1
HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN 1
Artikel 2 Wijze van meten c.q. berekenen 5
HOOFDSTUK II BESTEMMINGSREGELING 7
Artikel 3 Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarde 7
Artikel 5 Groenvoorzieningen met landschappelijke en natuurlijke waarden 12
Artikel 8 Bedrijfsdoeleinden 24
Artikel 9 Agrarisch bouwblok 27
Artikel 11 Verkeersdoeleinden 32
Artikel 13 Hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming) 34
Artikel 14 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 36
Artikel 15 Bodembeschermingsgebied Mergelland (dubbelbestemming) 37
HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN 35
Artikel 16 Vrijstellingsbevoegdheden ex artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 40
Artikel 17 Algemene wijzigingsbevoegdheid 40
Artikel 18 Bepalingen ter algemene bescherming van het plan 43
Artikel 19 Gebruiksbepaling 44
Artikel 20 Overgangsbepalingen 46
Artikel 21 Strafrechtelijke bepaling 48
Artikel 22 Titel 49
Bijlage: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
aan- en
uitbouw:
een
aan een hoofdgebouw aanwezig bouwwerk dat architectonisch ondergeschikt is aan
dat hoofdgebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het
hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- of
uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;
aan huis
gebonden beroep:
een
dienstverlenend beroep dat in een woning, met behoud van de woonfunctie, kan
worden uitgeoefend en dat behoort tot de categorie vrije beroepen of daarmee
qua aard, omvang en intensiteit vergelijkbare beroepen; hiervan kan alleen
sprake zijn indien deze functie wordt uitgeoefend door de feitelijke bewoner
van het pand, dit in tegenstelling tot een praktijkruimte;
agrarisch
bedrijf:
een
bedrijf, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van
producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
archeologische
waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid
van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of
grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed
vertegenwoordigend;
bebouwing:
één
of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
bebouwingsvlak:
een
op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als zodanig
aangegeven oppervlak, waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde
bebouwing mag worden gebouwd;
bedrijfswoning
of dienstwoning:
een
woning in of bij een gebouw, danwel op of bij een terrein, kennelijk slechts
bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse
noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in
overeenstemming met de bestemming;
bestaande
situatie (bebouwing en gebruik):
a bebouwing,
zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan,
dan wel mag worden bebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde
vergunning;
b het gebruik
van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan
rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsbreedte:
het direct ruimtebeslag van leidingenstroken;
bijgebouw:
een
gebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage,
berging of hobbyruimte en dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan bebouwing met één
hoofdgebouw of bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwwerk:
elke
bouwconstructie, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
consumentverzorgende en ambachtelijke
bedrijvigheid:
een bedrijf, waarin op een beroepsmatige wijze
ambachtelijke werkzaamheden worden verricht, anders dan in de zin van een aan
huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door
middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat,
als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de
woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
cultuurhistorische
waarde:
de waarde die een gebied ontleent aan zijn door
vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane
verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende
overblijfselen van die patronen;
extensief
recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen,
fietsen en vissen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming een
andere is;
gebouw:
elk
bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidgevoelige
bebouwing:
woningen en woonwagenlocaties, scholen voor
basisonderwijs, voorgezet onderwijs en hoger beroepsonderwijs, algemene,
categorale en academische ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere
gezondheidszorggebouwen en de daarbij behorende terreinen;
geomorfologie:
verklarende
omschrijving van de vormen van de aardoppervlakte in verband met de wijze van
hun ontstaan;
harde horeca:
horeca
met risico voor het woon- en leefklimaat zoals coffeeshops, discotheken,
seksinrichtingen en nachtzaken;
hoofdfunctie:
functie
waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een
gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
horecabedrijf:
een
bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en /of etenswaren voor gebruik
ter plaatse worden verstrekt. Hieronder worden begrepen een (eet)café,
restaurant, lunchroom, ijssalon of daarmee vergelijkbaar horecabedrijf;
landgoed:
een
cultuurhistorisch waardevolle ruimtelijke eenheid die in het verleden als
zodanig is ontwikkeld, welke eenheid bestaat uit monumentale bebouwing in een
landschappelijk en natuurwetenschappelijk waardevol gebied. Hierbij is sprake
van een of meer grondgebruiksvormen, functies en/of waarden, zoals landbouw,
bosbouw, wonen, recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie;
landschapswaarden:
bijzondere
landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van
herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische
en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en
recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
natuurwaarden:
de
aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen
bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren en daarmee
samenhangende hydrologische waarden;
nevengeschikte
functie:
functie
waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig
mag worden gebruikt;
ondergeschikte
functie:
functie
waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig
mag worden gebruikt;
peil:
1
voor gebouwen, waarvan
de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter
plaatse van de hoofdtoegang;
2
in andere gevallen: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
plan:
de
plankaart, de inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen, de
voorschriften en de bijlage bij de voorschriften welke deel uitmaken van het bestemmingsplan
‘Landgoederenzone’ van de gemeente Maastricht;
seks- en/of
pornobedrijf:
een voor publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van
een gebouw waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische
en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een
sekswinkel zijnde een gebouw of gedeelte van een gebouw dat is bestemd en/of
wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden,
waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van
seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen. Seks- en/of
pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder
enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel
onbedoeld omschreven in dit bestemmingsplan;
straatprostitutie:
het zich op de openbare weg
respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg
respectievelijk op openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze
onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan
wel onbedoeld omschreven in dit bestemmingsplan;
toetsings-/veiligheidszone:
de aan weerszijden van een leiding, op de plankaart
aangeduide zone, waarbinnen een veilige ligging van de leiding gegarandeerd is;
woning:
een
complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan
één huishouden.
2.1 Meetbepalingen
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt
gemeten c.q. gerekend:
afstand tot
de zijdelingse perceelsgrens:
de
kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig
punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de
oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
een
op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte
van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
breedte c.q.
de lengte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren;
goothoogte
van een bouwwerk:
verticaal
vanaf de bovenkant goot, boeibord of druiplijn tot aan de gemiddelde grondslag
van het aan dat bouwvlak aansluitende, afgewerkte bouwperceel;
hoogte van
een bouwwerk:
verticaal
vanuit het hoogste punt van een bouwwerk tot aan de gemiddelde grondslag van
het aan dat bouwwerk aansluitende, afgewerkte bouwperceel, met dien verstande
dat schoorstenen, lichtkoepels, antennes en soortgelijke ondergeschikte
onderdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;
inhoud van
een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en
boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet
uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten
boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke
scheidingsmuren en wel 1 m boven peil, danwel indien het bouwwerk uit meerdere
bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak;
2.2 Zonebepalingen
a 50 dB(A)-contouren
industrielawaai
Op
de gronden gelegen binnen de op de ‘inventarisatiekaart bestaande functies en
belemmeringen’ aangeduide ‘hinderzone Beatrixhaven, 50 dB(A)’ mag, ongeacht het
bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing
worden opgericht.
