Artikel 13 Rivier tevens gebied met stroomvoerende/waterbergende
functie
1.
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart A als rivier
tevens gebied met stroomvoerende/waterbergende functie aangegeven gronden zijn,
met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 18 t/m 23 voor zover het
tevens betreft beschermd stadsgezicht, archeologisch attentiegebied, gebied
met onderaardse gangenstelsels, beschermingszone a, beschermingszone b resp.
beschermingszone c, bestemd voor:
- de waterhuishouding van de rivier de Maas
en in het bijzonder de stroomvoerende en waterbergende functie;
- de bedding van de Maas met de daarbij
behorende oever;
- (tijdelijke) berging van water;
- scheepvaart;
- waterstaatsdoeleinden;
- additionele voorzieningen.
2.
Beschrijving
in hoofdlijnen
De in lid 1. omschreven
doeleinden worden als volgt nagestreefd:
er wordt zorg gedragen voor een
adequate afvoer van het Maaswater en voor het instand
houden van bijbehorende waterstaatkundige voorzieningen.
3.
Bouwvoorschriften
Op of in de tot rivier tevens gebied
met stroomvoerende/waterbergende functie bestemde gronden mogen uitsluitend
andere bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van waterstaatsdoeleinden met een
hoogte van maximaal 2,00 m.
4.
Verboden
gebruik van gronden
Onder verboden gebruik van gronden
als bedoeld in artikel 24 lid 1. wordt in ieder geval verstaan:
- enig werk te maken danwel in een
bestaand werk veranderingen aan te brengen;
- het stapelen,
storten of neerleggen van grond, bagger, specie, puin of andere zinkende stoffen;
- het verrichten van ontgrondingen;
- het vastleggen
van een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting die niet bestemd is voor
vervoer;
- het aanbrengen van ophogingen;
- het aanbrengen van terreinomheiningen;
- het aanbrengen van beplantingen en/of
bomen;
- het aanbrengen
van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, steigers inbegrepen,
met uitzondering van bakens ter geleiding van de scheepvaart met een hoogte van
maximaal 8,00 m.;
- het hebben of
houden van staan- of ligplaatsen voor onderkomens.
5. Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn
bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4. indien
door de aanwezigheid van de beoogde bouwwerken resp. werken of werkzaamheden de
waterstaatsdoeleinden en de stroomvoerende/waterbergende functie van de
gronden niet onaanvaardbaar worden belemmerd en niet voordat de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat, directie Limburg
terzake is gehoord.