden zich nog een aantal waterpartijen op de landgoederen; verder
zijn van belang de kwelzones gelegen tussen het stroomgebied van de Kanjel en
de Geul met de landgoederen Kruisdonk, Vaeshartelt, Mariënwaard, Klein
Vaeshartelt en Zonnevang. Ten noorden van de landgoederen is de Geuldalzone gelegen.
De Geul vormt in het noordoosten van
het plangebied de grens, echter de invloed van deze zijrivier van de Maas gaat
over het gehele plangebied. De Geul is een belangrijke voedingsbron voor de
Kanjel en daarmee ook voor het Gelei. In Rothem wordt water van de Geul middels
stuwen afgetapt voor de Kanjel. Deze grotendeels kunstmatige watergang heeft
geen zijwatergangen. Vanaf dit punt loopt de Kanjel naar de vijvers van de
landgoederen Groot Vaeshartelt en Kruisdonk. De verdeling van het water tussen
beide vindt plaats door middel van het plaatsen van enkele planken. Vanaf de vijvers
van Groot Vaeshartelt wordt het water via een noordelijke en een zuidwestelijke
watergang afgevoerd naar het Gelei. De noordelijke watergang voert het water
naar het landgoed Meerssenhoven alvorens uit te monden in het Gelei. Het debiet
in het bovenstroomse deel van het Gelei is afhankelijk van de ingelaten
hoeveelheid water uit de Geul.
De Kanjel werd oorspronkelijk gevoed
door een natuurlijk bronnensysteem. Maar als gevolg van de stedelijke
uitbreiding en de aanleg van de infrastructuur zijn deze bronnen verdwenen.
Momenteel wordt de Kanjel bovenstrooms gevoed door de leegloop leiding van de
waterpartijen op het landgoed Kruisdonk en de riooloverstort van Rothem. Het
water wordt langs en door de waterpartijen van Mariënwaard en Villa Kanjel
geleid. Buiten het plangebied wordt het water weer verdeeld over de Kanjel en
de Oude Kanjel alvorens uit te monden op de Geul.
Jaarlijks vindt gedurende langere
perioden geen of onvoldoende wateraanvoer plaats waardoor de voeding van de
waterpartijen stagneert en het waterpeil daalt (zie § 4.3.1.)
Het inlaten van Geulwater in het Kanjelsysteem (destijds gedaan om verdroging
tegen te gaan) zou eventueel in de toekomst verminderd kunnen worden indien het
oorspronkelijke kwelwater weer de overhand zou krijgen.
Afbeelding
6 Landgoederen-waternetwerk
(bron: Perspectief op de Landgoederenzone)
Door de ontwikkeling van het spaarbekken Panheel en de oevergrondwaterwinning
te Roosteren kan de omvang van de winningen bij Meerssen afnemen hetgeen de
kansen vergroot voor kwelwater-afhankelijke ecosystemen in het Kanjelgebied.
Ter verbetering van de waterkwaliteit zou het
raadzaam zijn op bepaalde plaatsen het vervuild bodemslib te verwijderen. Dit
is echter pas zinvol na sanering van lozingen en overstorten. Bij de uitvoering
zullen waterschap, gemeente en particulieren betrokken dienen te worden.
De Kanjel en het Gelei zorgen tijdens natte perioden voor de afvoer van
overtollig water uit het stroomgebied. Voorts wordt water ingelaten in de bovenloop
van de Kanjel, uit het Geulke. Het ingelaten water stroomt langs de
forellenvijver Geulhof en de vijvers van een aantal landgoederen naar het
openbare deel van de Kanjel. Bovenstrooms van het landgoed Kruisdonk splitst
het Gelei zich af van de Kanjel en stroomt vervolgens langs en door de vijvers
van diverse landgoederen via de Oude Kanjel naar de Maas. De ligging van beide
watergangen brengt zowel een aantal kansen als een aantal bedreigingen met zich
mee.
Kansen bestaan uit de inrichtingsmogelijkheden die de watergangen bieden in
relatie tot de ligging in gebieden met belangwekkende ecologische, landschappelijke
en cultuurhistorische waarden, plus terugbrengen en/of herstellen van de
ruimtelijke structuur in dit gebied. Bedreigingen van de landschappelijk en
ecologisch gewenste situatie gaan thans met name uit van zaken als
oeverbekledingen, normalisaties, versnippering en verdroging. De vijvers van de
diverse landgoederen alsmede de langsliggende gronden zijn wat betreft het
waterpeil gedurende delen van het jaar afhankelijk van de wateraanvoer via het
Gelei en de Kanjel.
De aanvoer van water is een juridisch vastgelegde plicht. Meerdere malen
per jaar treden er problemen op met de aanvoer van water. Door het waterschap
Roer en Overmaas is een kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar de huidige
waterhuishoudkundige toestand van het Gelei en de Kanjel en de relatie van de
waterhuishouding met de in de stroomgebieden aanwezige belangen (zie bijlage
2). Vanwege het aanwezig zijn van hoge cultuurhistorische en landschappelijke
waarden in de vorm van landgoederen met waterpartijen enerzijds en de vanwege
de, juridisch vastgelegde, verplichting tot het aanvoeren van water naar de
diverse waterpartijen door gedeeltelijk niet-openbare watergangen anderzijds,
is door het waterschap besloten tot het opstellen van een integrale
inrichtingsvisie voor de Kanjel en het Gelei. Uiteindelijk doel is het
veiligstellen alsmede de ontwikkeling van de bestaande en potentiële natuur-,
landschappelijke en cultuurhistorische waarden welke direct afhankelijk zijn
van het watersysteem van het Gelei en de Kanjel.
Afbeelding
7 Routenetwerk (Bron
perspectief op de Landgoederenzone)
De nabijheid van Maastricht bepaald in
sterke mate de ligging van de aanwezige infrastructuur. Met name de zuidelijke
helft van het plangebied wordt gekenmerkt door grootschalige rail- en
autoinfrastructuur die het schaalniveau van het plangebied overstijgt. Deze
infrastructuur brengt bepaalde geluidszones met zich mee welke zijn aangegeven
op de Inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen.
Binnen het plangebied zijn zowel diverse wegen als spoorwegen aanwezig. Een specifiek aandachtspunt voor wat betreft de infrastructuur heeft te maken met de (toekomstige) verknoping.
De A2 Amsterdam-Maastricht is gelegen ten oosten van het plangebied in de noord-zuidrichting. Ter hoogte van Mariënwaard komen de A79 Heerlen-Maastricht en de A2 samen. Er is geen directe aansluiting op wegen in het plangebied. Op dit moment ontbreekt op het punt van samenkomst van deze autosnelwegen een volledige verknoping. Men moet nog steeds de autosnelweg verlaten om vanuit het noorden in oostelijke richting of omgekeerd te rijden. Bovendien verloopt de toegang tot het industrieterrein Beatrixhaven door de woongebieden van Bunde en Limmel, hetgeen de nodige verkeersproblematiek teweegbrengt.
In het kader van de Tracé/MER-studie
Rijksweg 2-passage Maastricht wordt aanpassing en ombouw van de A2, en tevens
de koppeling van de A2 met de A79, onderzocht met daarbij de ontsluiting van
het bedrijventerrein Beatrixhaven. Dit vormt een zeer complexe opgave die zowel
van groot belang is voor de stedelijke en regionale economische ontwikkelingen
als voor de toekomst van het landgoederengebied.
Deze studie kan uiteindelijk
consequenties hebben voor de landgoederenzone. De besluitvorming hierover vindt
echter plaats binnen het kader van de besluitvormingsprocedures van de
Tracé/MER-studie en worden niet in dit bestemmingsplan meegenomen.
Belangrijke ontsluitingswegen voor de
landgoederenzone zelf zijn de Meerssenerweg/Mariënwaard/Kruisdonk en de
Fregatweg. De eerste betreft een oud lint en vormt de verbindingsweg tussen
Maastricht (wijk Nazareth), Rothem en een groot gebied daarachter. De andere
twee vormen een belangrijke verbindingsweg tussen Maastricht (bedrijventerrein
Beatrixhaven) en Bunde. De hierboven vernoemde wegen hebben alle een zonegrens
voor wegverkeerslawaai. Dit betekent dat binnen de aangegeven zone nader
akoestisch onderzoek noodzakelijk is bij het oprichten van nieuwe geluidgevoelige
functies, hetgeen echter in dit bestemmingsplan niet voorzien wordt.
Vervolgens zijn er de lokale wegen,
namelijk de Meerssenhovenweg, de Klipperweg, de Meerssenhoven, de Boekenderweg
en Weert. De eerste twee wegen, uitgevoerd met vrijliggende fietspaden,
verbinden de Fregatweg respectievelijk met Itteren en Bunde-noord. De
Meerssenhoven is een landelijke weg door het grootschalige noordelijke deel van
het plangebied. De laatste twee gaan door het kleinschalige middengebied en leggen
een verbinding tussen de Fregatweg en de Mariënwaard.
Tenslotte zijn er onverharde paden in
het gebied.
De paden zijn veelal in agrarisch
gebruik en ontsluiten de agrarische percelen fijnmaziger dan de verharde wegen.
In het zuidelijke deel lopen deze paden vaak dood op bestaande grootschalige
infrastructuur. Vanaf de brug naar Itteren gaat een pad langs het Julianakanaal
in noordelijke richting. In de uitsnede van de Inventarisatiekaart
Bestaande functies en belemmeringen
(Kaart 1) zijn de verschillende zones van de wegen in het plangebied weergegeven.
Binnen het plangebied zijn twee spoorlijnen
aanwezig. De spoorlijn gaat vanaf Maastricht ten
westen van de autosnelwegen A2 en A79 door het plangebied. Binnen het
plangebied wordt het spoor gesplitst in een traject dat richting Amsterdam en
Heerlen gaat.
Bij de NS bestaat de wens om landelijk het aantal
gelijkvloerse spoorwegovergangen zoveel mogelijk te beperken. Uit de
landschappelijke analyse blijkt echter het belang van de overgangen Hoekerweg
en in het bijzonder Vaeshartelt voor de interne samenhang in de
landgoederenzone. Eventuele veranderingen in deze situatie vallen echter buiten
het kader van dit bestemmingsplan. In de uitsnede van
de Inventarisatiekaart Bestaande functies en belemmeringen zijn de
verschillende zones van de spoorwegen in het plangebied weergegeven.
Ten aanzien van het openbaar vervoer
is te melden dat drie buslijnen gebruik maken van de Meerssenerweg/Mariënwaard.
Verder is er sprake van de aanleg van een aparte busbaan over de Meerssenerweg.
De bestaande situatie in het plangebied is de belangrijkste basis voor dit
bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de bestaande functies en het huidige
gebruik van gronden binnen het plangebied beschreven. Deze zijn op de
bijgevoegde uitsnede van de Inventarisatiekaart Bestaande functies en belemmeringen
(Kaart 2) aangegeven en vormen ook de basis voor de uiteindelijke bestemmingen
zoals beschreven in hoofdstuk 5.
In het plangebied zijn twee clusters met woonbebouwing te onderscheiden, aan de Mariënwaard/Kruisdonk en de Boekenderweg/Weert. De woonbebouwing op de landgoederen wordt apart besproken onder paragraaf 3.7 ‘landgoederen’. Het cluster Boekenderweg/Weert bestaat uit woonbebouwing met daartussen agrarische percelen. Aan de Mariënwaard/Kruisdonk zijn de woningen in groepjes geconcentreerd, tussen deze woningen zijn nog een aantal andere functies gevestigd.
Voor een
overzicht van de bedrijven wordt verwezen naar de inventarisatiekaart Bestaande
functies en belemmeringen. Bedrijven komen met name voor aan het cluster
Mariënwaard/Kruisdonk. Aan deze weg bevinden zich, naast de woningen, een
combinatie van een steenhouwerij, een technisch installatiebedrijf, een
interieurbouwer, een aannemersbedrijf en een schilder, een grondverzet- en
materialendepot en een transportbedrijf. Het transportbedrijf is in de huidige
situatie planologisch niet geregeld, maar heeft wel een milieuvergunning. De milieuhinder van al deze bedrijven
is beperkt. De aan te houden afstand tot een rustige woonwijk wordt doorgaans
bepaald door geluid en varieert van 30 tot 100 meter. De meeste bedrijven zijn gevestigd in combinatie met een woonfunctie.
Overige
bedrijvigheid in het plangebied bestaat uit een electro- en installatiebedrijf
aan de Ambyerstraat-Noord en diverse nutsvoorzieningen verspreid over het
plangebied. De nutsvoorzieningen betreffen onder andere rioolgemalen,
gasdrukregel- en meetstations. Deze nutsvoorzieningen behoren tot de
milieucategorie 1 en 2. Aan de Meerssenhoven is een gasontvangststation
gesitueerd.