b Zones Wet
geluidhinder
Op
de gronden gelegen binnen de op de ‘inventarisatiekaart bestaande functies en
belemmeringen’ aangeduide 200, 250, 400 en 600 m zonegrenzen wegverkeerslawaai
mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen
geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarden procedure
is gevoerd. Op de gronden gelegen binnen de op de ‘inventarisatiekaart
bestaande functies en belemmeringen’ aangegeven 100, 200 en 300 m zonegrenzen
spoorweglawaai mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen,
geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij een hogere waarden
procedure is gevoerd.
c Rooilijnen
Op
de gronden binnen de op de ‘inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen’
gelegen 30 m-zone en 50 m-zone mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke
bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht. Dit verbod geldt niet voor aan
een vaarweg gerelateerde bouwwerken, passend binnen de bestemmingen voor de 30
m zone en aan de weg gerelateerde bouwwerken passend binnen de bestemmingen
voor de 50 m zone. Op de gronden gelegen binnen de op de ‘inventarisatiekaart
bestaande functies en belemmeringen’ gelegen 100 m-zone mag, ongeacht het bepaalde
in de afzonderlijke bestemmingen, slechts bebouwing worden opgericht gehoord de
wegbeheerder.
d Hindercirkels
Op
de gronden gelegen binnen de op de ‘inventarisatiekaart bestaande functies en
belemmeringen’ aangeduide ‘Geurcontour (AVL)’ en de ‘milieuhindercirkel’ mag
geen milieugevoelige bebouwing worden opgericht.
e Zones
primaire watergangen
Op de gronden gelegen binnen de op de
‘inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen’ aangegeven
beschermingszones primaire watergangen is de Keur van het Waterschap Roer en
Overmaas van toepassing.
De op de plankaart als ‘Agrarisch
gebied met natuur- en landschapswaarde’
aangegeven gronden zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
-
agrarische
bedrijvigheid;
-
boomgaarden ter
plaatse van de aanduiding ‘boomgaard’;
-
behoud van landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige,
landschapsvisuele (openheid) en ecologische waarden;
-
extensief
recreatief medegebruik;
-
langzaamverkeersroutes;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing;
Ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’ geldt dat de ter
plaatse aanwezige openheid van het landschap behouden dient te blijven, waarbij
tevens gestreefd wordt naar versterking van natuur- en landschapswaarden.
De tot ‘agrarisch
gebied met natuur- en landschapswaarde’ aangewezen grond mag niet worden bebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding ‘stalling’ is een stalling
toegestaan met een maximaal oppervlak van 375 m².
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling
te verlenen van de bepaling in lid 2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, onder afweging van de volgende voorwaarden:
a
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de hoogte niet meer dan 3 m mag
bedragen.
b
Binnen het
bestemmingsgedeelte met de aanduiding ‘openheid’ geldt aanvullend dat door de
bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de landschappelijke
openheid niet onevenredig mag worden aangetast.
a Het is
verboden op de tot ‘agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarde’ bestemde
grond zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester
en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
1
Het verlagen, vergraven,
ophogen of egaliseren van de bodem.
2
Het graven, dempen,
danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterhuishoudkundige doeleinden, sloten en greppels (met ruimtelijke effecten).
3
Het kappen van
hoogstamboomgaarden.
4
Het beplanten van
gronden met opgaand houtgewas, met een agrarische productiedoelstelling of als
(agrarische) houtteelt.
5
Het aanleggen en/of
verharden van bedrijfswegen.
6
Het aanleggen en/of
verharden van fiets-, wandel- en ruiterpaden (voor zover smaller dan 1 m).
7
Het aanbrengen van
teeltfolies en lage tunnels of andere tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen (voorzover beide laatsten geen bouwwerken zijn).
b Van het vereiste van een
aanlegvergunning zijn uitgezonderd werken en werkzaamheden:
-
die van zodanig geringe omvang en/of ondergeschikte betekenis zijn dat
daardoor geen aantasting plaatsvindt van de te beschermen natuur- en
landschapswaarden;
-
die
behoren tot normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming;
-
voorzover
daarvoor op grond van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
-
voorzover
daarvoor op grond van de Wet op de waterhuishouding of de Keur van het
Waterschap een vergunning of ontheffing is vereist of voorzover deze worden
uitgevoerd door of vanwege dat Waterschap;
-
overeenkomstig
een beheersplan o.g.v. artikel 14 van de Natuurbeschermingswet.
c Verlening van
een aanlegvergunning:
-
Een
aanlegvergunning kan uitsluitend worden verleend indien door die werken of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te
verwachten gevolgen, de in de betreffende bestemming genoemde natuur- en
landschapswaarden of gebruikswaarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast
dan wel de mogelijkheden tot herstel van genoemde waarden niet wezenlijk
(kunnen) worden verkleind.
-
Aan
de aanlegvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter voorkoming of
vermindering van de nadelige effecten van de voorgenomen werken en
werkzaamheden (mitigatie) of ter compensatie van waarden die door de
voorgenomen werken en werkzaamheden verloren zullen gaan.
-
Alvorens
te beslissen op een aanvraag om een aanlegvergunning, kan het advies ingewonnen van een onafhankelijke adviseur dan wel een
gemeentelijke adviescommissie die deskundig is op het gebied van: landbouw, bosbouw,
landschap, ecologie en/of ruimtelijke ordening.
I Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming
‘bedrijfsdoeleinden’ ten behoeve van de vestiging van een manege onder de
volgende voorwaarden:
a
wijziging kan
uitsluitend plaats vinden ter plaatse van de aanduiding ‘zoeklocatie manege’
zoals voorkomend op de plankaart;
b de manege moet ter plaatse
milieuhygiënisch inpasbaar zijn.
II Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch
bouwblok’ ten behoeve van de vergroting van een agrarisch bouwblok onder de
volgende voorwaarden:
a
de vergroting moet
noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering en ter plaatse
noodzakelijk zijn (er mogen elders geen reële bedrijfseconomisch, planologisch
en/of milieuhygiënisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden zijn);
b
de vergroting is
alleen toelaatbaar indien er geen schadelijke effecten voor het milieu zijn te
verwachten of als deze voldoende kunnen worden ondervangen;
c
de AAV dient
vooraf gehoord te zijn;
d
de
cultuurhistorische waarden van het betreffende gebied (indien aanwezig) mogen
niet aangetast worden.
De gronden die op de plankaart zijn aangegeven als ‘bos’
zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding ‘Multifunctioneel bos’:
-
bosbouw;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschapswaarden;
-
extensief recreatief
medegebruik.
