logo gemMtr klrToelichtende beschrijving bij wijziging van na te noemen bestemmingsplannen in verband met tegengaan detailhandelsactiviteiten bui­ten winkelgebieden.

 

 

Bij circulaire van 29 augustus 1972 hebben de Minister en Staats­secretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de aan­dacht van de provinciale en gemeentebesturen gevraagd voor het toenemende verschijnsel van ontwikkeling van detailhandelsactivi­teiten buiten de winkelgebieden.

Met name gronden, welke zijn aangewezen tot industrieterrein, blij­ken - aldus de circulaire - daarvoor bijzonder in trek te zijn.

 

Door de voornoemde bewindslieden wordt een beroep gedaan op de gemeentebesturen te bevorderen, dat de desbetreffende stedebouwkundi­ge voorschriften worden herzien, als zij door hun formulering be­bouwing ten behoeve van dergelijke ondernemingen zouden toelaten op terreinen, welke naar de inzichten van thans daarvoor niet zou­den moeten zijn bestemd.

Ook in Maastricht valt een duidelijke ontwikkeling in deze bepaald onwenselijke richting te constateren.

Met name ook het belang van een goed gestructureerde en evenwich­tige opbouw van het stedelijk voorzieningenpatroon is er niet mee gediend, wanneer deze ontwikkeling niet kan worden gestuit.

Een onderzoek heeft intussen uitgewezen, dat de voren omschreven moeilijkheden zich voornamelijk toespitsen op de navolgende terreinen.

 

a.      de gebieden      - Beatrixhaven ;   bestemmingen handel en industrie

respectievelijk Havengebied;

- Bosscherveld;   bestemmingen handel en industrie
ten noorden en ten zuiden van de Cabergkanaalzone (voor zover niet begrepen in het bestemmingsplan Bosscherveld).

- Omgeving K.N.P.-complex; bestemming handel en industrie;

- een terrein, begrensd door de Viaductweg, de Bea­trixweg, de Balijeweg en de rivier de Maas; be­stemming handel en industrie,

volgens de herziening van het uitbreidingsplan in hoofdzaak (raadsbesluit d.d. 5 oktober 1954, goedgekeurd door Gedeputeer­de Staten op 24 oktober 1955; Koninklijk Besluit van 28 december 1956);

 

b.      het industriegebied Bosscherveld; bestemming industrie volgens het bestemmingsplan industriegebied "Bosscherveld" (raadsbe­sluit van 5 november 1957; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 juni 1958);

 

c.       het industriegebied Mockveld; bestemming bedrijven en lichte industrie volgens het bestemmingsplan "Zuidelijk deel van Wijckerpoort en Oostermaas" (raadsbesluit van 7 juli 1970; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 juli 1971);

 

d.      een gebied in Limmel; bestemming gebouwen voor bedrijven en lichte industrie volgens het bestemmingsplan "Limmel" (raads­besluit van 29 januari 1954; goedgekeurd door Gedeputeerde Sta­ten op 27-12-1954, gewijzigd bij raadsbesluit van 5 november 1963; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 8 juni 1964);

 

e.      diverse terreinen in de plannen St. Hubertusparochie,  Kon. Clo­visstraat-west, Rijksweg 75, Akerpoort, De Pottenberg.

 

Ten aanzien van de interpretatie van de desbetreffende bestemmings­voorschriften bestaat verschil van mening in die zin, dat van be­paalde zijde gesteld wordt, dat de aangehaalde bestemmingsomschrij­ving mede het begrip detailhandel omvat. Om iedere twijfel uit te sluiten is detailhandel in de thans voorliggende wijzigingsplannen van deze bestemming uitgezonderd.

Alhoewel aanvankelijk het voornemen heeft bestaan de voorschriften op dit punt te herzien in het kader van de noodzakelijke algehele aanpassing van het merendeel van de vorenbedoelde plannen aan de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan zodanige aanpassingsprocedure niet worden afgewacht, enerzijds omdat het on­derzoek naar de uiteindelijke opzet van deze plannen nog niet is afgesloten en anderzijds, omdat zo spoedig mogelijk over een rechts­titel moet worden beschikt, op grond waarvan de vermelde ontwikkeling kan worden gestuit.

Gekozen is derhalve voor de methodiek van een incidentele herzie­ning van de desbetreffende bestemmingsplannen en wel op de navolgende wijze:

 

1.      herziening van de desbetreffende bepalingen van de respectieve bestemmingsplannen in dier voege dat de mogelijkheid wordt uit­gesloten tot vestiging van detailhandelsbedrijven op handel- en/of industrieterreinen;

 

2.      toevoeging aan de desbetreffende bepalingen van een verbod tot wijziging van het bestaande gebruik met de mogelijkheid van vrijstelling in gevallen, dat daarvoor hij een redelijke belangen­afweging aanleiding bestaat.

 

 

Maastricht, 21 november 1973.