Buiten het
plangebied zijn bedrijven gelegen welke hindercirkels hebben die over het
plangebied heen gaan. Het betreft een geluidszone van het industrieterrein
Beatrixhaven en een geurcontour van de afvalverwerking Limburg (AVL) ten westen
van het plangebied en twee bedrijven ten oosten van het plangebied. De
geurcontour van de AVL is volgens de geldende milieuvergunning 1 Ge/98
percentiel. Deze norm is sedert de opstart van het bedrijf uitgangspunt
geweest. Nu het bedrijf enige jaren operationeel is blijkt dat enige verruiming
van deze norm realistisch en acceptabel is mede gelet op de beleving van deze
compostgeur in deze specifieke omgeving (zgn. Hedonische waarde). In dit
bestemmingsplan wordt als geurcontour derhalve opgenomen de 2 Ge/95 percentiel
contour. Deze contour is ook op de inventarisatiekaart bestaande functies en
belemmeringen opgenomen.
Op het
industrieterrein Beatrixhaven zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4
gevestigd. Voor het terrein zijn cumulatieve hinderzones voor het industrielawaai
vastgesteld.
Op de
inventarisatiekaart zijn twee zones aangegeven: de 50 dB(A) en 55 dB(A)-contour
(zie ook kaart 2).
Voor functies die
voor bescherming in aanmerking komen, geldt de voorkeurswaarde van 50 dB(A),
via ontheffing eventueel maximaal 55 dB(A).
De andere
bedrijven met een hindercirkel over het plangebied zijn de papierindustrie aan
de Weert en het car-cleaningbedrijf aan de Meerssenhovenweg (beide gemeente
Meerssen). De hindercirkels van respectievelijk 300 m en 50 zijn eveneens
aangegeven op de Inventarisatiekaart Bestaande functies en belemmeringen
waarvan een uitsnede ten behoeve van milieuaspecten is opgenomen in paragraaf
3.8 (Kaart 3).
Aan de
Mariënwaard is een café gevestigd. Daarnaast bevindt zich langs deze weg een
tuincentrum. Voor een manege gelegen aan deze weg dient nog een
hervestigingslocatie te worden gevonden binnen het plangebied. Op de plankaart
is een zoeklocatie aangeduid waarmee aangegeven wordt waar ongeveer de
vestiging van de manege plaats zal vinden. In de voorschriften is hiertoe een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Het grootste deel van de
landgoederenzone is te onderscheiden als agrarisch gebied met natuur en
landschapswaarden; hierbinnen bevinden zich boomgaarden, weidegronden en
akkerland. Het agrarisch gebruik van het gebied wordt ook mede bepaald door het
grondwaterniveau. Het gebied is in drie oost-west georiënteerde zones op te
delen, waarbij de Fregatweg en de spoorlijn de tussenliggende grenzen vormen.
Deze zones zijn:
§ De akkerland-boomgaard zone: Dit gebied wordt
gekenmerkt door de aanwezigheid van een afwisseling van grootschalige akkers en
laagstam boomgaarden. Langs de Kipperweg zijn weidegronden gelegen. In de zone
zijn naast het landgoed Meerssenhoven geen andere functies gesitueerd.
§ De gemengde zone: Deze zone wordt gekenmerkt door
een kleinschaligere opbouw waarin vele landschapselementen zijn gesitueerd. De
zone wordt gekenmerkt door een afwisseling van agrarische en niet-agrarische
functies zoals landgoederen en wonen. De weidegronden zijn met name gelegen in
de west- en zuidwestzijde van de zone. De rest heeft een gemengd karakter, met
een concentratie van boomgaarden in het midden van de zone.
§ De weidegrond-boomgaard zone: Deze zone wordt vooral
gekenmerkt door de vele niet-agrarische functies, zoals landgoederen, wonen,
bedrijven, bossen en infrastructuur. De gronden die in agrarisch gebruik zijn
worden vooral als weidegrond gebruikt. Her en der zijn er kleine boomgaarden in
dit gebied gesitueerd.
Op de inventarisatiekaart Bestaande
functies en belemmeringen zijn drie agrarische bedrijven aangegeven met
bijbehorende milieucirkels. Het bedrijf aan de Mariënwaard heeft geen
milieuvergunning, dus ook geen milieucirkel. Tevens is een stalling op de kaart
opgenomen omdat daar vee gestald wordt en dientengevolge een milieucirkel van
50 m heeft. Bij deze stalling bevindt zich een olietank voor 600 liter olie,
welke daardoor een milieucirkel van 10 m heeft, maar omdat deze zich binnen de
eerdergenoemde cirkel bevindt is deze niet opgenomen.
Het bos in het gebied is
geconcentreerd ten zuiden van de Weert, vooral langs de spoorlijn, de A2 en
rond de landgoederen. Visueel-ruimtelijk vormen de bossen groene massa’s die
het gebied een besloten karakter geven. Binnen het begrip bos is er een
differentiatie aan te brengen in het gebruik, namelijk multifunctioneel bos en
natuurbos. Bijna al het bos in het gebied behoort tot een van deze twee
groepen.
Wat overblijft zijn kleine stukken bos
die tegen taluds of langs opritten zijn aangeplant.
De multifunctionele bossen bestaan uit
grotere eenheden welke gekenmerkt worden door het monotone karakter (leeftijd,
soort, plantrijen). Ze hebben momenteel geen ruimtelijke en visuele
continuïteit en zijn meestal niet toegankelijk voor het publiek. Deze korte
omloopbossen kunnen worden gerekend tot vallend onder agrarische activiteiten.
De Boswet is van toepassing op het rooien van deze bossen. Wanneer een perceel
gerooid wordt ontstaat een open ruimte, het gebruik kan dan ook veranderen naar
bijvoorbeeld akkerland of weiland.
De natuurbossen zijn veelal gelegen op
de landgoederen. Ze maken deel uit van de parkaanleg rondom de landgoederen en
hebben een grote cultuurhistorische waarde en natuurlijk karakter met een zeer
soortenrijke vegetatie die voor de fauna van groot belang is. Dit is de reden
dat de bossen op de landgoederen een aparte status hebben gekregen.
De historische lanenstructuur (met
beeldbepalende bomen) in het hele plangebied is van belang en dient beschermd
te worden. Bijzondere vermelding verdient de lanenstructuur van het bos achter
Vaeshartelt: dit is stervormig (het ‘Sterrebos’).
De bossen op de landgoederen vormen
samen met de achter gelegen boseenheden een ruimtelijk geheel. Bij de
landgoederen worden deze eenheden afzonderlijk besproken.
De rivierbegeleidende bosstrook langs
de Geul neemt een aparte plaats in. De Geul heeft hier zijn oorspronkelijke
loop behouden en stroomt ongeveer twee meter beneden maaiveld, omgeven door
steile oevers. Voor de fauna is deze strook bos van groot belang.
Er is één recreatief bedrijf aanwezig, een manege, maar ruiterroutes ontbreken.
Fiets- en wandelverbindingen, in de vorm van uitgezette routes, ontbreken
eveneens. Wel kan geconstateerd worden dat landbouwwegen en onverharde wegen
gebruikt worden voor fiets- en wandelverkeer. Door het plangebied loopt een
toeristische autoroute, de Mergellandroute. Zie verder § 4.3.2.
In het plangebied
bevinden zich een zevental landgoederen (Meerssenhoven, Groot-Vaeshartelt,
Klein-Vaeshartelt, Villa Zonnevang, Kruisdonk, Mariënwaard en Villa Kanjel)
welke een onderlinge noord - zuid samenhang vertonen.
Met name de
samenhang van de landgoederen met de fysische gesteldheid maakt de
landgoederenzone in cultuurhistorisch opzicht uniek. De samenhang wordt echter
verzwakt door het bedrijventerrein en de infrastructuur die het gebied
doorsnijden.
Meerssenhoven en Groot Vaeshartelt
behoren tot de oudste en hoogst gewaardeerde behuizingen van het gebied. Ze
hebben een herkenbare duidelijke aanleg en bezitten veel waardevolle elementen.
Het zijn versterkte hoeven die zijn aangelegd op een afgelegen, drassige
plaats.
Van recentere datum (18e,
19e en 20e eeuws) zijn de overige vijf landgoederen.
Ze zijn geconcentreerd in Weert en
Mariënwaard/Meerssenerweg langs een middeleeuwse verbinding die de glooiingen
van het gebied volgt. De landgoederen nabij Weert zijn 19e en 20e
eeuws en zijn minder karakteristiek voor de omgeving. Ze worden
cultuurhistorisch matig hoog gewaardeerd. De landgoederen rond Mariënwaard
dateren uit de 18e en 19e eeuw en vormen een gaaf geheel.
Ze worden dan ook hoog gewaardeerd.
Veel behuizingen van de landgoederen
gelden als een oriëntatiepunt. Daarnaast zijn enkele redelijke gave zichtassen
belangrijk vanwege de oriëntatie in het gebied.
Hierna volgt voor de landgoederen een specifieke beschrijving, grotendeels gebaseerd op het Monumenten Selectie Project.
Meerssenhoven
Meerssenhoven is het meest noordelijke
landgoed. De aanleg van het gedeelte rond het huis is overwegend gebeurd in een
engelse landschapsstijl. Kenmerkend hierbij zijn de natuurlijk aandoende
elementen zoals open gazons, boomgroepen, golvende bosranden en waterpartijen
welke worden gevoed door de Kanjel. Ook zijn er Barokke invloeden met meer formele
invloeden te vinden zoals lanen, dreven, zichtassen en hoekige padenstelsels.
Deze bossen vormen samen met loofbossen een ruimtelijk geheel. De overgangen
naar het agrarische gebied zijn scherp en rechtlijnig, dit is een gevolg van
het grootgrondbezit dat de verkaveling heeft bepaald.
In 1991 is de tuin geheel in een
barokke stijl gerestaureerd. Opvallend is de sterke symmetrische aanleg,
bepaald door een 400 m lange lindenlaan met dwarslanen en diagonale zichtassen.
Verder bevinden zich in de tuin een theehuisje en resten van een labyrint.
Door de Fregatweg is het landgoed
geïsoleerd komen te liggen ten opzicht van de rest.
Groot Vaeshartelt
Een groot buitenhuis in haakvorm,
waarvan de oostvleugel in 1739 is opgericht ter plaatse van een ouder gebouw
dat op deze plaats heeft gestaan; deze vleugel is gebouwd op een rechthoekig
grondplan en heeft twee maal 13 vensters met eenvoudige hardstenen
omlijstingen. De mansardekap is gedekt met leien. De grote inrijpoort in het
poortpaviljoen heeft een sluitsteen met het opschrift ‘W-II’ en het jaar 1841.
De koepelbekroning op dit paviljoen is in 1890 gebouwd. De noordvleugel is in
1803 bijgebouwd in een neoclassicistische (empire) stijl; deze vleugel bezit
een verdieping en heeft een middenrisaliet met drie vensterassen.
Ten westen van de noordvleugel is een
hoge inrijpoort gebouwd, waarbij de sluitsteen aan de hofzijde het familiewapen
van Regout toont. In de oksel van de twee vleugels werd een grote zaal (fumoir)
bijgebouwd in 1841.
In de negentiger jaren is het gehele
buitenhuis gerestaureerd en is ten behoeve van de conferentieruimte een vleugel
aangebouwd in plaats van de stallen (gedeeltelijke nieuwbouw).
Het landschapspark is gedeeltelijk
gerealiseerd naar een ontwerp van de Belgische tuinarchitect J. Gindra, in
opdracht van de Maastrichtse industrieel Petrus Regout.
Het betreft een 19e eeuws
landschapspark met vijver, alsmede 18e-eeuwse bomenlanen aan de
zuid- en westzijde en het 18e-eeuwse Sterrebosch ten westen van het
huis. In deze 18e-eeuwse patronen is Gindra’s parkaanleg in 1853
weloverwogen ingepast.
Op dit landgoed is een
conferentiecentrum gevestigd met in hoofdzaak op conferenties gerichte horeca
terwijl ook hotelkamers verhuurd worden. Momenteel bestaan er plannen voor de
bouw van een campus (Baylor).
Klein Vaeshartelt
Het complex omvat een landhuis van
architect Wilhelm Wickop uit 1857, dat in de huidige vorm tussen 1857 en 1907
tot stand is gekomen. Verder een dubbele dienstwoning uit 1899. Het geheel is
gesitueerd in een grotendeels in de eerste helft van de twintigste eeuw tot
stand gekomen landschappelijke tuin.
Klein Vaeshartelt omvat drie
bouwblokken: aan de zuidzijde aan smal blok van slechts een travee breed dat
gedekt is met een zadeldak; in het midden in het midden een breed blok van vijf
traveeën dat met een schilddak is gedekt en aan de noordzijde een laag blok
zonder verdieping van twee traveeën. De hoofdgevel aan de westzijde heeft een
symmetrische opbouw met twee erkers op de begane grond, waartussen de
hoofdentree is opgenomen; op de erkers bevinden zich terrassen die met
smeedijzeren hekken zijn omzoomd. Zowel de oorspronkelijke als huidige functie
is wonen.