Ter plaatse van de aanduiding ‘Natuurbos’:
-
behoud van
bijzondere bomen;
-
behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden en
bosgroeiplaatsen;
-
behoud, herstel en/of
ontwikkeling van landschapswaarden;
-
extensief recreatief
medegebruik;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
De tot ‘bos’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 1 m.
a
Het is verboden op
de tot ‘bos’ bestemde grond binnen de aanduiding ‘natuurbos’ zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
1
het vellen en
rooien van houtgewas;
2
het ontginnen,
bodemverlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren;
3
het aanleggen of
verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
b
Het onder a.
vervatte verbod geldt niet:
1
voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud betreffen;
2
voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die geschieden binnen de op de kaart
aangegeven bebouwingsvlakken.
c
De werken of
werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die
werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct of indirect te
verwachten gevolgen de in de doeleindenomschrijving van dit artikel omschreven
waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
De gronden die op de plankaart zijn aangegeven als
‘Groenvoorzieningen met landschappelijke en natuurlijke waarden’ zijn, naast de
eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
-
het extensief
recreatief medegebruik als stedelijk
uitloopgebied;
-
het behoud
van openheid ter plaatse van desbetreffende aanduiding op de plankaart;
-
het behouden
en verder ontwikkelen van landschapswaarden in het algemeen;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
De tot ‘Groenvoorzieningen met landschappelijke en
natuurlijke waarden’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden bebouwd met in
de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van
maximaal 1 m.
De op de plankaart als ‘landgoed’ aangegeven gronden zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en),
bestemd voor:
-
instandhouding van
het landgoed in zijn geheel;
-
behoud van de
cultuurhistorische waarden van de bebouwing en het omliggende park en bos;
-
behoud, herstel
en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
-
behoud, herstel
en/of ontwikkeling van de geomorfologische en hydrologische waarden;
-
extensief
recreatief medegebruik;
-
bestaande functies
zoals in lid 2 per landgoed is aangegeven;
alsmede voor de instandhouding en bescherming van het op
de plankaart als ‘rijksmonument’ aangeduide gebouw en landschapspark;
alsmede
voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de
drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere regels gegeven in de Provinciale
Milieuverordening. Deze bescherming geldt overigens niet ter plaatse van de op
de plankaart aangeduide dubbelbestemming bodembeschermingsgebied Mergelland.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
2.1 Algemene beschrijving
Met deze bestemming en dit bestemmingsplan in
het algemeen wordt de instandhouding en bescherming van een bijzonder stukje
van de gemeente beoogd. In het plangebied bevinden zich namelijk een zevental
landgoederen welke de dragers van het plangebied zijn; Meerssenhoven,
Groot-Vaeshartelt, Klein-Vaeshartelt, Villa Zonnevang, Kruisdonk, Mariënwaard
en Villa Kanjel. De buitens en landgoederen vertonen een onderlinge noord -
zuid samenhang. Met name de samenhang van de landgoederen met de fysische
gesteldheid maakt de landgoederenzone in cultuurhistorisch opzicht uniek. Omdat
de landgoederen als drager van het plangebied worden erkend moet de levensvatbaarheid
verzekerd en zo mogelijk versterkt worden. Daarom wordt met deze bestemming een
zekere flexibiliteit beoogd ten behoeve van het inspelen op een zich constant
wijzigende omgeving (milieu, economie, maatschappelijke wensen e.d.).
Landgoederen zijn als het ware ‘levende monumenten’. Zoveel mogelijk dient
voorkomen te worden dat de landgoederen ingeperkt worden.
Op de als ‘landgoed’ bestemde gronden wordt
aldus gestreefd naar handhaving en versterking van de ruimtelijke structuur.
Deze is verzwakt door de aanwezige infrastructuur die het gebied doorsnijdt.
Bij het beheer speelt de onderlinge samenhang tussen landschappelijke,
cultuurhistorische en natuurlijke waarden enerzijds en functies als landbouw,
bosbouw, recreatie en wonen en bedrijvigheid een belangrijke rol. Binnen de
bestemming landgoed kunnen van geval tot geval verschillende prioriteiten
gelegd worden.
Voor de ruimtelijke component hiervan vormt de beschrijving in hoofdlijnen per landgoed het belangrijkste toetsingskader.
Bij de eventuele toepassing van flexibiliteitsbepalingen, het verlenen van aanlegvergunningen en de beoordeling van aanvragen voor bestemmingsplanwijzigingen op de landgoederen spelen over het algemeen de volgende overwegingen een rol:
§ Het belang voor het landgoedbedrijf
Indien een verandering in het gebruik van de
gronden en/of gebouwen een duidelijke bijdrage levert aan de
financieel-economische positie van het landgoed heeft dit een positieve invloed
op de beslissing een bepaalde ontwikkeling vanuit de gemeente te ondersteunen,
c.q. toe te staan;
§ De Natuurschoonwet 1928
Indien
een verandering in het gebruik van de gronden en/of gebouwen niet strijdig is
met de rangschikkingscriteria van de Natuurschoonwet 1928, zoals vastgelegd in
het Staatsblad 1990-612, heeft dit een positieve invloed op de beslissing een bepaalde ontwikkeling vanuit
de gemeente te ondersteunen, c.q. toe te staan;
§ Compensatie
Indien elders op het landgoed compensatie plaats vindt voor eventuele aantasting van aanwezige waarden door een verandering in het gebruik van gronden en/of gebouwen, binnen de mogelijkheden die dit plan biedt, heeft dit een positieve invloed op de beslissing een bepaalde ontwikkeling vanuit de gemeente te ondersteunen, c.q. toe te staan;
§ Milieu-winst
Indien een verandering in het gebruik van
gronden en/of gebouwen leidt tot een netto-milieu-winst op het landgoed, zoals
een vermindering van de totale ammoniakuitstoot op het landgoed, of een
vermindering van verstoring door gemotoriseerd verkeer e.d., heeft
dit een positieve invloed op de
beslissing een bepaalde ontwikkeling vanuit de gemeente te ondersteunen, c.q.
toe te staan;
§ Integratie van en wegnemen knelpunten tussen functies
Indien een verandering in het gebruik van gronden en/of gebouwen, binnen de mogelijkheden die dit plan biedt, een versterking van de ruimtelijke integratie van en/of het wegnemen van knelpunten tussen verschillende functies met zich mee brengt, heeft dit een positieve invloed op de beslissing een bepaalde ontwikkeling vanuit de gemeente te ondersteunen, c.q. toe te staan.
2.2 Beschrijving per landgoed
Hieronder
volgt een beschrijving van de waarden van de landgoederen afzonderlijk. Voor de
‘link’ met de doeleindenomschrijving is van belang hetgeen is aangegeven onder
de beschrijving van de functies welke voor het betreffende landgoed worden
nagestreefd. Zoals reeds aangegeven worden hier de functies bedoeld welke zich
reeds op het landgoed bevinden. Door middel van vrijstelling en wijziging is
functieverandering mogelijk.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
tuinvleugel met gepleisterd muurwerk
met vensteromlijstingen van Naamse steen, onderling verbonden door verticale
reliëfbanden;
-
in de middenas van de gevel een
ingangsomlijsting van Naamse steen en een fronton met een reliëfvoorstelling
van de godin van Vrede op een leeuw omringd door acanthusranken;
-
de vleugel wordt aan beide zijden
begrensd door een hoge mergelstenen toren, waarin ronde en rondbogige vensters
zijn opgenomen;
-
omgrachte Franse tuin met vijvers;
-
2 bakstenen tuinhuisjes met hoekblokken
van mergel en segmentboogvensters en –ingangen in Naamse steen;
-
parkbos achter de vijvers.
