Artikel 11 Groenvoorzieningen
1.
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart A als
groenvoorzieningen aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde
in de artikelen 118 t/m 23 voor zover het tevens betreft beschermd
stadsgezicht, archeologisch attentiegebied, gebied met onderaardse gangenstelsels,
beschermingszone a, beschermingszone b resp. beschermingszone c, bestemd voor:
- groenvoorzieningen,
inclusief speelvoorzieningen;
- waterpartijen;
- verkeersdoeleinden
in de vorm van fiets- en voetpaden;
- doeleinden
van openbaar nut;
- parkeervoorzieningen;
- additionele
voorzieningen.
2.
Bouwvoorschriften
Op de tot groenvoorzieningen
bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden
opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen met dien
verstande dat:
(gebouwen)
a. per
aaneengesloten bestemming maximaal 2% van de gronden mag worden bebouwd;
b.
de
grondoppervlakte per gebouw maximaal 50 m2 mag bedragen;
c.
de
goothoogte maximaal 3,50 m. mag bedragen;
(andere bouwwerken)
d. de hoogte van
andere bouwwerken maximaal 8,00 m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal
1,00 m. en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
e. andere bouwwerken slechts mogen worden geplaatst op gronden
welke zijn gelegen in het gebied 3,00 m. vanaf de aan de weg gelegen
perceelsgrens tot aan de achterperceelsgrens.
3.
Wijzigingsbevoegdheid
A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om
de bestemming groenvoorzieningen te wijzigen in horecadoeleinden resp.
detailhandelsdoeleinden tot maximaal 200 m2 bedrijfsvloeroppervlak
per functie (horecadoeleinden en detailhandelsdoeleinden) in de hele
bestemming, met dien verstande dat de parkeerbalans in de directe omgeving niet
nadelig wordt beïnvloed en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse niet vermindert
en met inachtneming van het bepaalde in lid 2. van dit
artikel.
B.
Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid
van Burgemeester en Wethouders is Afdeling 3.4. van de
Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) van
toepassing.
4. Nadere eisen
Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in lid 2. nadere
eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en
andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een
onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken resp. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de
ruimtelijke kwaliteit, het stedebouwkundige beeld resp. de cultuurhistorische
waarde ter plaatse.