Villa Zonnevang
Landhuis, gesitueerd op een perceel
met restanten van een parkachtige tuinaanleg. Aan de straatzijde bevinden zich
twee stel hekpijlers, waartussen smeedijzeren hekwerken. Het landhuis is van
cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een
sociaal-economische en typologische ontwikkeling. De architectuurhistorische
waarden worden bepaald door de bouwstijl, de esthetische kwaliteiten van het
bouwwerk, het materiaalgebruik en de ornamentiek. Zowel de oorspronkelijke als
huidige functie is wonen.
Kruisdonk
Kruisdonk is een landgoed met een
landhuis, koetshuis, portierswoning en een landschapspark. Het landhuis is
negentiende eeuws en werd in opdracht van de fabrikantenfamilie Regout gebouwd
ter plaatse van de Kruismolen van de Meerssener Proosdij. Het buitengoed is
gebouwd op een rechthoekig grondplan, telt twee verdiepingen en een
zolderverdieping onder zadeldaken, die met leien zijn gedekt. De westgevel telt
zeven vensterassen en wordt gedomineerd door een bordes dat op twee hardstenen
pijlers rust. De zuidgevel telt 4 vensterassen en bevat de hoofdentree onder
een gietijzeren kleine achtzijdige toren en op de zuidelijke hoek een brede
zeshoekige toren. In de as van deze gevel is een serre op gietijzeren kolommen
uitgebouwd.
Het koetshuis dat ten zuidoosten van
het kasteel ligt (ca. 1900) is gebouwd op een U-vormig grondplan en heeft
stallen op de begane grond en een hooizolder en dienstwoning op de verdieping.
Het dak is bekroond met een duiventil.
De portierswoning, ca. 1900, is
gebouwd in een door de neorenaissance en de chaletstijl beïnvloede bouwtrant.
De woning bestaat uit een bouwvolume met souterrain, één bouwlaag en
zolderverdieping onder zadeldak en een volume met souterrain en één bouwlaag
onder plat. De architectuurhistorische waarden worden bepaald door de
bouwstijl, de esthetische kwaliteiten, het streekgebonden materiaalgebruik en
de ornamentiek.
Op dit landgoed zijn 2 kantoren
gevestigd. Het terrein heeft een parkinrichting en bos. In 1867 werd het park
in landschapsstijl aangelegd, waarschijnlijk naar het ontwerp van de Belgische
tuinarchitect Gindra. Door de tuinarchitect Ter Steeg is in 1922 de oostelijke
vijver gemaakt.
Mariënwaard
Voormalig
landgoed De Kanjel, waarvan de oudste delen dateren uit 1733. De tuinvleugel
met gepleisterde muurwerk met vensteromlijstingen van Naamse steen die
onderling verbonden zijn door verticale reliëfbanden. De gevel langs de
Meerssenerweg werd in 1865 door P. Regout gebouwd, waardoor enkele oudere
bouwblokken werden samengevoegd tot één geheel. Deze vleugel wordt aan beide
zijden begrensd door een hoge mergelstenen toren, waarin ronde en rondbogige
venster zijn opgenomen. De tussenliggende baksteengevel telt 8 vensterassen en
wordt in het midden geleed door een risaliet dat bekroond is met een fronton
waarin de naam ‘Grande Suisse’ is opgenomen in een kader van acanthusranken. De
Franse tuin met vijvers is omgracht, de vijvers worden gevoed door de Kanjel. Het zuidelijke deel wordt bepaald
door bosbeplanting.
Dit landgoed heeft in de loop der
jaren een behoorlijke transformatie ondergaan. In de villa is
studentenhuisvesting gevestigd. Op het terrein komen verder een LOM-school, een
internaat, een ZMOK-school en een burgerwoning voor. Er bestaan plannen voor
uitbreiding van de bebouwing met circa 550 m², hiervoor is in dit plan reeds
een directe bouwtitel opgenomen.Daarnaast is een bouwinitiatief in voorbereiding
om het gebouw Grande Suisse uit te breiden in zuidelijke richting op de plaats
waar eind 70-er jaren één vleugel is gesloopt. Hiervoor is een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen en is/wordt een hogere waarden-procedure
gevolgd.
Villa Kanjel
Petit Suisse danwel Dr. Poelsoord was
een buitenplaats van de familie Regout, ca. 1880. Het betreft een landhuis van
de architect Wilhel Wickop in een historische parkaanleg van de tuinarchitect
Gindra. Aan de noordzijde van het goed, langs de oprijlaan, bevindt zich een
koetshuis met dienstwoningen. Het landhuis is gebouwd op een rechthoekig
grondplan, bestaande uit drie bouwblokken waarvan het hoge middendeel twee
verdiepingen telt en de beide nevengeschikte blokken elk slechts één verdieping
omvat. De zuidoostzijde van het middenblok wordt bekroond door een vierhoekige
toren van vijf verdiepingen. Ten noorden van de villa ligt een koetshuis zonder
verdiepingen dat een rechthoekig grondplan heeft, waarbij de zuidgevel uitgevoerd
is met een naar vorenspringend middenrisaliet, waarin de hoofdpoort is opgenomen.
Op dit landgoed is een
herstellingsoord gevestigd de tuinen zijn als park ingericht.
Door het gebied gaan drie soorten
kabels en leidingen welke zijn opgenomen op de inventarisatiekaart omdat ze
belemmeringen met zich meebrengen. In de uitsnede van de Inventarisatiekaart
Bestaande functies en belemmeringen (kaart 3) zijn deze kabels en leidingen
weergegeven. Het betreft:
§ Twee hoogspanningsleidingen, parallel aan het spoor, komen vanuit Maastricht het plangebied binnen. Het
betreft bovengrondse 150 kV hoogspanningsleidingen. Op het industrieterrein
Beatrixhaven vertakken deze twee leidingen zich. De ene gaat tussen Mariënwaard
en Kruisdonk richting Rothem. De andere gaat ten westen van Groot Vaeshartelt
en Meerssenhoven naar het Julianakanaal, vanwaar een tracé evenwijdig aan het
kanaal wordt gevolgd. Op de inventarisatiekaart is aan beide zijden van het
tracé een zone van 36 meter aangegeven.
§ Het tracé voor de leidingzone, door Provinciale Waterstaat bepaald op basis van de
Streekplanuitwerking Leidingen, is in het plangebied gekoppeld aan het tracé
van de Fregatweg. De leidingzone ligt ten zuiden van deze weg en heeft een
direct ruimtebeslag van 35 m, met aan beide zijden een beschermingszone van 25
meter. De zone moet worden vrijgehouden voor regionale en (inter)-nationale
transportleidingen.
§ In het gebied liggen twee typen ondergrondse gasleidingen. Vanuit Mariënwaard gaat een gasleiding ten
zuiden van de weg Mariënwaard/Kruisdonk naar Rothem. Het betreft een 8 bar
gasleiding van Limagas welke een direct ruimtebeslag heeft van 4 meter. Het
andere type leiding is van de Gasunie en heeft een druk van 40 bar. Op grond
van de Streekuitwerking Leidingen is hier sprake van een direct ruimtebeslag
van 4 meter en veiligheidsafstanden van eveneens 4 meter. De toetsingsafstanden
voor nieuwe bebouwing bedragen 20 à 25 m aan weerszijden van de leiding. In het
plangebied betreft het twee tracés. De ene leiding komt bij de brug over het
Julianakanaal het plangebied binnen en gaat vervolgens langs het kanaal in
noordelijke richting. De andere leiding volgt de spoorlijn Maastricht-Amsterdam.
Op 1 oktober 2000 zal door
wijziging van het Wetboek van Strafrecht het bordeelverbod opgeheven worden. In
dit kader wordt momenteel een prostitutiebeleid ontwikkeld en zal de raad in
september een besluit nemen over het te voeren beleid. Om op een efficiënte en
effectieve wijze uitvoering te kunnen geven aan het vast te stellen beleid is
het noodzakelijk om een sturingsmiddel in de bestemmingsplannen (voor de gehele
gemeente) te creëren. Hiertoe wordt ook in dit bestemmingsplan Landgoederenzone
een begripsomschrijving van seks- en/of pornobedrijf en van straatprostitutie
in artikel 1 opgenomen, waarmee dit soort activiteiten in alle bestemmingen
uitgesloten worden (waarmee elke vorm van discussie expliciet uitgesloten
wordt). Tevens wordt in artikel 16 de mogelijkheid opgenomen om vrijstelling te
kunnen verlenen voor de vestiging van een seks- en/of pornobedrijf mits dit
conform het door de raad vast te stellen beleid is.
In de gemeentelijke nota ‘Perspectief op de Landgoederenzone’ zijn kansen,
bedreigingen en ontwikkelingen beschreven en is een zo realistisch mogelijk en
hoogwaardig toekomstperspectief voor de Landgoederenzone geformuleerd. Gezien
de onzekerheden wanneer en op welke wijze een aantal voor het gebied essentiële
ontwikkelingen worden uitgevoerd, is ervoor gekozen (zoals in hoofdstuk 1 is
aangegeven) om een overwegend conserverend bestemmingsplan op te stellen.
In dit hoofdstuk ‘ruimtelijke strategie’ worden de gedeelten uit de gemeentelijke
ruimtelijke strategie die van toepassing zijn op het plangebied verwoord.
Allereerst volgt een beschrijving van de
hoofdelementen van de ruimtelijke structuur, waarbij ook al enkele strategische
elementen de revue passeren. Vervolgens wordt per deelgebied de ruimtelijke
strategie nader omschreven.
4.2.1 Duurzame
ruimtelijke structuur (ruimtelijke strategie)
De uit de landschapsanalyse naar voren gekomen
webstructuur dient als basis voor de nu te schetsen duurzame ruimtelijke
structuur. Deze structuur bestaat uit een ‘centrale kamer’, ‘de tuin van
Vaeshartelt’, Meerssenhoven, ‘de sprong over het Julianakanaal’ en ‘de groene
stadsentree’. Een en ander is tevens weergegeven op afbeelding 8 'toekomstperspectief'.
De centrale kamer, opgespannen tussen het carré
van Kruisdonk, Vaeshartelt, Jeruzalem en villa Kanjel. De randen worden gevormd
door de Meerssenerweg, die gedeeltelijk is voorzien van een robuuste
laanbeplanting, de laan langs Kruisdonk naar Vaeshartelt en vandaar de
voltooide beukenlaan naar landgoed Jeruzalem. De Kanjel vormt de zuidrand.
In de groene randen van deze kamer liggen de
verbindingen tussen de oostelijk en westelijk van het spoor gelegen
landgoedonderdelen. De stad is nog aanwezig in de vorm van de stedelijke
functies die achter de groene randen zichtbaar zijn.
Het doel is de eenheid van het gebied te
versterken, waarbij de openheid een belangrijk thema is.
In het kader van de versterking van de ecologische
structuur dient het terrein een natuurbestemming te krijgen. Het grootste deel
van de kamer is momenteel productiebos. In de toekomst dient een nadere
overweging plaats te vinden over de inrichting van de centrale kamer in relatie
tot de ruimtelijke en ecologische kwaliteiten. Via natuurontwikkeling kan een
beeld worden nagestreefd van een schrale graslandvegetatie met sporadisch
opgaand struweel en kleine bosjes binnen het strak kader.
Afbeelding
8 Toekomstperspectief (bron:
Perspectief op de Landgoederenzone)
Het kleinschalige gebied rondom Groot en Klein
Vaeshartelt. Een oase van groen, waarin solitaire monumentale bebouwing
accenten vormen. De Weert is een statige laan, enkele andere bomenlaantjes
versterken het kleinschalig karakter.
Meerssenhoven ligt vrij in het open tussengebied
tussen Gelei- en Geulzone. Het gebied rondom Meerssenhoven kent een maat en
rust en openheid die zeer wezenlijk is voor het ervaren van 'buiten zijn'. De
stad wijkt naar de achtergrond; er is perspectief op de wijdere omgeving
(Geuldal). Hier heeft de landgoederenzone nog 'body'. Dit moet gehandhaafd
blijven wil het gebied betekenis als tussenzone houden.
De randen worden gevormd door ontwikkeling van de
Geuldalzone met o.a. een bosgebied en door opwaardering van de noordrand van de
Beatrixhaven.
Hierbij gaat het om nieuwe bospartijen op de
kruising van Julianakanaal en Geuldal. Deze brengen samenhang tot stand in het
landschap aan weerszijden van het kanaal en maken de sprong naar het
allerlaatste kasteel, Hartelstein, dat ongenaakbaar in het Maasdal ligt. De
stad is hier heel ver weg.