Het beleid is er op gericht:
-
te streven naar de oude karakteristiek
van het landgoed;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 maatschappelijke doeleinden (studentenhuisvesting, onderwijs, internaat);
2 extensief recreatief medegebruik;
3 woondoeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
drie bouwwerken: een landhuis, een
koetshuis en een portierswoning welke in eclectische stijl zijn opgetrokken
waarbij rijkelijk gebruik gemaakt werd van streekeigen bouwmaterialen als
mergel;
-
het landhuis is gebouwd op een in
hoofdvorm rechthoekige plattegrond, met uitbouwen aan elke gevelzijde. De
verschillende bouwvolumes worden gedekt door een schilddak, lessenaarsdaken,
platte daken;
-
torenspits met uientoren, toren met
verhoogde nok en bolvormige lantaarn;
-
een park in landschapsstijl;
-
een zeer hoge mate van architectonische
gaafheid van ex- en interieur;
-
een hoge architectuurhistorische c.q.
typologische zeldzaamheidswaarde.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 kantoordoeleinden;
2 maatschappelijke doeleinden;
3 extensief recreatief medegebruik;
4 woondoeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
omgracht herenhuis met
vooruitspringende zijvleugels en economiegebouwen aan weerskanten van een
voorplein, dat door een poortpaviljoen toegankelijk is;
-
het kasteel omvat drie vleugels die in
een U-vorm liggen en met leien schilddaken zijn afgedekt;
-
aan de oostzijde een klein torentje met
afgeschuinde hoeken en een koepeldak met spits;
-
achter het herenhuis een symmetrisch
aangelegd park.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 agrarische doeleinden (agrarisch bedrijf);
2 artistieke doeleinden;
3 extensief recreatief medegebruik;
4 woondoeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
een landhuis en een dubbele dienstwoning;
-
een grotendeels in de eerste helft van
de twintigste eeuw tot stand gekomen landschappelijke tuin;
-
tuinaanleg in landschapsstijl, waarin
enkele oudere elementen met solitaire boomgroepen en bomen rond een centrale
weide met rondwandeling, deels omgeven door bos met slingerpaden;
-
de tuinen van de dienstwoningen aan de
noordzijde vormen een onverbrekelijke eenheid met de aanleg;
-
het belang voor de structurele en
visuele gaafheid van de landschappelijke omgeving.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 woondoeleinden;
2 extensief recreatief medegebruik;
3 maatschappelijke doeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
groot buitenhuis in haakvorm;
-
een grote inrijpoort in het
poortpaviljoen met een sluitsteen met het opschrift ‘W-II’ en het jaartal 1841;
-
noordvleugel in neoclassicistische
(empire) stijl;
-
vrijstaande economiegebouwen aan de
zuidwestzijde;
-
portierswoning en twee poorthuisjes;
-
19e eeuws landschapspark met
vijver gekenmerkt door 3 zichtassen en een rondgaand pad;
-
18e eeuwse bomenlanen en
Sterrebosch;
-
het zeer grote belang in relatie tot de
structurele en visuele gaafheid van de landschappelijke omgeving.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
het landschapspark in zijn huidige vorm
te handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 maatschappelijke doeleinden in de vorm van een campus, conferentieoord;
2 ondergeschikte horeca ten dienste van de onder 1 genoemde doeleinden;
3 extensief recreatief medegebruik;
4 woondoeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca als zelfstandige functie;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
landhuis op rechthoekig grondplan,
bestaande uit drie bouwblokken waarvan het hoge middendeel twee verdiepingen
telt en de beide nevengeschikte blokken elk slechts één verdieping omvat;
-
een vierhoekige toren van vijf
verdiepingen;
-
koetshuis zonder verdiepingen met
dienstwoningen;
-
onregelmatige gevormd complexterrein
aan weerszijden voorzien van een beukenlaan in zuidoost-noordwestrichting;
-
park en weide;
-
historisch-ruimtelijke relatie met de
Kanjelbeek.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 woondoeleinden;
2 extensief recreatief medegebruik;
3 maatschappelijke doeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
Kenmerkend voor het landgoed zijn:
-
landhuis in eclectische stijl
waarachter dienstgebouwen zijn gesitueerd;
-
restanten van een parkachtige
tuinaanleg;
-
vanwege de situering van groot belang
voor het aanzien van de streek tussen Maastricht en Meerssen;
-
architectonisch gave staat;
-
aanzienlijke architectuurhistorische en
typologische zeldzaamheidswaarde.
Het beleid is er op gericht:
-
de huidige architectonische structuur
van het landgoed te handhaven;
-
het aanwezige bos als natuurbos te
handhaven;
-
de volgende functies te bevorderen:
1 woondoeleinden;
-
de volgende functies te weren:
1 horeca;
2 detailhandel.
a
voor de totale
bebouwing geldt dat het bebouwingspercentage per bouwvlak, zoals dat op de
plankaart is aangegeven, niet mag worden overschreden en dat alle bebouwing
binnen het bebouwingsvlak dient te blijven;
b
voor
bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
1
de oppervlakte van
de bedrijfsbebouwing (exclusief de bijgebouwen en eventuele bedrijfswoning) mag
worden uitgebreid met een maximum van 15% van de bestaande bebouwing, daarboven
is uitbreiding uitsluitend toegestaan middels vrijstelling;
2
hoogte: niet meer
dan 25 m;
c
voor
(bedrijfs)woningen geldt het volgende:
1
er mogen niet meer
woningen zijn dan aanwezig ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp
van dit bestemmingsplan;
2
de inhoud mag niet
meer dan 1000 m³ bedragen;
3
de hoogte mag niet
meer dan 12 m bedragen;
d
voor bijgebouwen
bij (bedrijfs)woningen geldt het volgende:
1
gezamenlijke
oppervlakte per bedrijfswoning: niet meer dan 80 m2;
2
hoogte: niet meer
dan 6 m;
3
goothoogte: niet
meer dan 3 m;
e
de hoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Voor
erfafscheidingen is het bepaalde in de Bouwverordening bepalend.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te
stellen met betrekking tot de situering en/of afmetingen van bebouwing, indien
dit noodzakelijk is in verband met:
-
monumentale en
cultuurhistorische inpassing;
-
de gewenste
concentratie van bebouwing;
-
een goede
landschappelijke inpassing;
-
een goede
stedenbouwkundige inpassing en/of
-
een goede
verkeerskundige inpassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in lid 3:
a
sub b onder 1,
voor een grotere uitbreiding van de bebouwing tot maximaal 25%;
b
sub b onder 2,
voor een hoogte van maximaal 30 m;
één en ander met dien verstande dat :
-
de afwijkende
maatvoering noodzakelijk moet zijn voor de continuïteit van het bedrijf, een
doelmatige bedrijfsvoering, een doelmatige perceelsinrichting en/of uitbreiding
van danwel aansluiting op bestaande bebouwing met een afwijkende maatvoering op
één of meer van de sub a t/m c genoemde punten;
-
de
stedenbouwkundige structuur ten opzichte van omringende bebouwing niet
onevenredig mag worden aangetast;
-
landschappelijke
inpassing verzekerd moet zijn.
I Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van een
functieverandering van een landgoed (zoals weergegeven in de beschrijving in
hoofdlijnen van lid 2) onder de volgende voorwaarden:
-
de doeleinden van
de omringende hoofdstructuur mogen niet worden aangetast;
-
bedrijvigheid mag
slechts plaatsvinden overeenkomstig categorie 1 en/of 2 van de aan de
voorschriften toegevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten;
-
de
publieksaantrekkende werking, automobiliteit en de milieubelasting t.o.v.
omringende functies mogen niet onevenredig worden vergroot;
-
er mag geen
detailhandel plaatsvinden behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit;
-
een goede
landschappelijke inpassing en de bescherming van de cultuurhistorische waarden
moet verzekerd blijven;
-
bij toevoegen van
geluidgevoelige functies voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarden dan
wel vooraf vastgestelde hogere waarden niet mogen worden overschreden.
-
harde horeca is
niet toegestaan;
-
van Gedeputeerde
Staten dient vooraf een verklaring van geen bezwaar verkregen te zijn.
II Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de
vergroting van een bebouwingsvlak onder de volgende voorwaarden:
-
de
cultuurhistorische waarden van landgoed en park mogen niet onevenredig
aangetast worden;
-
de
vergroting levert duidelijke bijdrage aan de financieel-economische positie van
het landgoed;
-
de
vergroting is niet strijdig met de rangschikkingscriteria van de Natuurschoonwet
1928, zoals vastgelegd in het Staatsblad 1990-612;
-
vooraf
dient, indien noodzakelijk, een verzoek hogere grenswaarde te zijn afgegeven.
a
Het is verboden op
de tot ‘landgoed’ bestemde grond zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te
laten uitvoeren:
1
het vellen en
rooien van houtgewas en bomen;
2
het ontginnen, bodemverlagen,
afgraven, ophogen en/of egaliseren;
3
het aanleggen of
verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen.
b
Het onder a.
vervatte verbod geldt niet:
1
voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke het normale onderhoud betreffen;
2
voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die geschieden binnen de op de plankaart
aangegeven bebouwingsvlakken.
c
De werken of
werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die
werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct of indirect te
verwachten gevolgen de in de doeleindenomschrijving van dit artikel omschreven
waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
De op de plankaart als ‘wonen’ aangewezen gronden zijn,
naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
-
woondoeleinden;
-
aan huis gebonden
beroepen;
-
kleinschalige
consumentverzorgende en ambachtelijke bedrijvigheid;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
2.1 Algemeen
De wijze waarop met dit plan de voor deze bestemming de
aangegeven doeleinden worden nagestreefd wordt in hoofdlijnen als volgt
omschreven.
De bestemming ‘wonen’ betreft die delen van het
plangebied waarin de woonfunctie hoofdfunctie is. Het bestemmingsplan richt
zich qua bebouwing op de instandhouding en verbetering van de huidige toestand.
Nieuwe burgerwoningen en kamperen bij burgerwoningen zijn niet toegestaan.
2.2 Functiestructuur
2.2.1 Wonen
De woonfunctie is binnen deze bestemming de hoofdfunctie.
2.2.2 Aan huis gebonden beroepen
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in het
hoofdgebouw door de hoofdbewoner is toegestaan, mits:
-
het beroep wordt
uitgeoefend door de (hoofd)bewoner(s);
-
de omvang kan
worden aangemerkt als een ondergeschikte functie (zie de begripsbepaling);
-
de woonfunctie
dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
-
er geen sprake is
van onevenredige verkeersaantrekkende werking ten gevolge waarvan extra
verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden;
-
er geen
zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat.
2.2.3 Kleinschalige consumentverzorgende en
ambachtelijke bedrijvigheid
Kleinschalige
ambachtelijke bedrijvigheid is als ondergeschikte functie door middel van
vrijstelling toegestaan. In verband met de milieuhygiënische inpasbaarheid is
een Staat van bedrijfsactiviteiten (als bijlage) opgenomen. De daarin opgenomen
categorieën 1 en 2 zijn toelaatbaar alsmede de activiteiten die naar aard en
invloed op de omgeving daarmee gelijk zijn te stellen. Detailhandel en andere
functies die de distributie-planologische structuur kunnen verstoren, zijn niet
toegelaten.
2.2.4 Bestaand bedrijf
Het bestaande bedrijf dat op de plankaart is
aangeduid als ‘bestaand bedrijf’ komt voor wat betreft de aard en schaal van
bedrijfsactiviteiten niet overeen met de in dit plan voorgestelde zonering.
Daar van overheidswege geen activiteiten
worden ondernomen tot verplaatsing van dit bedrijf en voor een dergelijke
verplaatsing geen financiële middelen gereserveerd zijn, mag dit bedrijf worden
gehandhaafd. Substantiële uitbreiding is om ruimtelijke en milieuhygiënische
motieven niet aanvaardbaar.
Wanneer het bestaande bedrijf is opgehouden
te bestaan, zal ernaar worden gestreefd dat slechts in de omgeving inpasbare
(plaatselijke) bedrijvigheid zal terugkeren. Gelet hierop kunnen deze bedrijven
in hun huidige omvang blijven bestaan, waarbij tevens beperkte uitbreiding
mogelijk is. Hieronder wordt verstaan een uitbreiding van de bestaande
bedrijfsactiviteiten met 10%. Ook de bebouwing mag ten behoeve van de bestaande
bedrijfsactiviteiten met 10% worden uitgebreid, tenzij dit in strijd is met de
in deze voorschriften opgenomen bebouwingsvoorschriften. Indien de uitbreiding
betrekking heeft op bedrijfsactiviteiten die volgens de bijlage ‘Staat van
bedrijfsactiviteiten’ ter plaatse inpasbaar zijn, geldt de beperking van 10%
niet en zijn de bebouwingsvoorschriften onverkort van toepassing.
2.2.5 Horeca
Ter plaatse van de aanduiding ‘horeca toegestaan’ is een
horecabedrijf toegestaan met dien verstande dat ‘harde horeca’ (zie
begripsbepalingen) niet is toegestaan.
3.1 Hoofdgebouwen
a
Hoofdgebouwen
dienen binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak te worden
opgericht.
b
De diepte van een
hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m.
c
De inhoud van een
woning mag maximaal 400 m³ bedragen, woningen die reeds een grotere inhoud
hebben mogen deze inhoud met ten hoogste 15% uitbreiden.
d
Het maximum aantal
woningen per bestemmingsvlak is op de plankaart aangegeven.
e
De dakhelling mag
variëren tussen 35° en 60°.
f
Het gezamenlijke
bebouwingspercentage (van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen) mag per
bouwperceel niet meer bedragen dan 75%.
3.2 Aan en bijgebouwen
a
De gezamenlijke
oppervlakte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 80 m2
bedragen, met inachtneming van het gestelde met betrekking tot het gezamenlijke
bebouwingspercentage van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen onder lid 3.1 sub
f.
b
De goothoogte mag
niet meer dan 3 m bedragen.
c
De nokhoogte van
een bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen.
d
De dakhelling mag
variëren tussen 0° en 60°.
