Artikel 15 Bepalingen
betreffende het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing en t.a.v. het gebruik van
opstallen.
1. Het is verboden gronden en opstallen te
gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een
doel, strijdig met de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bestemming.
2. Het bepaalde in lid 1 is niet van
toepassing:
a. voor een gebruik, dat - hoewel afwijkende
van de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bestemming - op het tijdstip van
het van kracht worden van het plan bestond;
b. voor wat betreft gebouwen ten aanzien
waarvan de onderwijswetgeving regelen bevat omtrent de beëindiging van het
gebruik overeenkomstig de bestemming.
3. De onbebouwd blijvende gedeelten van de
voor de onderscheidene bestemmingen aangewezen gronden mogen uitsluitend worden
gebruikt voor wat betreft:
art. 2, 3
en 3 bis, als tuin;
art. 4: als
parkeerterrein, speelterrein, schoolwerktuin en tuin;
art. 5, 6
en 7: als aan- en afvoerweg, parkeerterrein en tuin.
4. Burgemeester en Wethouders verlenen van het
in lid 1 en 3 bepaalde vrijstelling als strikte toepassing van de voorschriften
leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende
redenen gerechtvaardigd wordt.
5.
Burgemeester en Wethouders kunnen van
het in lid 1 en 3 bepaalde vrijstelling verlenen, behoudens de in artikel 6 en
7 bedoelde bestemming groothandel, mits de verwezenlijking van het plan
hierdoor niet wordt belemmerd c.q. een gerealiseerde bestemming niet wezenlijk
wordt aangetast.
6.
Burgemeester en Wethouders kunnen
voor wat betreft de in artikel 6 en 7 genoemde gronden, welke zijn bestemd voor
groothandel, vrijstelling verlenen ten behoeve van detailhandel, welke niet of
bezwaarlijk in woonbuurten kan worden uitgeoefend.
Goedkeuring onthouden bij KB 08-10-1973
Artikel
15 ingevoegd bij Raadsbesluit van 10-12-1973