De A2 doorsnijdt de landgoederenzone. De wijze
waarop zij bospartijen en open ruimtes kruist en kastelen passeert, maakt de
ervaring van doorsnijding manifest.
Een riante stadsentree, die nog verder versterkt
kan worden door zorgvuldig om te gaan met het principe van doorsnijding en het
inpassen van monumentale accenten daarin. Het open gebied tussen woonwijk
Nazareth, Geusseltkasteel en landgoed Severen blijft open, als voorportaal voor
de dichte stad.
De ecologische verbindingen kunnen worden
versterkt door de terreinen te bestemmen tot natuurontwikkelingsterrein: het
beeld van een schrale graslandvegetatie met sporadisch opgaand struweel en
kleinschalig bos.
Het zorgvuldig toevoegen van stedelijke functies
rondom de Geusselt kan deze entree verder versterken.
Dit alles vraagt om nader studie, mede in relatie
tot de ondertunneling van de A2. Voorop staat dat de oprukkende verstedelijking
langs stadsentrees zoals die elders in Nederland gestalte krijgt, voor
Maastricht hier niet op zijn plaats is.
Afbeelding 9 Actiepunten ecologisch netwerk (bron: Perspectief op de
Landgoederenzone)
Ecologische doelstelling is het creëren van een
aaneengesloten ecologische infrastructuur in de Landgoederenzone die
verbindingen vormt met de Geuldalzone/Bunderbos en met de Bemelergrubbe en de
Meerssener dellen. Het water speelt een sleutelrol in het verbinden van de
aanwezige waardevolle ecologische gebieden. Er is echter in de bestaande
situatie een aantal knelpunten te constateren. In het bestemmingsplan zal
zoveel mogelijk de bestaande situatie positief bestemd worden, waarbij ook
rekening gehouden zal worden met een complementering van het waternetwerk
rondom de landgoederen.
-
Fietsverbinding
Geul-Julianakanaal;
-
Wandel- en
fietspaden Geulzone;
-
Herstel wandelpaden
om Meerssenhoven;
-
Herstel/aanleg
routes in het kleinschalig gebied achter Vaeshartelt, startpunt creëren voor
wandelingen;
-
Kortsluiten
fietsverbinding Maastrichterweg-oostwestroute onder A2;
-
Extensieve
toegankelijkheid gebied Mariënwaard;
-
Kortsluiting Kasteel
Neubourgweg-Meerssenerweg;
-
Kortsluiting via
Hotelschool.
Ten noorden van de Mariënwaard is met
inachtneming van de keuzes die ten aanzien van de verknoping zullen worden
gemaakt, een verdere toevoeging van functies mogelijk. Essentieel hierbij is
een strategie die garanties biedt voor een duurzame en hoogwaardige
ontwikkeling van het natuur kerngebied en het landschapsbeeld.
Afbeelding
10 Actiepunten
waternetwerk (bron:
Perspectief op de Landgoederenzone)
Cruciaal onderdeel van deze strategie
is een directe koppeling van het waternetwerk van Kruisdonk naar Mariënwaard.
De Meerssenerweg is voorzien van een eenzijdige doorgaande boombeplanting welke
gehandhaafd dient te blijven. Dergelijke ontwikkelingen blijven echter buiten
het kader van dit bestemmingsplan.
De Geuldalzone dient ontwikkeld te
worden tot een ecologische verbindingszone Mergelland- Maasdal in het kader van
de ecologische hoofdstructuur van Limburg. De Geuldalzone moet verbindingen
hebben met de kwelzones in de landgoederenzone en met belangrijke gebieden
buiten het plangebied (Meerssener Dellen, Bemelergrubbe, Bunderbos).
Essentieel voor de Geuldalzone in
relatie tot de landgoederenzone is:
-
inrichting
optimaal afstemmen op kensoorten zoals ijsvogel, gele kwikstaart, otter en
watergebonden vegetatie;
-
terreinen
aan weerszijden van de Geul aanmerken als natuurontwikkelingsterreinen;
-
het
creëren van een rand voor het open niet verstedelijkt gebied tussen Maastricht
en Bunde;
-
het 'in
beeld brengen' van de Geul;
-
het
zichtbaar maken van de samenhang van gebieden aan weerszijden van het
Julianakanaal;
-
het
opnemen van dit gebied in het recreatief netwerk middels ontsluiting door
wandel- en voetpaden;
-
de
bedrijfsbebouwing van de Papierindustrie (in overleg met de gemeente Meerssen
en met de papierindustrie) door middel van het aanbrengen van afschermende
beplanting beter inpassen in de 'groene entree' van het stedelijk gebied
Maastricht.
Hier raken landgoederenzone
(Meerssenhoven, Gelei) en bedrijventerrein elkaar heel direct. Binnen de
beperkte ruimte zijn er drie doelstellingen te realiseren:
-
creëren
van een rand naar het open tussengebied;
-
vrije
ligging Meerssenhoven;
-
handhaven
en versterken ecologische zone Gelei.
Via een integrale aanpak is dit te
bereiken: dit betekent herstructurering van de bedrijven langs de Klipperweg.
Dit biedt tevens een kans tot verbetering van de uitstraling van de
Beatrixhaven: hier kan ‘de gouden rand’ van de Beatrixhaven ontstaan. De zone
tussen Klipperweg en de haven is breed genoeg om de volgende zonering in te
passen: laan met langzaamverkeersroute - representatief voorgebied -
werkgebied.
Door aanleg van de laan en door eisen
te stellen aan verschijningsvorm bebouwing en inrichting voorterreinen kan hier
een hoogwaardig ensemble ontstaan, dat zich qua maat en schaal gaat verhouden
tot Meerssenhoven. De noordpunt van de bedrijvenstrook heeft potenties voor een
bijzondere (bijvoorbeeld recreatieve) functie, gezien de ligging op een
prachtige plek aan het kanaal, aan de voet van de brug.
Een zodanige strategie zal tijd en
bijzondere inzet vragen. Vanuit het perspectief van de landgoederenzone is het
echter de enige manier om tot een structurele oplossing te komen.
Afbeelding 11 Actiepunten
recreatief
routenetwerk (bron: Perspectief op de
Landgoederenzone)
Het kleinschalig gebied (`de tuin van
Vaeshartelt') biedt mogelijkheden tot toevoegen van programma. Het Perspectief
geeft de volgende mogelijkheden aan:
-
een
directe relatie met en belang bij de 'landgoedsfeer';
-
gewenste
landschappelijke toevoegingen realiseren;
-
beheer
van gebied veiligstellen;
-
recreatieve
routes herstellen/ creëren;
-
optimale
benutting ecologische potenties;
- nadere studie naar aanleg van een kleinere boslocatie (eventueel tussen Vaeshartelt en Kompbos).
De in het voorgaande aangegeven ruimtelijke en
functionele analyse alsmede de ruimtelijke strategie zijn de basis voor dit
bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zal worden aangegeven wat de juridische
plansystematiek voor de landgoederenzone is en op welke wijze de uitgangspunten
concreet juridisch zijn vertaald naar het bestemmingsplan. Voorafgaand hieraan
zal onder ‘planbeschrijving’ worden aangegeven welke ontwikkelingen uit de duurzame
ruimtelijke strategie (conform het ‘Perspectief op de Landgoederenzone’) op
voorhand in het bestemmingsplan zijn meegenomen. Van deze ontwikkelingen kan
worden gesteld dat deze in ieder geval geen belemmeringen opwerpen voor zaken
die bijvoorbeeld via de Tracé/MER-studie worden onderzocht (verknoping).
In het Perspectief wordt een beschrijving gegeven
van de hoofdelementen van de ruimtelijke structuur. Enkele kenmerken van deze
hoofdelementen verdienen in dit kader aandacht. De robuuste laanbeplanting van
de Meerssenerweg kan binnen de bestemming verkeersdoeleinden beschermd worden.
De tuin van Vaeshartelt kan binnen de bestemming
landgoed beschermd worden. De Meerssenhoven ligt in een open tussengebied. De
openheid van het gebied zal binnen de bestemming ‘agrarisch gebied met natuur-
en landschapswaarden’ worden geregeld.
Het waterschap heeft herinrichtingsplannen voor
o.m. het plangebied. In eerste instantie wordt echter de huidige situatie
geregeld. De gemeente maakt een afweging indien zich een concreet initiatief
voordoet, bijvoorbeeld een bypass. De cultuurhistorische waarden van de
landgoederen vormen hierbij een zwaar afwegingskader. Te realiseren in
samenwerking met het Waterschap:
-
directe verbinding
Kruisdonk Mariënwaard;
-
herstel waterlijn
Vaeshartelt-Meerssenhoven;
-
directe verbinding
Meerssenhoven oostzijde-Klipperweg.
De fietsverbinding
Geul-Julianakanaal en de wandel- en fietspaden Geulzone zullen via een
aanlegvergunningstelsel mogelijk worden gemaakt. De langzaamverkeersroute langs
de Klipperweg wordt binnen de bestemming ‘verkeersdoeleinden’ opgenomen. Het
herstel van de wandelpaden om Meerssenhoven en het herstel van de routes in het
kleinschalig gebied achter Vaeshartelt kan binnen de bestemming
‘verkeersdoeleinden’ en binnen de bestemming ‘landgoed’.
De kortsluiting Kasteel
Neubourgweg-Meerssenerweg past binnen de bestemming ‘Groenvoorzieningen met landschappelijke
waarde’.
Het bestemmingsplan is
het instrument bij uitstek voor de gemeentelijke ruimtelijke ordening. De
bestemming heeft echter op zich geen rechtstreekse werking. Hiervoor zijn
gebruiksvoorschriften nodig, alsmede bouw- en aanlegvergunningen, waarmee
ontwikkelingen, die de realisering of het gebruik overeenkomstig de bestemming
in de weg staan, worden geweerd. Daardoor krijgt het bestemmingsplan een
werende strekking welke vorm van planologie ook wel toelatingsplanologie wordt
genoemd. In 1985 is de wetgeving herzien ten gunste van een meer
programmatische manier van planologie. Dit heeft geleid tot de introductie in
het Besluit op de ruimtelijke ordening van de beschrijving in hoofdlijnen.
Hierin kan een beschrijving worden gegeven van de wijze waarop de in het plan
vervatte doeleinden worden nagestreefd.
Bij bestemmingsplannen
echter die in hoofdzaak voorzien in het beheer van de bestaande situatie en het
vastleggen van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur is het
programmatische aspect van minder belang. Het programmatische aspect is vooral
van belang in die situaties waarin het plan erop gericht is om de basis te
bieden voor het realiseren van een of meer ontwikkelingen.
Behalve toelatingsplanologie
houdt het bestemmingsplan doorgaans ook toedelingsplanologie in. Aan
verschillende gebieden worden verschillende functies toegekend. Het
bestemmingsplan geeft de verschillende bestemmingen in het betreffende gebied
hun plaats en regelt de onderlinge verhoudingen en ontwikkelingsmogelijkheden.
Hierbij is veelal sprake van perceelsgericht bestemmen.
In veel gevallen vormt
deze benadering nog steeds het uitgangspunt bij het maken van (voorschriften
bij) bestemmingsplannen. Deze benadering doet echter in veel gevallen te weinig
recht aan de onderlinge samenhang binnen het plangebied. Met een beschrijving
in hoofdlijnen kan dit echter worden gecorrigeerd. Hierin kan de samenhang
worden aangegeven.
In een dergelijke
‘gebiedsgerichte’ benadering worden de omvang en situering van de in de
bestemming begrepen doeleinden in beginsel niet aangegeven.
Afhankelijk van het
beleid kan een bestemmingsplan een meer of minder globaal karakter dragen.
Veelal wordt in relatie tot globaliteit in één adem ook het begrip
flexibiliteit genoemd. Het betreft hier echter totaal verschillende begrippen.
In een globale regeling zijn veel activiteiten zonder nadere toetsing
toegelaten. Alleen die activiteiten zijn verboden waarvan zeker lijkt dat deze
uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening in het betreffende plangebied
niet kunnen worden toegelaten. Het betreft dus een regeling die veel ruimte
biedt.
Een flexibele regeling
daarentegen biedt in beginsel minder ruimte en laat zonder nadere toetsing
alleen die activiteiten toe, waarvan zeker lijkt dat die uit een oogpunt van
goede ruimtelijke ordening geen bezwaar ontmoeten. Andere activiteiten zijn
verboden maar kunnen, als er in het concrete geval geen bezwaar tegen bestaat
alsnog worden toegelaten aan de hand van een nadere beoordeling.
Overigens kan zowel met
globaliteit als met flexibiliteit uiteindelijk tot hetzelfde resultaat worden
gekomen. Er is sprake van een glijdende schaal; er zijn allerlei tussen- en
mengvormen mogelijk.