3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste 3 meter bedragen. Voor erfafscheidingen is het bepaalde in de
Bouwverordening bepalend.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling
te verlenen van de doeleindenomschrijving voor het uitoefenen van
consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid in de
categorieën 1 en 2, zoals genoemd in de bijlage ‘Staat van
bedrijfsactiviteiten’, onder de volgende voorwaarden:
-
de afstanden, zoals
voorkomend in de bijlage ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ dienen te worden
aangehouden;
-
de omvang mag niet meer
bedragen dan 30% van de oppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen op het
betrokken bouwperceel, mits dat niet meer bedraagt dan 125 m²;
-
het gebruik mag geen
hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter
van de omgeving;
-
het gebruik mag geen
nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
het beroep moet door de
bewoner worden uitgeoefend;
-
detailhandel als
zelfstandige activiteit is verboden (beperkte verkoop inherent aan de
betreffende activiteit is wel toegestaan);
-
bedrijven die zijn
genoemd in artikel 4.2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer zijn verboden.
De gronden die op de plankaart zijn aangegeven als
‘bedrijfsdoeleinden’ zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd
voor:
-
bedrijven welke overeenkomen met de
categorieën 1 en 2 van de aan de voorschriften toegevoegde Staat van
bedrijfsactiviteiten;
-
de handhaving
van de bestaande bedrijven;
-
bestaande
bedrijfswoningen;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
De tot ‘bedrijfsdoeleinden’ bestemde grond mag
uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de bestemming en binnen het op de
plankaart aangegeven bebouwingsvlak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a
voor
bedrijfsgebouwen:
1
oppervlakte: niet
meer dan aanwezig ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp van dit
plan;
2
hoogte: niet meer
dan 10 m;
3
goothoogte: niet
meer dan 6 m;
4
afstand tot een
perceelsgrens: niet minder dan 5 m;
b
voor bestaande
bedrijfswoningen:
1
inhoud: niet meer
dan 450 m³, met uitzondering van het bepaalde onder 2;
2
indien de inhoud
van een bestaande woning, reeds meer bedraagt dan 450 m3, geldt die
inhoud als maximum;
3
hoogte: niet meer
dan 10 m;
4
goothoogte: niet
meer dan 6 m;
5
afstand tot
perceelsgrens: 5 m;
c
voor bijgebouwen
bij woningen:
1
gezamenlijke
oppervlakte per woning: niet meer dan 80 m²;
2
goothoogte: niet
meer dan 3 m;
3
hoogte: niet meer
dan 6 m;
4
afstand van een
vrijstaand bijgebouw tot de woning: niet minder dan 3,5 m en niet meer dan 30
m;
5
een bijgebouw mag
op een afstand van niet minder dan 5 m achter de voorgevel van de woning, of
het verlengde daarvan, worden gebouwd;
6
afstand tot een
zijdelingse perceelsgrens: niet minder dan 3 m;
d
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. Voor erfafscheidingen is het bepaalde
in de Bouwverordening bepalend.
I Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2:
a
sub a onder 2,
voor een hoogte van maximaal 12,5 m;
b
sub a onder 3,
voor een goothoogte van maximaal 7,5 m;
c
sub a onder 4,
voor een afstand tot een perceelsgrens van minimaal 3 m of, indien het
uitbreiding van bestaande bebouwing betreft, die reeds dichter bij de
perceelsgrens is gelegen, die bestaande afstand;
één en ander met dien verstande dat:
-
de afwijkende
maatvoering noodzakelijk moet zijn voor de continuïteit van het bedrijf, een
doelmatige bedrijfsvoering, een doelmatige perceelsinrichting en/of uitbreiding
van danwel aansluiting op bestaande bebouwing met een afwijkende maatvoering op
één of meer van de sub a t/m c genoemde punten;
-
verkleining van de
afstand tot de weg alleen is toegestaan mits er geen onevenredige
verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er voldoende parkeerruimte op het
eigen erf aanwezig blijft;
-
de
stedenbouwkundige structuur ten opzichte van omringende bebouwing niet
onevenredig mag worden aangetast;
-
landschappelijke
inpassing verzekerd moet zijn.
II Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor
de uitoefening van een bedrijfsactiviteit in milieucategorie 3, met dien
verstande dat de bedrijfsactiviteit naar haar aard en invloed op de omgeving
kan worden gelijkgesteld met de rechtstreeks toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering
en/of afmetingen van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met:
-
de gewenste concentratie van bebouwing;
-
een goede landschappelijke inpassing;
-
een goede stedenbouwkundige inpassing
en/of
-
een goede verkeerskundige inpassing.
De gronden die zijn aangewezen als ‘agrarisch bouwblok’
zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor doeleinden ten
behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, geen intensieve
veehouderij zijnde, met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat
detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten als ondergeschikte
nevenactiviteit is toegestaan; ter plaatse van de aanduidingen ‘Ag2’ en ‘Ag3’
zoals voorkomend op de ‘Inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen’,
is detailhandel toegestaan in aan een poeliersbedrijf gerelateerde artikelen
respectievelijk in het assortiment met betrekking tot een tuincentrum;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
De tot ‘agrarisch bouwblok’ bestemde grond mag
uitsluitend worden bebouwd ten dienste van de in de doeleindenomschrijving
aangegeven bestemming, met inachtneming van de hierna gestelde eisen.
1
Voor het bouwen
van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
goothoogte: niet meer
dan 7 m;
b
hoogte: niet meer
dan 12 m;
c
afstand tot de
perceelsgrens: niet minder dan 5 m;
d
ter plaatse van de
aanduiding ‘kassen toegestaan’ zijn uitsluitend kassen toegestaan met een
maximale goothoogte van 4 m, een maximale hoogte van 7 m en een maximaal
oppervlakte van 1000 m².
2
Voor
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
inhoud: niet meer
dan 600 m3;
b
goothoogte: niet
meer dan 6 m;
c
hoogte: niet meer
dan 10 m;
d
afstand tot de
perceelsgrens: niet minder dan 5 m;
e
per agrarisch
bouwblok mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn.
3
Voor het bouwen
van aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
de gezamenlijke
oppervlakte per bedrijfswoning: niet meer dan 90 m2;
b
de goothoogte:
niet meer dan 3 m;
c
de hoogte: niet
meer dan 6 m;
d
de afstand van een
vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 30 m;
e
een bijgebouw
wordt op een minimale afstand van 5 m achter de voorgevel, dan wel het
verlengde daarvan, opgericht;
f
afstand tot de
perceelsgrens: niet minder dan 5 m.
4
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 7 meter bedragen. Voor erfafscheidingen is het bepaalde
in de Bouwverordening bepalend.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen voor het ‘kamperen bij de boer’ onder de volgende voorwaarden:
a
er dient sprake te
zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
b
kamperen mag
alleen op het agrarisch bouwblok plaatsvinden;
c
het kampeerterrein
mag niet gelegen zijn in of onmiddellijk grenzend aan een natuurgebied;
d
het kampeerterrein
is of wordt voorzien van een zodanige beplanting dat het past in de omgeving;
e
het geplaatst
houden van kampeermiddelen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot
1 november;
f
het kamperen bij
de boer dient beperkt te worden tot uitsluitend tenten, tentwagens,
toercaravans en campers. Maximaal 10 kampeermiddelen mogen geplaatst worden,
met dien verstande dat het aantal kampeermiddelen gedurende 11 weken
vermeerderd mag worden met 5, verspreid over de volgende perioden:
1
de woensdag voor
Hemelvaart tot en met de dinsdag na Pinksteren;
2
1 juli tot en met
31 augustus (zomervakantie).
