Artikel 10      Militaire doeleinden

 

1.        Doeleindenomschrijving

 

De op de plankaart A als militaire doeleinden aan­gegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 20 en 21 voor zover het tevens betreft gebied met onderaardse gangenstel­sels resp. beschermingszone a, bestemd voor:

 

-        militaire doeleinden;

-        doeleinden van openbaar nut;

-        groenvoorzieningen;

-        verkeersdoeleinden;

-        parkeervoorzieningen;

-        additionele voorzieningen.

 

2.        Bouwvoorschriften

 

Op de tot militaire doeleinden bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwer­ken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

 

(gebouwen)

a.      op de plankaart A in het linkervak van de ma­trix het maximale bebouwingspercentage per aaneengesloten gronden met de bestemming militaire doeleinden is aangegeven;

b.        op de plankaart A in het rechtervak van de matrix de maximale goothoogte in meters per aaneengesloten gronden met de bestemming militaire doeleinden is aangegeven;

c.             de gevels geplaatst moeten worden volgens de op de plankaart C gegeven aanwijzingen;

 

(andere bouwwerken)

d.      de hoogte van andere bouwwerken maximaal 8,00 m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen die maximaal 3,00 m. hoog mogen zijn;

e.      andere bouwwerken slechts mogen worden ge­plaatst op gronden welke zijn gelegen in het gebied 3,00 m. vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrens tot aan de achterperceelsgrens.

 

3.      Vrijstelling

 

Burgemeester en Wethouders kunnen van het be­paalde in lid 2. sub c. vrijstelling verlenen indien een andere geheel of gedeeltelijke plaatsing van de gevels geen aantasting betekent van de ruimtelijke kwaliteit, het stedebouwkundig beeld resp. de cul­tuurhistorische waarde ter plaatse.

 

4.      Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in lid 2. nadere eisen te stellen ten aan­zien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken resp. indien dit noodzake­lijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedebouwkundige beeld resp. de cultuurhisto­rische waarde ter plaatse.