Zoals reeds in de
inleiding van deze toelichting is aangegeven is het de bedoeling van dit
bestemmingsplan om primair de bestaande situatie te beschermen en slechts
beperkte ontwikkelingen toe te staan. Een flexibel opgezette planvorm lijkt in
dezen dan de meest geschikte regeling omdat op deze manier alleen die
activiteiten worden toegelaten welke uit een oogpunt van een goede ruimtelijke
ordening geen bezwaar ontmoeten.
Opzet van de voorschriften
Bij het
samenstellen van de voorschriften is een eenduidige opzet gekozen, die in alle
artikelen terugkomt. Dit betreft zowel de lay-out als de inhoudelijke opzet van
de voorschriften. Het bestemmingsplan omvat de volgende elementen:
In deze paragraaf
worden de begripsbepalingen en de wijze van meten opgenomen. Bij de
meetbepalingen is tevens het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat opgenomen.
Hier zullen de
artikelen 3 tot en met 15 worden opgenomen. Dit wordt onder 5.3 uitgebreid
beschreven. Per artikel komt in elk geval aan bod:
-
een doeleindenomschrijving;
-
een bebouwingsregeling.
Tevens kunnen één of meer van de volgende
onderdelen eveneens aan de orde komen:
-
Beschrijving in hoofdlijnen;
-
Wijzigingsbevoegdheden;
-
Aanlegvergunningen;
-
Vrijstellingsbevoegdheden;
-
Nadere eisen.
In de
doeleindenomschrijving is bepaald welke functies binnen de betreffende
bestemming toelaatbaar zijn. Waar deze functies toelaatbaar zijn en in welke
omvang (hoofdfuncties, nevenfunctie of ondergeschikte functie) is nader omschreven
in de ‘beschrijving in hoofdlijnen’ bij de bestemmingen.
Hierin zijn de
bebouwingsmogelijkheden opgenomen waarvoor direct (dus zonder nadere procedure)
bouwvergunning kan worden verleend, Onder het regime van de bebouwingsregeling
vallen o.a. bepalingen ten aanzien van hoofdgebouwen, de zogenaamde
voortuinregeling, de aan- en bijbouwregeling en de bebouwing ten dienste van
het openbaar gebied.
De beschrijving
in hoofdlijnen (b.i.h.) is een krachtig beleidsinstrument dat onderdeel
uitmaakt van de voorschriften. Bij het hanteren van de b.i.h. dienen de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen. Dit
betekent bijvoorbeeld dat bij elke beslissing een zorgvuldige afweging dient
plaats te vinden van alle in het geding zijnde belangen.
De beschrijving
in hoofdlijnen is een verdere detaillering in de voorschriften van in de
toelichting uitgesproken beleidsintenties.
Aan de b.i.h.
zijn in dit plan drie functies te onderkennen:
1 Verduidelijking
van de doeleindenomschrijving en overige voorschriften.
2 Uitvoeringsfunctie:
waarin het beleidsvoornemen tot realiseren van de planintenties wordt
beschreven. De gemeente geeft aan op welke wijze het plan zal worden uitgevoerd
en bindt hiermee zichzelf ten opzichte van de burgers.
3 Flexibiliteitsbepalingen:
de beleidsregels voor het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen als
vrijstelling en nadere eisen.
Ingevolge artikel
11 van de WRO moeten burgemeester en wethouders volgens bij het plan te geven
regelen het plan uitwerken of kunnen binnen bij het plan te bepalen grenzen het
plan wijzigen. Een wijzigingsbevoegdheid is bijvoorbeeld opgenomen voor
functieverandering van de landgoederen.
De aanlegvergunning is een middel om
controle/invloed te krijgen op bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden, die een duurzaam gevolg (kunnen) hebben voor het gebruik van de
grond. Het is een instrument om, afhankelijk van de omstandigheden, vooraf te
bezien of een activiteit kan worden toegelaten, eventueel onder voorwaarden. De
noodzaak voor het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel dient te worden
aangetoond.
Burgemeester en
wethouders kunnen als een concrete aanvraag daartoe aanleiding geeft op
bepaalde punten nadere eisen stellen of van voorschriften van het plan
vrijstelling verlenen (ex artikel 15 WRO). Vrijstelling mag alleen worden
verleend op ondergeschikte punten.
In deze paragraaf
zijn de normale algemene vrijstellingsbepalingen ingevolge artikel 15 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening opgenomen. Ook is een algemene
wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van een bestemming naar een
natuurbestemming. Hiervan kan gebruik gemaakt worden wanneer de gronden
hiervoor zijn verworven en deze functiewijziging past in het gemeentelijk
beleid zoals neergelegd in de nota Perspectief op de Landgoederenzone, of
wanneer er sprake is van vastgesteld beleid van provincie, rijk, waterschap of van
de gemeente zelf.
Daarnaast is een algemene
wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in het gebied een camping te kunnen
realiseren. Deze bevoegdheid heeft de raad aan zichzelf voorbehouden. Hiervan
kan uitsluitend gebruik worden gemaakt ten behoeve van de verplaatsing van de
camping De Dousberg onder de uitdrukkelijke voorwaarden dat de landschappelijke
en natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het gebied niet onevenredig
worden aangetast en de omvang van deze camping de omvang van de bestaande
camping op de Dousberg niet te boven gaat.
Verder bevat deze
paragraaf het artikel waarin de aanvullende werking van de bouwverordening
wordt uitgesloten, behoudens ten aanzien van de daar genoemde onderwerpen. Doel
van deze regeling is dat de (eventueel) in het bestemmingsplan geboden ruimte
niet automatisch ingeperkt wordt door de bouwverordening. Voor een aantal
onderwerpen wordt de bouwverordening echter wel expliciet van toepassing
verklaard. In dat geval gelden de regels in de bouwverordening van de gemeente
dus aanvullend op hetgeen bepaald is in het bestemmingsplan. Zo is bijvoorbeeld
voor erf- en terreinafscheidingen bepaald dat de bouwverordening aanvullend
werkt. Aangezien in de betreffende artikelen niets over de hoogte van
erfafscheidingen is geregeld geldt dus datgene dat in de bouwverordening is
geregeld.
In het algemene
verbod tot gebruik van gronden en opstallen in strijd met de bestemming is
tevens de zogenaamde ‘toverformule’ opgenomen, een bepaling waarmee
vrijstelling van het algemene verbod verleend kan/moet worden indien zinvol
gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is.
Met de
inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht zijn er algemene regels
gekomen over de voorbereiding van besluiten.
In navolging van
de VNG-circulaire over toepassing van de Awb is in deze paragraaf van de
voorschriften afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op besluiten tot
wijziging van het plan.
In de
overgangsbepalingen gelden voor bouwen en gebruik verschillende tijdstippen
waarop het overgangsrecht ingaat. Voor het bouwen geldt het tijdstip van de
eerste tervisielegging van het plan. Dit vanwege de aanhoudingsplicht voor
bouwvergunningen die dan ontstaat. Nadien gebouwde afwijkende bouwwerken vallen
onder het overgangsrecht indien zij overeenkomstig de Woningwet zijn gebouwd.
Voor gebruik geldt het tijdstip van het onherroepelijk worden van het plan. De
overgangsbepalingen zijn zodanig geformuleerd dat ook meldingplichtige
bouwwerken ingevolge de Woningwet onder het overgangsrecht vallen.
Zoals reeds eerder is aangegeven zal dit
bestemmingsplan voornamelijk conserverend van opzet zijn. Dit heeft tot gevolg
dat bestaande functies gehandhaafd kunnen blijven, met geringe mogelijkheden
voor uitbreiding en vernieuwing. Grootschalige ontwikkelingen worden vooralsnog
niet voorzien en zullen daarom in dit bestemmingsplan niet aan de orde komen.
Binnen het plangebied komen de volgende
bestemmingen voor: agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden, bos,
groenvoorzieningen met landschappelijke waarde, landgoed, wonen,
bedrijfsdoeleinden, agrarisch bouwblok, water, verkeersdoeleinden en spoorweg.
Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
hoofdtransportleidingen, archeologisch waardevol gebied en bodembeschermingsgebied
Mergelland.
Aangezien nagenoeg het gehele plangebied in de
Provinciale Milieuverordening is aangemerkt als grondwaterbeschermingsgebied is
er voor gekozen dit gebied een planologische basisbescherming te geven door
opneming in de doeleindenomschrijvingen van desbetreffende artikelen.
Een groot deel
van het plangebied wordt agrarisch gebruikt. Zoals echter eerder is omschreven
heeft het totale plangebied grote natuur- en landschapswaarden in de vorm van
biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen, en aardkundige,
cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden. Deze waarden dienen ook bij
het agrarisch grondgebruik beschermd te worden. Mede hierom is een uitgebreid
aanlegvergunningenstelsel opgenomen in lid 4.
Binnen de bestemming krijgen de boomgaarden een
aparte aanduiding. Door de boomgaarden op de plankaart aan te duiden wordt dit
grondgebruik in stand gehouden. Het kappen van hoogstamboomgaarden is tevens
aan een aanlegvergunning gebonden. In bepaalde, op de kaart aangeduide gebieden,
verdient de openheid van het landschap extra aandacht. In de desbetreffende
voorschriften is dan ook aangegeven dat met deze openheid rekening gehouden
dient te worden.
In deze bestemming is het bestaande bos opgenomen. Er is een onderscheid gemaakt tussen bos
waarop de Boswet van toepassing is (‘natuurbos’) en bos bestemd voor productie
(‘multifunctioneel bos’).
Het beheer is gericht op duurzaam
bos ten behoeve van recreatief gebruik en het ontwikkelen van meer variatie in
soortensamenstelling (loofhout) en leeftijdsopbouw door natuurlijke verjonging.
Er is een
aanlegvergunningvereiste opgenomen voor werkzaamheden binnen het ‘natuurbos’.
Bouwwerken met een beperkte omvang ten behoeve van
het recreatief medegebruik (picknicktafels, speel- en schuilgelegenheden,
informatieborden en bewegwijzering) zijn toegestaan.
In het gehele plangebied wordt routegebonden
recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen enzovoort op bestaande paden
mogelijk gemaakt.
Het recent gerealiseerde project met de bestemming ‘groenvoorzieningen met landschappelijke waarde’ ligt in tegen de wijk Nazareth en is ruimtelijk sterk verweven met deze woonwijk. Dit gebied wordt gekenmerkt door een open extensief beheerde groenvoorziening. Het beheer in het gebied is gericht op:
-
het recreatief gebruik als stedelijk uitloopgebied;
- het
behouden en verder ontwikkelen van natuurwaarden in het algemeen;
-
het behoud van de geomorfologische en hydrologische
structuurkenmerken.
Deze bestemming
is gelegd op een zevental landgoederen en buitens en beslaat het hele eigendom.
Op de inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen is aangegeven
welke functies per landgoed voorkomen.
In de
beschrijving in hoofdlijnen wordt eerst een sfeerbeeld gegeven van de
landgoederen in één geheel. Daarna wordt in de beschrijving per landgoed
aangegeven welke wensen en ideeën er
bestaan met betrekking tot verdere ontwikkeling van het landgoed. Ook zijn de
bestaande functies aangegeven per landgoed, en is aangegeven waar het beleid
van de gemeente zich op richt. Voor de regeling is aangesloten bij de
voorbeeldregeling zoals opgesteld door de Federatie Particulier Grondbezit,
commissie Landgoederen, met dien verstande dat, in verband met beperkingen
vanuit geluidzoneringen, is gekozen voor een consoliderende bestemming: de
huidige situatie wordt vastgelegd, met wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe
ontwikkelingen. Voor de uitbreiding van SBO De Opstap is echter reeds een
directe bouwtitel opgenomen. Mede hiervoor is eveneens een hogere waarde
procedure gevolgd. De initiatieven van de Baylor-universiteit bij
Groot-Vaeshartelt zijn in dit plan reeds meegenomen. De huidige functie van
Kruisdonk is ten behoeve van kantoordoeleinden. De gemeente staat hier in
principe niet negatief tegenover wanneer het gaat om een eindgebruiker die de
cultuurhistorische waarden van het gebouw en het park respecteert, waarbij
tevens zoveel mogelijk de (gedeeltelijke) openbaarheid van het landgoed
gegarandeerd wordt.
Binnen deze bestemming is een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor functieverandering van de landgoederen
alsmede ten behoeve van uitbreiding van het bebouwingsvlak. Dit laatste kan
bijvoorbeeld gebruikt worden ten behoeve van de geplande uitbreiding van La
Grande Suisse B.V. Hiervoor is reeds een hogere waarde procedure gevolgd.
De bestaande woningen zullen positief bestemd
worden. Ingevolge het gemeentelijk en het provinciaal beleid zullen in principe
geen nieuwe burgerwoningen, anders
dan woningen die ontstaan ten gevolgen van boerderijsplitsing of
bedrijfsbeëindiging, in het
(buiten)gebied worden toegelaten.