De op de plankaart als ‘water’ aangegeven gronden zijn
bestemd, naast de eventuele dubbelbestemming(en), voor de waterberging,
-aanvoer of –afvoer, alsmede verkeersvoorzieningen in de vorm van
overbruggingen. Voor de op de plankaart aangeduide Geul geldt bovendien dat de
inrichting, het beheer en het onderhoud gericht is op het herstel en de
ontwikkeling van natuurwaarden.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.
De op de plankaart als ‘verkeersdoeleinden’ aangegeven
gronden zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
a
autoverkeer;
b
langzaamverkeer;
c
ontsluiting van de
aangrenzende woonfuncties;
d
spoorwegovergang;
e
parkeren;
f
groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
waterkering langs
het Julianakanaal;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening, behalve ter plaatse van de
op de plankaart aangegeven aanduiding ‘Gebied waar geen
grondwaterbeschermingsregime geldt’ en ter plaatse van de dubbelbestemming
Bodembeschermingsgebied Mergelland. Voor de bescherming zijn nadere regels
gegeven in de Provinciale Milieuverordening.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het Waterschap
Roer en Overmaas van toepassing.
De tot ‘verkeersdoeleinden’ bestemde grond mag, behoudens
bebouwing ten dienste van de bestemming, niet worden bebouwd.
Voor gebouwen ten dienste van de bestemming gelden de
volgende regels:
a
de bruto-inhoud
mag niet meer zijn dan 50m³;
b
de breedte mag
niet meer zijn dan 3 m;
c
de hoogte mag niet
meer zijn dan 2,7 m.
De op de plankaart als ‘spoorweg’ aangegeven gronden
zijn, naast de eventuele dubbelbestemming(en), bestemd voor:
a
railverkeervoorzieningen;
b
groenvoorzieningen
en water;
alsmede voor de bescherming van de kwaliteit van het
grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn nadere
regels gegeven in de Provinciale Milieuverordening. Deze bescherming geldt
overigens niet ter plaatse van de op de plankaart aangeduide dubbelbestemming
bodembeschermingsgebied Mergelland.
Ter plaatse van de aanduiding ‘primaire watergang’ geldt
aanvullend:
-
ontwikkeling en
instandhouding van een doorlopend waternetwerk, hierop is de keur van het
Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 10
meter. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 wordt de hoogte van deze
bouwwerken gemeten verticaal vanuit het hoogste punt van het bouwwerk tot aan
de bovenkant spoorstaaf (BS).
De gronden die op de plankaart zijn aangegeven als
‘hoofdtransportleidingen (dubbelbestemming)’ zijn, naast de overige daaraan
gegeven bestemmingen, primair bestemd voor:
a de
instandhouding en/of bescherming van ondergrondse hoofdtransportleidingen,
waarbij de volgende bestemmingsbreedte en toetsings-/veiligheids-zones gelden:
Leiding |
Bestemmingsbreedte |
Toetsings/veiligheidszone |
Gas 40 bar |
2 x 4 m |
2 x 25 m |
Limagas 8 bar |
2 x 4 m |
- |
Rioolwatertransportleiding |
2 x 2,5 m |
- |
b de
instandhouding en/of bescherming van bovengrondse hoofdtransportleidingen,
waarbij de volgende bestemmingsbreedte en toetsings-/veiligheids-zone gelden:
Leiding |
Bestemmingsbreedte |
Toetsings/veiligheidszone |
Hoogspanningslijn 150 KV |
2 x 36 m |
2 x 36 m |
a Ondergrondse hoofdtransportleidingen
In afwijking van hetgeen elders
in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de
overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming
begrepen grond uitsluitend bouwwerken worden opgericht voor de aanleg en
instandhouding van de ondergrondse hoofdtransportleidingen, mits de hoogte niet
meer bedraagt dan 3 m.
b Bovengrondse hoofdtransportleidingen
In afwijking van hetgeen elders
in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de
overige bestemmingen van de gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen
grond uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten
dienste van de bovengrondse hoofdtransportleidingen worden opgericht, mits de
hoogte niet meer bedraagt dan 30 m.
a Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2
onder a voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven
bestemmingen, met dien verstande dat:
1.
geen onevenredige
aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening;
daartoe wordt vooraf advies ingewonnen van de leidingbeheerder;
2.
vooraf een
verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen, indien
burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het
advies van de leidingbeheerder.
b Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor
de aanleg van ondergrondse hoofdtransportleidingen, met dien verstande dat:
1.
de
bestemmingsbreedte dient gesitueerd te worden binnen de op de plankaart aangeduide
toetsings-/veiligheidszone;
2.
vooraf een
verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten is verkregen, indien
burgemeester en wethouders voornemens zijn te besluiten in afwijking van het
advies van de leidingbeheerder.
a
Het is verboden op
of in de in lid 1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
1
voorzover het
ondergrondse hoofdtransportleidingen betreft:
-
het aanleggen van
wegen of paden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van
graafwerkzaamheden;
-
het uitvoeren van
heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de grond;
-
het aanbrengen van
diepwortelende beplanting en/of bomen;
-
het ophogen en
egaliseren, bodemverlaging of afgraven, of anderszins wijzigen in maaiveld- of
weghoogte.
2
voorzover het
bovengrondse hoofdtransportleidingen betreft:
-
het aanbrengen van
hoger dan 2,5 m opgaande beplanting of bomen;
-
het aanbrengen van
bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
-
het opslaan van
materialen of stoffen hoger dan 2,5 m;
-
het opslaan van
materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of
explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen en
egaliseren, bodemverlaging of afgraven, of anderszins wijzigen in maaiveld- of
weghoogte.
b
Aanlegvergunningen
kunnen slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de
leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd.
c
Het in lid a
vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale
onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze
gronden, danwel van ondergeschikte betekenis zijn.
d
Alvorens te
beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid a, onder 1 en/of 2 wordt
advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
De op plankaart als ‘archeologisch
waardevol gebied (dubbelbestemming)’ aangegeven gronden zijn, naast de
hoofdbestemming, mede bestemd voor:
-
de bescherming van oudheidkundige waarden
vanwege de archeologische voorwerpen en, veelal in de grond verborgen, sporen
van gebruik met oudheidkundige betekenis;
-
behoud en/of herstel van de aan de
terreinen te onderkennen cultuurhistorische waarden.
