HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1        Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.             Plan:

het bestemmingsplan Maas en Jeker als aangegeven op de plankaart A bestemmingen bestaande uit deelgebied 1 (tekening nr. 069.74.010) en deelgebied 2 (tekening nr. 069.74.011), plankaart B functionele karakteristiek bestaande uit deelgebied 1 (teke­ning nr. 069.74.030) en deelgebied 2 (tekening nr. 069.74.031), plankaart C ruimtelijke karakteristiek bestaande uit deelgebied 1 (tekening nr. 069.74.040) en deelgebied 2 (tekening nr. 069.74.041) en in deze voorschriften.

 

2.             Aangebouwd bijgebouw:

een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).

 

3.             Aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat in een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat behoort tot de categorie vrije beroepen of daarmee qua aard, omvang en intensiteit vergelijkbare beroepen; hiervan kan alleen sprake zijn, indien deze functie wordt uitgeoefend door de feitelijke bewoner van het pand, dit in tegenstelling tot een praktijkruimte.

 

4.             Additionele voorzieningen:

die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen. Hierin zijn in ieder geval begrepen gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsgebouwtjes, straatmeubilair, speelvoorzieningen of daarmee vergelijkbare voorzieningen.

 

5.             Ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

6.             Archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

 

7.             Atelier:

werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan, passend in de bestemmingen centrumdoeleinden, gemengde doeleinden en woondoeleinden (hoofd­- en bijgebouw).

 

8.             Bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

9.             Bebouwingspercentage:

een op de plankaart A of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

10.        Bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van activiteiten vallend onder geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).

 

11.        Bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

 

12.        Begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

 

13.        Bestaande bebouwing:

de als zodanig op de plankaarten A, B en C aangegeven bebouwing, welke bestaat bij de tervisielegging van het ontwerpplan, danwel op basis van een afgegeven bouwver­gunning mag worden gebouwd, c.q. is gebouwd, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.

 

14.        Bestemmingsgrens:

een op de plankaart A aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmings­vlak.

 

15.        Bestemmingsvlak:

een op de plankaart A door een bestemmingsgrens omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming.

 

16.        Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

17.        Bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen en 4,50 m. voor andere gebouwen.

 

18.        Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

 

19.        Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

20.        Bijgebouw:

een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

 

21.        Bijzondere doeleinden:

doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies.

 

22.        Café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.

 

23.        Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunc­tie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

 

24.        Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

 

25.        Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden mede begrepen galeries en dienstverlening.

 

26.        Detailhandel in dagelijkse goederen:

detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmidde­len, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksproducten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetisch artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden).

 

27.        Dienstverlening:

een met detailhandel vergelijkbare functie voor het verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau of bezoekersinformatiecentrum.

 

28.        Discotheek/dancing:

nachtgelegenheid, waar dranken en soms maaltijden worden verstrekt en waar men de mogelijkheid heeft om te dansen. Er dient een dansvloer aanwezig te zijn van minimaal 10 m2. Hieronder valt tevens een nachtclub.

 

29.        Extensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie die niet intensief zijn, en waarbij het omringende landschap van groot belang is, zoals wandelen en fietsen.

 

30.        Erf:

het gedeelte van het bouwperceel waarop bijgebouwen mogen worden opgericht.

 

31.        Fastfoodbedrijf:

een horecabedrijf, waarin vooral frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken worden verstrekt in wegwerp­verpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria of frituur.

 

31A. Galerie:

tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst; passend in zowel de doeleindenom­schrijving bedrijfsdoeleinden als detailhandel.

 

32.        Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

33.        Geluidhinder veroorzakende inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).

 

34.        Gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

 

35.        Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gebruik maakt van open grond of van kassen met een hoogte van niet meer dan 1,50 m.

 

36.        Grondgebonden woning:

een gebouw, dat één woning omvat, danwel ten hoogste twee geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

 

37.        Hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is.

 

38.        Horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieron­der wordt niet verstaan een discotheek/dancing, studentensociëteit, automaten-/speelhal resp. seks- en/of pornobedrijf.