Binnen deze bestemming is een transportbedrijf
aangeduid als ‘Bestaand Bedrijf’. Dit transportbedrijf heeft een
milieuvergunning, maar de aanduiding geeft aan dat dit bedrijf in principe niet
past binnen de woonbestemming. Van overheidswege zullen echter geen stappen
ondernomen worden het bedrijf (opnieuw) te verplaatsen.
De aanduiding tot Bestaand bedrijf geeft aan dat
wanneer het transportbedrijf op houdt te bestaan er geen nieuw bedrijf
gevestigd kan of mag worden. Op deze manier is een soort uitsterfconstructie
geconstrueerd welke garandeert dat er geen nieuw bedrijf kan ontstaan, hetgeen
wel zou kunnen gebeuren bij een specifieke bedrijfsbestemming.
Het (bebouwde) erf behorende bij de woning is
territoriaal bepaald (‘bouwblok op maat’). Bij de woning mogen aangebouwde of
vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd met een maximale maat van 80 m², conform
gemeentelijk beleid.
Aan huis gebonden beroepen zijn ingevolge de
jurisprudentie rechtstreeks toegestaan, terwijl voor kleinschalige
ambachtelijke bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 een
vrijstellingsbevoegdheid is opgenomen. Met deze categorieën wordt gerefereerd
aan de bij de voorschriften als bijlage opgenomen Staat van
bedrijfsactiviteiten. Deze Staat is gebaseerd op de nieuwste uitgave van de
VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Deze Staat is vervolgens bewerkt in
die zin dat rekening is gehouden met specifieke kenmerken van de omgeving. Zo
is op de Staat een correctie toegepast ten aanzien van het omgevingstype:
aangezien de omgeving is aan te merken als landelijk gebied met woningen is op
de VNG-Staat een correctie toegepast met betrekking tot geur, stof, gevaar en
verkeer. De VNG-Staat gaat immers uit van een rustige woonwijk.
Daarnaast is de VNG-Staat aangepast aan de eigen
situatie binnen de gemeente: bedrijven die per definitie niet voorkomen in de
gemeente zijn geschrapt (zeevaart e.d.).
Voor kleinschalig kamperen, nevenactiviteiten of
functieverandering in vrijgekomen (bedrijfs)gebouwen worden, op grond van
gemeentelijk beleid, bij de bestemming ‘wonen’ geen mogelijkheden geboden.
De in het plangebied aanwezige bedrijven, met
uitzondering van het transportbedrijf en de manege, zullen positief worden
bestemd in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’. Dit betreft zowel agrarische als
niet-agrarische bedrijven.
De
milieuhygiënische toelaatbaarheid van niet-agrarische bedrijven wordt getoetst
aan de verenigbaarheid met de woonfunctie. Aan de voorschriften is een Staat
van Bedrijfsactiviteiten toegevoegd waarin de bedrijven zijn opgenomen die in
principe toelaatbaar zijn. Bedrijven in categorie 1 en 2 zijn rechtstreeks
toelaatbaar mits de afstanden zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten
worden aangehouden. Bedrijven in categorie 3 alsmede bedrijven die niet
voorkomen in genoemde Staat, doch die daarmee naar aard en invloed op de
omgeving gelijk zijn te stellen, zijn uitsluitend middels vrijstelling
toelaatbaar.
Zoals hiervoor
reeds is aangegeven, is de Staat een aangepaste versie van de standaardlijst
zoals die door de VNG is opgesteld. De afstanden in de lijst zijn gecorrigeerd
voor het omgevingstype landelijk gebied met woningen en daarnaast zijn
bedrijven geschrapt welke bodembedreigende activiteiten kunnen ontwikkelen. Dit
laatste in verband met het feit dat nagenoeg het gehele plangebied een
grondwaterbeschermingsgebied is.
Bestaande
bedrijven die qua situering niet in overeenstemming zijn met deze
uitgangspunten worden geacht aan het plan te voldoen, met dien verstande dat
slechts een beperkte uitbreiding (15%) mogelijk is.
Agrarische bedrijven zijn bedrijven die een
economisch bestaan halen uit het telen van gewassen of het houden van dieren.
Ter voorkoming van de ontwikkeling van functies
die geen binding hebben met het buitengebied, dienen agrarische bestemmingen
alleen te worden gelegd in situaties waarbij sprake is van bedrijfsmatige agrarische activiteiten hetgeen uit de omvang en de
doelmatige opzet dient te blijken, o.a. op grond van geldende plannen, gemeentelijke
kennis, milieuvergunningen en luchtfoto’s.
Deze agrarische bedrijven hebben een bouwblok op
maat gekregen waarbinnen ruimte is voor uitbreiding. Het ‘koppelteken’ op de
plankaart geeft aan dat dezelfde regels van kracht zijn voor de betreffende 2
bouwblokken.
Het agrarisch bedrijf aan de Mariënwaard heeft
geen milieuvergunning.
Twee agrarische bedrijven hebben een bouwblok
gekregen met specifieke mogelijkheden. Bij het agrarisch bedrijf aan de
Boekenderweg is detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten toegestaan,
hetgeen eveneens geldt voor het tuincentrum aan de Kruisdonk. Voor dit
tuincentrum is tevens de aanduiding ‘Kassen toegestaan’ opgenomen.
Met het van kracht worden van de Wet op de
Openluchtrecreatie op 1 november 1995 is de Kampeerwet komen te vervallen. Dit
heeft grote gevolgen voor het gemeentelijk kampeerbeleid. De gemeente heeft nu
een grotere beleidsvrijheid en verder beperkt de wet zich niet tot kamperen
maar omvat het brede veld van de openluchtrecreatie. De gemeente heeft hiertoe
de Beleidsnota Kamperen en volkstuinen in Maastricht opgesteld.
Voor het plangebied worden geen grootschalige
recreatievoorzieningen mogelijk gemaakt. Kamperen is slechts bij de boer onder
voorwaarden op het agrarisch bouwblok toegestaan.
Hieronder vallen de bestaande waterlopen, oevers
en waterpartijen welke positief bestemd zullen worden. De regeling is afgestemd op de bestaande situatie.
Binnen de bestemming zijn alleen directe bebouwingsmogelijkheden opgenomen,
gericht op noodzakelijke beperkte voorzieningen voor waterbeheer (bruggen,
stuwen, sluisjes etc.).
Binnen de aanduiding ‘primaire watergang’ zijn de
watergangen opgenomen die van overwegend belang zijn voor de
waterhuishoudkundige betekenis van het agrarisch gebied en de landgoederen. De
waterlopen zijn bestemd voor waterhuishoudkundige en landschappelijke
doeleinden en staan primair ten dienste van agrarische belangen. De primaire
watergangen lopen ook over de landgoederen waarmee wordt aangegeven dat de
landgoedeigenaren betrokken zijn bij het beheer van de watergangen Kanjel en
Gelei en sommige nieuw aan te leggen verbindingen vanwege de waterhuishouding.
De regeling voor
de primaire watergangen is gericht op het verbeteren van het beheer en
versterking van de functies ten behoeve van ecologie en landschap. Barrières
moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
In het kader van de keur van Waterschap Roer en
Overmaas geldt overigens een waterhuishoudkundige toets bij alle ingrepen aan
watergangen. Hiervoor is een vergunning bij het Waterschap vereist.
Alle wegen worden binnen deze bestemming begrepen.
Het gaat daarbij om hoofdverkeerswegen (A79 en A2), interlokale wegen,
ontsluitingswegen, onverharde & semi-verharde wegen en fietspaden.
Het beleid is gericht op het instandhouden van de
verkeerskundige doeleinden, met inbegrip van de aanwezige civieltechnische
recreatie-, groen- en nutsvoorzieningen en eventuele aangrenzende vrijliggende
fietspaden.
De bestemming is tevens gericht op de bescherming
van landschappelijke en recreatieve waarden.
De bebouwingsmogelijkheden zijn zeer beperkt en
uitsluitend toegestaan ten behoeve van verkeerskundige doeleinden inclusief de
bijbehorende kunstwerken.
Binnen de bestemming ‘spoorweg’ zijn de bestaande
spoorwegverbindingen Maastricht-Heerlen en Maastricht-Sittard opgenomen.
Het beleid is gericht op het instandhouden van de
verkeerskundige doeleinden alsmede de bijbehorende voorzieningen.
Daarnaast geldt binnen de bestemming het instandhouden
van eventueel aanwezige landschappelijke waarden. De bebouwingsmogelijkheden
zijn beperkt en uitsluitend toegestaan ten behoeve van verkeersdoeleinden.
a
Op en ter
weerszijden van het op de plankaart aangegeven gebied met de bestemming
spoorwegdoeleinden zijn de artikelen 36 t/m 40 Spoorwegwet (Stb. 1875, 67) en
artikel 15 RDHL van toepassing.
b
Conform artikel 36
t/m 40 Spoorwegwet mag niet zonder ontheffing door of vanwege de Minister van
Verkeer en Waterstaat worden gebouwd, respectievelijk werken of werkzaamheden
worden uitgevoerd die in strijd zijn met de Spoorwegwet.
c
Conform artikel 15
RDHL is het verboden zonder vergunning, verleend door of namens de minister van
Verkeer en Waterstaat, op, in, boven of onder de spoorweg leidingen, werken, andere
inrichtingen of beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen, of te hebben,
dan wel daarmee verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen
uitvoeren. Deze publiekrechtelijke bevoegdheid van NS Railinfrabeheer BV om vergunningen
te verlenen ex artikel 15 RDHL heeft ten doel de veiligheid en de onbelemmerde
beschikbaarheid van de spoorweg te garanderen.
d
Onheffingen en
vergunningen zoals genoemd onder b en c dienen te worden aangevraagd bij NS
Railinfrabeheer BV regio Zuid, Postbus 6433, 5600 HK te Eindhoven.
De bestaande leidingen die voor bescherming in aanmerking komen zijn in
deze dubbelbestemming opgenomen.
Binnen het plangebied gaat het daarbij om twee
gasleidingen, een rioolwatertransportleiding en een 150 kV
hoogspanningsleiding.
Binnen de dubbelbestemming is bij de gasleidingen
een veiligheidszone opgenomen van 4 m ter weerszijden van de leiding,
waarbinnen, naast het overige grondgebruik, uitsluitend bouwwerken mogen worden
opgericht voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding.
Hetzelfde geldt voor de rioolwatertransportleiding, evenwel binnen 2,5 m ter
weerszijden van de leiding.
Deze bestemming omvat de archeologische waarden
vanwege archeologische voorwerpen in de bodem of sporen van oudheidkundige
betekenis.
In deze dubbelbestemming is bebouwing (met
uitzondering van de bouwblokken) niet mogelijk, voor zover dit al in de
onderliggende gebiedsbestemming was. Mogelijkheden tot vrijstelling zijn
opgenomen om ingrijpende ontwikkelingen te kunnen toetsen en zo onomkeerbare
aantasting van archeologische waarden te voorkomen.
Dit gebied is conform de Provinciale
Milieuverordening Limburg opgenomen om het gebied een planologische
basisbescherming te geven. In de Provinciale verordening zijn nadere bepalingen
opgenomen. Via het bestemmingsplan geldt aldus geen aanvullende regelgeving.
Het andere milieubeschermingsgebied, namelijk het
grondwaterbeschermingsgebied, wordt beschermd door opneming daarvan in de
doeleindenomschrijving van desbetreffende artikelen.
6.1.1 Handhaving
De handhaafbaarheid van het plan staat of valt met de duidelijkheid van, en de kennis van de gebruikers van het plangebied omtrent de juridische regeling. Daarnaast is het van belang zicht te hebben op de bestaande situatie/rechten zoals aanwezig op het moment van planvaststelling. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Landgoederenzone is hiermee rekening gehouden. De bestaande toestand is zo gericht mogelijk vertaald in de planregeling c.q. positief bestemd, en afgestemd op het handhavingsbeleid.
Dit is in feite de eerste stap van het daadwerkelijke handhavingsbeleid die zo gericht mogelijk afgestemd moet worden op het dan gewenste handhavingsbeleid. Belangrijk zijn daarbij de volgende zaken:
- het vastleggen van gericht nader te bepalen ‘nul-situaties’;
- wijze van periodieke controle middels luchtfoto’s of veldbezoek;
- gerichte voorlichting aan handhavingscontroleurs en bewoners/ge-bruikers, zowel vooraf als nadat het plan is vastgesteld en zowel algemeen als gebiedsgericht; tevens heeft het voordelen als voorlichting en handhaving op onderdelen integraal wordt opgepakt.
Handhaving kent vele aspecten die gezamenlijk tot een goed resultaat moeten leiden. Slechts een aantal is direct toe te schrijven aan de aard en opzet van het bestemmingsplan. Andere aspecten hebben zowel te maken met het voorbereidende planvormingsproces als met nazorg (beheer) en evaluatie achteraf. Ook de ambtelijke betrokkenheid en het politieke draagvlak spelen daarbij een belangrijke rol.