Het bouwen en gebruik krachtens de andere bestemmingen van
de gronden als bedoeld in lid 1, mag uitsluitend geschieden voorzover de
waardevolle cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.
a
Het is verboden op
of in de in lid 1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
-
het ontginnen,
verlagen of afgraven van de bodem en het ophogen en egaliseren van de bodem,
ook in het geval deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om ondergrondse
gebouwen te kunnen realiseren en werkzaamheden in het kader van bodemsanering;
-
het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,30 m;
-
het aanleggen van
boomgaarden;
-
het bebossen van
gronden;
-
het aanleggen of
verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van
ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen
en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het graven of
dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
b
Het in lid a
vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale
onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze
gronden, danwel van ondergeschikte betekenis zijn.
c
De werken als
bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien de daarvan direct of indirect
te verwachten gevolgen, de in bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen
niet dan in geringe mate worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot
het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van
oudheidkundige waarnemingen.
d
Alvorens te
beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid a wordt het advies
ingewonnen van een door de gemeente aan te wijzen deskundige.
De
op de plankaart als ‘bodembeschermingsgebied Mergelland (dubbelbestemming)’
aangegeven gronden zijn naast de daarvoor
aangewezen andere bestemming(en), primair bestemd voor bescherming van
de abiotische, biotische en cultuurhistorische waarden van het gebied.
Het beleid binnen de beschermingszone is primair gericht
op bescherming van het belang van de abiotische,
biotische en cultuur-historische waarden van het gebied. Ter uitvoering van dit beleid wordt aangesloten bij de Provinciale
Milieuverordening Limburg 1995 en het Milieubeleidsplan.
Voor gedragingen buiten inrichtingen is de provincie
bevoegd gezag, voor gedragingen binnen de inrichting geldt dat aan de hand van
het Inrichtingen en Vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer moet worden
vastgesteld wie is aangewezen als bevoegd gezag.
Bij de vergunningverlening dienen bodembeschermende
voorschriften opgenomen te worden.
De bebouwing welke ingevolge de onderliggende
bestemmingen mag worden opgericht mag niet onevenredig bezwarend zijn ten
aanzien van de met deze dubbelbestemming te bereiken doeleinden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in de voorschriften, mits daardoor geen belangen van
derden onevenredig worden geschaad, ten behoeve van de hiernavolgende
bepalingen:
1
het afwijken van de
voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, voor zover
daarvoor in deze voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn
opgenomen;
2
voor het bouwen
met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bebouwingsgrenzen
indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van
de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar
een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
3
het bouwen van recreatieve
voorzieningen, geen gebouwen zijnde, tot een maximale hoogte van 3 meter;
4
de
bebouwingsvoorschriften van de artikelen van Hoofdstuk II, voor wat betreft:
-
onderlinge
afstanden;
-
goothoogte van
hoofdgebouwen;
-
voor zover het de
voortzetting van een afwijking betreft welke bestond op het tijdstip van
ter-inzage-legging van het ontwerpplan;
5
voor het bouwen
van communicatievoorzieningen tot een maximale hoogte van 25 meter, evenwel
niet binnen de op de ‘inventarisatiekaart bestaande functies en belemmeringen’
aangegeven ‘rooilijnen rws’;
6
voor het bouwen
van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van het algemeen
belang met dien verstande dat:
a
de inhoud van
gebouwen mag niet meer dan 50 m³ bedragen;
b
de goothoogte van
gebouwen mag niet meer dan 2,7 meter bedragen;
c
de hoogte van
gebouwen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
d
de oppervlakte van
een gebouw ten dienste van het gebruik van het onbebouwd gebied mag een grotere
inhoud hebben dan onder a. is bepaald, maar de oppervlakte mag niet meer dan 75
m² bedragen.
7
voor het vestigen
van een seks- en/of pornobedrijf en/of het toestaan van straatprostitutie, mits
dit overeenkomstig het door de raad hieromtrent vastgestelde beleid is en er
geen onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit plaats vindt.
1 Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de in dit bestemmingsplan gegeven bestemmingen te
wijzigen in een natuurbestemming ten behoeve van natuurontwikkeling, indien
1
de gronden
hiervoor zijn aangekocht, danwel beschikbaar zijn;
2
dit past in de
gemeentelijke beleidsnotitie ‘Perspectief op de Landgoederenzone’, zoals
vastgesteld op 26 november 1996, danwel
3
dit past in een
door rijk, provincie, gemeente of waterschap vastgesteld inrichtingsplan, zoals
Rom-Mergelland, Beneden Geuldalproject.
2 De raad is
bevoegd de in dit bestemmingsplan gegeven bestemmingen te wijzigen in een
recreatieve bestemming, met de subbestemming camping mits:
– het een vervanging betreft van de thans op de Dousberg
aanwezige Camping;
– de omvang van de huidige camping op de Dousberg voor wat betreft de oppervlakte niet wordt
overschreden;
– de landschappelijke en natuurlijke en cultuurhistorische
waarden van het gebied niet onevenredig zwaar worden aangetast.
1 Geen bouwwerk of
complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk
of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet
langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van
het plan.
2 Wat betreft
artikel 9 lid 2 van de Woningwet (uitsluiting aanvullende werking van de
bouwverordening) blijven de voorschriften van de bouwverordening van de
gemeente Maastricht ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard in
dit plangebied buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen
voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de
bouwverordening;
b
bereikbaarheid
gebouwen voor wegverkeer;
c
brandblusvoorzieningen;
d
bereikbaarheid van
gebouwen voor gehandicapten;
e
bouwen op de weg;
f
erf- en
terreinafscheidingen;
g
parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
De bouwverordening van de gemeente Maastricht dient te
worden gelezen zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van dit
bestemmingsplan.
3. Grond welke
eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen, indien de bepalingen van dit
plan daarop van toepassing zijn geweest bij het verlenen van een
bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
een beoordeling van latere bouwplannen buiten aanmerking.
1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te
gebruiken en/of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de
gegeven bestemming(en).
2 Burgemeester en
wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1 indien strikte
toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik
welke beperking niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
Bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de
tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel worden opgericht met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, krachtens een voor
dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning, mogen op voorwaarde dat de bestaande
afwijking van het plan, ook in kwalitatieve zin, niet wordt vergroot:
a
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b
eenmalig worden
uitgebreid met een maximum van 10% van de inhoud van de bebouwing, zoals die
bestond op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerpplan;
c
na calamiteit
worden herbouwd, mits de bouwvergunning binnen drie jaar na calamiteit is
aangevraagd.
a
het gebruik van de
grond, anders dan voor bebouwing, en het gebruik van bouwwerken, strijdig met
het plan op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, mag worden
gehandhaafd;
b
het is verboden
het met het plan strijdig gebruik van grond en bouwwerken te wijzigen, indien
hierdoor de afwijking van het plan wordt vergroot.
a
lid 1 van dit
artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn
gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan;
b
lid 2 van dit
artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Overtreding van het bepaalde in:
Artikel 3 lid 4 sub a;
Artikel 4 lid 3 sub a;
Artikel 6 lid 7 sub a;
Artikel 13 lid 4
sub a;
Artikel 14 lid 3
sub a;
en
Artikel 19 lid 1;
wordt aangemerkt als strafbaar feit, zoals bedoeld in
artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Dit bestemmingsplan kan worden aangeduid als ‘Bestemmingsplan
Landgoederenzone van de gemeente Maastricht’.
Rosmalen, 3 juli 2000
Croonen Adviseurs b.v.