 

39.        Hotel/pension:

een horecabedrijf, waarin nachtverblijf wordt verstrekt en maaltijden voor gebruik ter plaatse alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken; de nadruk ligt echter op het verstrekken van nachtverblijf.

 

40.        Intensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie waarbij men gebruik maakt van een sterk gecon­centreerd voorzieningenpakket of één grote voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang is en zich relatief veel mensen per oppervlakte-eenheid (kunnen) bevinden.

 

41.    Kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

 

42.    Matrix:

de op de plankaart A als aanduiding opgenomen verticaal in vakjes verdeelde kolom waarin per horizontaal vlak de bestemming is aangegeven of de horizontaal in vakjes verdeelde rij waarin op de plankaart A resp. plankaart B verklaarde gegevens zijn opgenomen.

 

43.    Militaire doeleinden:

doeleinden die betrekking hebben op het krijgswezen.

 

44.    Onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

45.    Oriëntatiepunt:

een zodanig, meestal uit bebouwing bestaand, herkenbaar punt respectievelijk herkenbare plaats aan de hand waarvan de beschouwer weet waar hij zich bevindt en op de plankaart C als aanduiding is opgenomen.

 

46.    Peil:

a.             voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.             in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

47.    Praktijkruimte:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op admini­stratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten alsmede detailhandel. In tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep kan deze functie worden uitgeoefend door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.

 

48.    Recreatieinrichting:

overdekte accommodatie waar de gelegenheid bestaat tot de beoefening van sport en spel danwel tot recreatie. Hieronder vallen een dansschool, fitnesscentrum, sport­school, biljartcentrum, sauna en hiermee vergelijkbare functies. Een seks- en/of pornobedrijf valt hier in ieder geval niet onder. Horecadoeleinden zijn alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteiten en alleen dan als dit verband houdt met de toegestane en daadwerkelijk uitgeoefende functie.

 

49.        Restaurant:

een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcohol­vrije of alcoholhoudende dranken - uitsluitend in combinatie met die maaltijden -worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.

 

50.        Ruimtelijke karakteristiek:

het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik.

 

51.        Ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

52.        Seks- en/of pornobedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartike­len. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.

 

49.        Stedebouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

50.        Studentensociëteit:

(deel van een) gebouw waarin een studentenvereniging haar bijeenkomsten houdt.

 

51.        Voetgangersgebied:

een verkeersgebied waarin geen gemotoriseerd verkeer is toegestaan, met uitzonde­ring van verkeer t.b.v. bevoorrading en hulpdiensten en dat op de plankaart B als aanduiding is opgenomen.

 

52.        Voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van een weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

 

53.        Voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is (zijn) geplaatst en die is gelegen op een afstand van tenminste 4,00 m. vanuit de aan de weg(en) grenzende perceelsgrens.

 

58.        Vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

 

59.        Watergang:

al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede te verstaan, dat door het Algemeen Bestuur in de legger is opgeno­men.

 

60.        Weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterrei­nen.

 

61.        Winkelgebonden horeca:

een horecabedrijf dat:

-        qua exploitatie en openingstijden aansluit bij winkelvoorzieningen en

-        qua branche ondersteunend is voor het winkelgebied c.q. het voorzieningenniveau c.q. de publieksaantrekkende werking van het winkelgebied versterkt en een positieve bijdrage levert aan de levendigheid, de veelzijdigheid en de kwaliteit van het winkelgebied en

-        geen aantasting van het woon- en leefklimaat met zich meebrengt.

 

62.        Woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

63.        Woongebouw:

gebouw of gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).

 

64.        Zaalaccommodatie:

ruimte(n) van aanzienlijke omvang waar grote groepen mensen bijeen kunnen komen en waar alcoholvrije en alcoholhoudende dranken kunnen worden verstrekt. De nadruk ligt op de exploitatie van zaalaccommodatie.

 

65.        Zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.