Wanneer de actualisering van het bestemmingsplan gepaard gaat met een consequent handhavingsbeleid en een organisatie die dit mogelijk maakt, is al veel gewonnen. De gemeente heeft hiervoor een aparte beleidsnota uitgezet in de vorm van de nota ‘Je Maintiendrai, handhaving van regelgeving op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening in de gemeente Maastricht’. Het belang van een dergelijke handhavingsnota ligt erin dat het gemeentebestuur door schriftelijk vastgelegd en openbaar gemaakt handhavingsbeleid, geen of minder risico loopt bij de handhaving door middel van sanctiemiddelen en minder snel door de rechter op de vingers kan worden getikt.
6.1.2
Uitvoering
De Landgoederenzone wordt in eerder genoemde handhavingsnota gerekend tot het buitengebied van de gemeente. In zijn algemeenheid vormt het buitengebied een volledig op zichzelf staand onderdeel met een eigen problematiek. Dit is onderkend met de oprichting van een specifiek intergemeentelijk samenwerkingsverband: het Gewest Maastricht en Mergelland. Het wordt dan ook doelmatig geacht om voor de formulering van het ruimtelijk handhavingsbeleid gebruik te maken van de opgedane ervaringen in de regio en zou voor een soortgelijke integrale aanpak gekozen kunnen worden. De handhaving van de voorschriften zal plaatsvinden op drie niveaus. nadrukkelijk zal worden ingezet op preventie/toezicht.
Gedacht moet hierbij worden aan goede voorlichting en informatie aan de toezichthouders en gebruikers/eigenaren in het gebied. Daarnaast zal vanuit het reguliere werkpakket voor het grootste gedeelte van de beschikbare werktijd uitvoering gegeven worden aan de vergunningverlening en toezicht op de uitvoering daarvan.
Tenslotte zal er repressieve handhaving plaats dienen te vinden indien er daadwerkelijk sprake is van afwijking van de gestelde regels en voorschriften. Optreden is geboden om de ontstane illegale situatie ongedaan te maken. Dit kan variëren voor het alsnog legaliseren door middel van vergunningverlening tot het doen beëindigen van de overtreding.
Op basis van prioritering en
differentiëring zullen bovenstaande drie handhavingsaspecten worden ingepast in
het reguliere werkpakket (handhavingsjaarprogramma).
Aangezien het bestemmingsplan conserverend van opzet is zijn er geen actieve ontwikkelingen in het plan voorzien en is er geen noodzaak de financiële en economische haalbaarheid te onderbouwen. Voor de actiepunten welke genoemd zijn zal buiten het bestemmingsplan om met de gebiedsbeheerders gekozen worden voor een kwalitatieve verbetering.
In het kader van het
vooroverleg is een schriftelijke reactie ontvangen van de navolgende
instanties:
1 PCGP
2 Gemeente Meerssen
3 Zuiveringschap Limburg
4 Rijkswaterstaat
1
Planopzet
Het
plangebied herbergt zodanige waarden dat een adequate bescherming zeer gewenst
is. De gekozen planopzet voldoet in principe aan deze voorwaarde.
Verzocht
wordt te overwegen ook de landgoederen/kastelen Bethlehem, de Geusselt en
eventueel ook Hartelstein in het plangebied op te nemen om zo nog meer de
(gewenste) samenhang in het gebied te benadrukken.
Reactie:
Ofschoon wij onderkennen dat er een samenhang is tussen de landgoederen aan de noordoostzijde van de stad die zich uitstrekt van de Withuishof aan de oostzijde (Bergerstraat) tot en met Hartelstein ten noorden van Itteren is het niet mogelijk en wenselijk alle landgoederen in een bestemmingsplan te regelen. Voor een aantal landgoederen is een adequaat bestemmingsplan van kracht (Scharn Noord, Amby 1993). Voor anderen is een plan in voorbereiding (Grensmaas). Getracht wordt altijd een zo logisch mogelijke planbegrenzing te kiezen waarbij diverse aspecten en argumenten worden gewogen. De gekozen plangrens is ons inziens dan ook logisch en aanvaardbaar.
2
Natuur en
landschap
a De
gronden met de bestemming ‘Aln’ zijn grotendeels gelegen in een ecologische
verbindingszone. In de doeleindenomschrijving is sprake van behoud van
landschaps- en natuurwaarden. Gewenst is het om te streven naar versterking van
het verbindingskarakter van deze zone, met name in de open gebieden tussen de
landgoederen.
In de zone van de Geul, welke onderdeel
uitmaakt van een ecologisch ontwikkelingsgebied, dient ook de wenselijkheid van
verdere natuurontwikkeling te worden overwogen.
In de bestemming Groenvoorziening
met landschappelijke waarde’ dienen niet alleen de landschapswaarden maar ook
de aanwezige natuurwaarden te worden behouden en waar mogelijk ontwikkeld.
In verband met c. wordt het juist
geacht de bestemming ‘Groenvoorziening’ te wijzigen in ‘Natuurgebied’.
Reactie:
a In de voorschriften wordt toegevoegd dat in de open gebieden tussen de
landgoederen tevens gestreefd wordt naar versterking van landschaps- en
natuurwaarden.
b Het plan is hoofdzakelijk conserverend van opzet. In de voorschriften zal
een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden om bestemmingen te wijzigen
in een natuurbestemming ten behoeve van natuurontwikkeling.
c De gronden met de bestemming ‘groenvoorzieningen met landschappelijke
waarden’ hebben betrekking op het onlangs gerealiseerde buurpark Nazareth. Deze
gronden zijn vooral bedoeld als uitloopgebied voor de buurt Nazareth. Wel is
voor een deel voor een ecologische inrichting gekozen op basis waarvan een
beperkte ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden tot de
mogelijkheden behoort. Primair blijft het echter ‘buurtpark Nazareth’.
d Gelet op het gestelde onder c voert het ons inziens te ver om te bestemming
‘groenvoorzieningen met landschappelijke waarden’ te wijzigen in
‘natuurgebied’. Wel zullen wij de bestemming wijzigen in ‘groenvoorzieningen
met landschappelijke en natuurlijke waarden’.
3 Agrarische
bouwkavels
Verzocht
wordt om over de regeling van de agrarische bouwkavels overleg te plegen met de
hoofdgroep RGV en de LLTB. Daarbij dient tevens aandacht te worden geschonken
aan het in het plan opgenomen agrarisch bouwvlak voor een bestaand tuincentrum.
Ook dient hierbij te worden betrokken de kwestie van het al of niet toelaten
van detailhandel conform het provinciaal beleid op dit punt.
Reactie:
Over deze materie is overleg gepleegd met de
hoofdgroep RGV van de Provincie Limburg. Voor het plangebied is gekozen voor de
methodiek zoals die ook in het bestemmingsplan Amby 1993 is gebruikt. Het plan
herbergt maar een zeer beperkt aantal agrarische bedrijven, waarvan er ook nog
een paar in de afbouwfase verkeren. Feitelijk zijn er maar twee bedrijven met
toekomstperspectief; in casu het goed geoutilleerd bedrijf aan de Boekenderweg
(enige jaren geleden verplaatst vanuit binnenstad/Herdenkingsplein) en het
tuindersbedrijf aan de Kruisdonk 47A. Voor het bedrijf aan de Kruisdonk 47A zal
mede naar aanleiding van de inspraakreactie het bestemmingsplan zodanig worden
gewijzigd dat de bouw van een serre van ongeveer 1000 m2 deels als
vervangende nieuwbouw van de bestaande overkapping, buiten de 50 m rooilijn
langs rijkswegen mogelijk worden gemaakt. Vanuit distributieplanologisch
oogpunt bestaat geen bezwaar tegen verspreid over de stad gevestigde
tuincentra. Ook landschappelijk bestaat daartegen geen fundamenteel bezwaar.
4 Infrastructuur
en waterhuishouding
Rijkswaterstaat
en de Waterschappen zullen hun opmerkingen separaat doen toekomen.
Reactie:
Verwezen wordt naar de beantwoording van de
reacties van Rijkswaterstaat en het Zuiveringsschap Limburg. Van de zijde van
het Waterschap Roer en Overmaas hebben wij geen reactie ontvangen.
5 Milieuaspecten
Geluidgevoelige bebouwing wordt
toegelaten door middel van artikel 11 WRO. Indien hiervan gebruik gemaakt wordt
dient de hogere grenswaarden vóór het vaststellen van het bestemmingsplan door
de gemeenteraad te zijn vastgesteld.
De opgenomen
zones industrielawaai (Beatrixhaven en Papierfabriek Meerssen) komen niet
overeen met de provinciale gegevens op dit punt. Verzocht wordt hierover
contact op te nemen met de provincie.
Reactie:
a Er zijn twee nieuwe situaties binnen het plangebied waarvoor thans bekend
is/ c.q. kan worden ingeschat dat geluidgevoelige functies worden toegevoegd,
te weten de uitbreiding van de school Overbunde en een mogelijke uitbreiding
van de Grande Suisse. De uitbreiding van de school is inmiddels zodanig
concreet dat deze rechtstreeks in het plan zal worden geregeld. Momenteel wordt
een akoestisch onderzoek verricht om te bepalen of voor deze uitbreiding een
hogere grenswaarde nodig is. Zonodig zal de procedure worden gevoerd en
afgerond voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De planvorming m.b.t. de
uitbreiding van de Grande Suisse is op dit moment nog niet zodanig
uitgekristalliseerd dat een directe bouwtitel wordt opgenomen. De richting van
de uitbreiding is wel voldoende helder om een noodzakelijke hogere waarde
procedure te kunnen voeren. Ook deze procedure zal voor de vaststelling van het
bestemmingsplan worden afgerond.
Het is
praktisch onmogelijk en uit kostenoverwegingen ongewenst om alle mogelijke
uitbreidingen van geluidgevoelige functies vooraf ruimtelijk te begrenzen.
Derhalve zal aan de wijzigingsbevoegdheid een bepaling worden toegevoegd waarin
is bepaald dat bij toevoegen van geluidgevoelige functies voldaan moet worden
aan de voorkeursgrenswaarden dan wel vooraf vastgestelde hogere waarden niet
mogen worden overschreden.
b Over de opgenomen zones heeft overleg plaatsgehad met de provincie. De
noodzakelijke aanpassingen zullen worden verwerkt.
6 Monumenten
De als
rijksmonument aangewezen gebouwen en landschapsparken dienen per gebouw/park
als zodanig op de kaart te worden aangegeven. De beschrijving ervan dient in
overeenstemming te zijn met de omschrijving in het Monumenten Selectie Project.
De portierswoning van Groot-Vaeshartelt dient expliciet als gebouw te worden
aangemerkt.
Reactie:
Het bestemmingsplan zal worden aangepast. Ook zal in
de het bestemmingsplan een relatie worden gelegd met het Monumenten Selectie
Project. De beschrijvingen in dit MSP zijn echter veel te uitvoerig om deze
integraal in het bestemmingsplan op te nemen. Volstaan zal derhalve worden met
een kernachtige beschrijving met een verwijzing naar het MSP.
7 Voorschriften
Ingevolge art. 3 lid 3 hebben
b&w de bevoegdheid vrijstelling te verlenen van het bouwverbod t.b.v.
kleine gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. In de huidige moderne
bedrijfsvoering worden dergelijke bouwwerken niet (meer) noodzakelijk geacht en
kan daarom geschrapt worden.
Uit het plan blijkt niet waarom in
art. 6 lid 3 sub d. en in art. 7 lid 3.2 ten aanzien van de omvang van
bijgebouwen, de Handleiding Bestemmingsplannen c.a. niet wordt gevolgd.
Reactie:
a Het plan wordt overeenkomstig aangepast.
b Ten aanzien van de bijgebouwen regeling volgt de gemeente haar eigen beleid
dat niet zoveel afwijkt van de maatvoeringen in de handleiding. Omdat binnen de
recentere plannen van Maastricht en dus ook in dit plan aan- en uitbouwen
t.b.v. de hoofdfunctie onder de bijgebouwenregeling is gebracht rechtvaardigt
dit ons inziens een iets grotere maat. In recente plannen is deze maat door de
provincie ook goedgekeurd. Wij zien derhalve geen aanleiding deze regeling te
wijzigen.
Ad 2 Gemeente Meerssen
a Hoewel het bestemmingsplan overwegend
conserverend van aard is, is het gewenst aandacht te schenken aan de
invloedssferen die zich op het grensgebied Meerssen-Maastricht voordoen.
b De aanduiding op de plankaart ‘grens
van het bestemmingsplan ‘ dient nabij het meest westelijk deel van Ingenope
(kern Bunde) tot aan het Julianakanaal gewijzigd te worden in ‘grens van het
bestemmingsplan, tevens gemeentegrens’. Dit geldt ook voor de inventarisatiekaarten.
c Daar waar de Geul de grens vormt van
Maastricht en Meerssen zou aan de bestemming Aln een differentiatievlak
‘Natuurontwikkelingsgebied’ toegevoegd kunnen worden.
d In de toelichting wordt onder
Ecologische structuur voorgesteld een nieuwe ruimtelijke structuur te ontwikkelen
in het gebied, waarbij de ontwikkeling van een groot multifunctioneel bos
centraal staat. Het ware wenselijk hiermee in de voorschriften door middel van
een wijzigingsbevoegdheid, rekening te houden.
e Hoewel conserverend, wordt op
afbeelding 9 van H4 het gebied aangeduid voor ontwikkeling van de Geuldalzone.
Nu het beleid ten aanzien van het Beneden-Geuldal op provinciaal niveau reeds
geformuleerd is, adviseren wij u daarop op bestemmingsplanniveau aan te
sluiten.
Reactie:
a Beide kaarten zullen aangepast worden.
b Het plan is hoofdzakelijk conserverend van opzet. In de voorschriften zal
een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden om bestemmingen te wijzigen
in een natuurbestemming c.q. teneinde natuurontwikkeling mogelijk te maken.
c De toelichting die is gestoeld op het Perspectief op de landgoederenzone
zal op dit punt iets worden aangepast. Verduidelijkt zal worden dat binnen dit
bestemmingsplan met een groot multifunctioneel bos niet het ooit voorgestelde
grote bos van 100 ha bedoeld is , maar de omvorming van bestaand productiebos
naar natuurbos, eventueel aangevuld met een aantal bestaande bos-arealen met
als doel de ruimtelijke structuur van het gebied, als drager van het gebied te
versterken.
d Zie reactie op b en c.
Ad 3 Zuiveringschap Limburg
a De binnen het plangebied gelegen
rioolwatertransportleiding Meerssen-Limmel is niet op de plankaart aangeduid.
Verzocht wordt de plankaart, alsmede artikel 13 te wijzigen.
b In het Integraal Waterbeheersplan is
aan de Geul een specifiek ecologische functie toegekend. SEF betekent dat de
inrichting, het beheer en het onderhoud van dit oppervlaktewater gericht moet
zijn op het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. Verzocht wordt
hiermee rekening te houden;
c De namen van de Geul, Kanjel en Gelei
dienen op de plankaart terug te komen;
d De waterbeheerders geven er sterk de
voorkeur aan dat alle waterstaatkundige belangen in een apart hoofdstuk (‘natte
paragraaf’) worden gebundeld. Verzocht wordt een dergelijke paragraaf alsnog in
de plantoelichting op te nemen.
Reactie:
a Het plan zal overeenkomstig de suggestie aangepast worden.
b De specifieke waarden van de Geul zullen in de voorschriften beschermd
worden.
c De kaarten zullen aangepast worden.
d De toelichting is sterk gestoeld op het Perspectief op de landgoederenzone.
In paragraaf 2.6 is reeds een belangrijk deel van de zogenaamde natte paragraaf
weergegeven. In paragraaf 4.3 wordt dit gecompleteerd.
Ad 4 Rijkswaterstaat
a In artikel 2.2 is het rooilijnenbeleid
van Rijkswaterstaat weergegeven. Deze rooilijnen komen nog niet voor op de
inventarisatiekaart.
b Op het verbod te bouwen binnen de 0-50
m zone dient een uitzondering gemaakt te worden voor aan de weg gerelateerde
bouwwerken.
c De rooilijn van 30 m langs het
Julianakanaal ontbreekt.
d Ook bij de vrijstellingsbevoegdheid
voor het bouwen van communicatievoorzieningen (art. 16) dienen de rooilijnen
langs rijkswegen en rijksvaarweg in acht genomen te worden.
e Binnen de bestemming verkeersdoeleinden
zou wel bebouwing ten behoeve van de bestemming toegelaten moeten worden.
Tevens wordt verzocht de doeleindenomschrijving uit te breiden met de
aanduiding waterkering ten behoeve van het dijklichaam van het Julianakanaal.
f
De westelijke rijbaan van de A2 is ten onrechte aangeduid als afrit.
Reactie:
a
De kaart zal worden
aangepast.
b
Artikel 2.2 zal
worden aangepast.
c
Zie a. en b.
d
Artikel 16 zal
worden aangepast.
e
Artikel 11 zal
worden aangepast.
f
De plankaart
zal worden aangepast.
De nota ‘Perspectief op de landgoederenzone’ is de basis geweest voor het voorliggend bestemmingsplan ‘Landgoederenzone’.
Over deze nota heeft een discussie- en inspraakbijeenkomst plaatsgevonden op 19 maart 1997. Het verslag hiervan is als bijlage 4 aan de toelichting bijgevoegd.
De nota heeft daarnaast vanaf 24 februari 1997 ter inzage gelegen bij de Stadsbalie van het gemeentehuis. Naast de inspraakbijeenkomst bestond er de mogelijkheid om tot 2 april 1997 schriftelijk op de nota te reageren. Bij de gemeente zijn 5 schriftelijke reacties ingediend. Deze reacties zijn eveneens als bijlage 3 aan de toelichting bijgevoegd.
Op 22 september 1999 is een inspraakavond
georganiseerd ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan in de basisschool ‘De
Opstap’ (Mariënwaard). De bijeenkomst is door ca. 40 personen bezocht.
Daarnaast zijn 6 schriftelijke reacties ingediend.
De reacties tijdens de inspraakavond zijn
gegroepeerd besproken in het verslag dat van de avond is gemaakt. Verwezen
wordt naar het verslag dat als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.
De volgende schriftelijke reacties zijn ingediend:
1 La
Grande Suisse B.V. p/a A.M. van Zundert, Onderstraat 32, 3770 Kanne – Riemst
België
Van het
college heb ik een brief ontvangen waarin zij aangeven in principe in te kunnen
stemmen met een aan het hoofdgebouw ondergeschikte uitbreiding van het Monument
La Grande Suisse, conform mijn ingediende principeverzoek. Verzocht wordt het
bestemmingsplan zodanig aan te passen dat mijn bouwplan mogelijk gemaakt wordt.
Reactie:
Ofschoon ons College in principe de bereidheid
heeft uitgesproken medewerking te verlenen aan een uitbreiding van de Grande
Suisse is de concrete planvorming zowel ruimtelijk (in relatie tot de omgeving)
als functioneel nog niet voldoende helder om in dit plan op dit moment een
concrete bouwtitel op te nemen. Als de planontwikkeling binnen de afgegeven
randvoorwaarden rond komt en dus ook een voldoende meerwaarde oplevert voor de
landgoederenzone is het mogelijk met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid
van ons College om daarop in te spelen. Zoals hiervoor bij de beantwoording van
de PCGP reactie al is opgemerkt zal wel al een hogere waarde procedere in het
kader van de wet geluidhinder worden gevoerd.
In de toelichting zal concreet aandacht worden
besteed aan de mogelijke uitbreiding.
2 J.
Kamermans, Kast. Rivierenstraat 6, 6222 SM Maastricht
Gewezen
wordt op de miserabele verkeersvoorzieningen voor voetgangers/wandelaars in het
gebied, m.n. langs de Meerssenerweg. Verzocht wordt de infrastructuur te
verbeteren in het gebied tussen Vaeshartelt, Mariënwaard en Nazareth zodat het
begrip recreatie betekenis kan krijgen. Vooral het gebied langs de autobaan
achter Mariënwaard en Dr. Poelsoord dient voor wandelaars ontsloten te worden.
Het bestaande oude boom- en natuurbestand vraagt daarom.
Reactie:
In paragraaf 4.3.2 wordt ingegaan op de mogelijke
verbeteringen aan het routenetwerk. In 4.3.3 worden de actiepunten aangegeven
waarvoor het bestemmingsplan ook de ruimte biedt.
3 SBO De
Opstap, p/a dhr. J. Consten, Mariënwaard 57 6222 AM Maastricht
Gewezen
wordt op het uitbreidingsplan vanwege fusie waardoor de begrenzing van de
bebouwing overschreden zal worden en er een parkeerterrein voor voertuigen van
het personeel zal worden aangelegd.
Verder
wordt nadrukkelijk gewezen op de ontsluiting van de school die verkeersonveilig
is. Het bestuur van de SSOM dringt er op aan om genoemde ontwikkelingen mee te
nemen in het ontwerp-bestemmingsplan.
Reactie:
Zoals al eerder is aangegeven, is het
uitbreidingsplan van de school voldoende concreet om een directe bouwtitel op
te nemen .Het bebouwingsvlak op de plankaart zal worden aangepast. Ook de
toelichting zal worden aangepast. Ofschoon de verkeersregulering niet iets is
wat in een bestemmingsplan geregeld kan worden opgenomen is de feitelijke
situatie inmiddels wel zodanig aangepast dat er een door verkeerslichten
geregelde aansluiting is gerealiseerd.
4 J.B.
Roossen, p/a Tongerseplein 10, 6214 BH Maastricht
Geeft aan
dat bij wijziging van bestemming van agrarisch tot landgoederenzone er rekening
mee gehouden dient te worden dat Roossen op basis van een overeenkomst
(31-8-98) met Triangle ter plaatse een agrarisch bedrijf mag uitoefenen totdat
er vervanging is gevonden. Voorkomen dient te worden dat een wijziging van de
bestemming zou leiden tot beperkingen in het uitvoeren van een agrarisch
bedrijf.
Reactie:
Privaatrechtelijke overeenkomsten hebben in
principe geen invloed op het bestemmingsplan. Omdat het hier ook nog om een
tijdelijke situatie gaat wordt het niet opportuun geacht deze in het
bestemmingsplan te vertalen. Tenslotte worden bestaande activiteiten die
‘wegbestemd’ worden beschermd door het overgangsrecht. Het inmiddels concrete
bouwplan voor de uitbreiding van de Baylor-universiteit is in het
bestemmingsplan met een directe bouwtitel opgenomen.
5 Wildershof
tuincentrum, p/a W. Derks, Kruisdonk 47a, 6222 PH, Maastricht
Dringend
wordt verzocht om uitbreiding (zie bijgevoegde tekeningen) toe te staan omdat
dit bedrijf alleen dan levensvatbaar is. Bij vormgeving en inrichting wordt
ingespeeld op de omgeving.
Reactie:
Zie onze antwoord op punt 3 van de opmerkingen van
de PCGP waarbij is aangegeven dat ten behoeve van de uitbreiding van het
tuincentrum de bouw van een serre van ongeveer 1000 m2 onder bepaalde
voorwaarden zal worden mogelijk gemaakt.
6 M.L.M.
Wolfs, Kruisdonk 45, 6222 PH Maastricht
Allereerst
wordt geattendeerd op een foutieve weergave van het perceel op de plankaart.
Verder wordt aangegeven dat het naastgelegen ‘natuurbos’ er onverzorgd bijligt.
Er zou niets aan onderhoud gedaan worden.
Reactie:
Perceel heeft onbedoeld de bestemming agrarisch
bouwblok gekregen. Het plan zal aangepast worden zodat het gehele perceel
Woondoeleinden wordt.
De onderhoudstoestand is geen aspect dat in het
kader van een bestemmingsplan dien te worden afgewogen maar is een
beheersaspect waarvoor in principe primair de eigenaar/gebruiker aansprakelijk
is.
Opmerkingen
raadscie S en O d.d. 2-11-1999.
Verzocht
in de evaluatie inspraak in te gaan op de punten:
fietsroutes/wandelroutes,
inpassing tuincentrum en agrarisch bedrijf. De fractie van Groen Links spreekt
nogmaals bezorgdheid uit over de financiering van dit soort projecten.
In de hiervoor geformuleerde beantwoording is al
ingegaan op de inpassing van het tuincentrum en de agrarische bedrijven.
Hier zal nog worden ingegaan op fiets/wandelroutes
en de financiering van de diverse actiepunten.
In het plan is als een van de vele aandachtspunten
de wenselijk aangegeven om de recreatieve routestructuur te verbeteren. Het
bestemmingsplan zelf kent geen exploitatieopzet. De uitvoering van de diverse
wensen zal dus op een andere wijze dienen te geschieden. Dit krijgt mede als
gevolg van dit planproces steeds meer aandacht.
Financiering zal derhalve dienen plaats te vinden
door gebruik te maken van de diverse projectsubsidies van Rijk en Provincie.
Genoemd kunnen worden: in het kader van ISV; Grootschalig groen in en om de
stad; Mogelijk aanhaken bij het project Beneden Geuldal en dan dus ROM-gelden
inzetten. Samenwerking met de diverse partijen in het gebied (Landgoedeigenaren
en Waterschap Roer en Overmaas). Jaarlijks zal in het kader van het Meerjareninvesteringsplan
bekeken moeten worden of er ook gemeentelijke middelen ingezet kunnen worden.
Rosmalen, 3 juli 2000
Croonen Adviseurs b.v.