Artikel 16 Agrarisch gebied van hoge landschappelijke waarde
1. Doeleindenomschrijving
De op de plankaart A als agrarisch
gebied van hoge landschappelijke waarde aangegeven gronden zijn, met
inachtneming van het bepaalde in artikel 18 voor zover het tevens betreft
archeologisch attentiegebied, bestemd voor behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke,
natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden, alsmede voor duurzaam
agrarisch grondgebruik, met dien verstande dat het behoud of herstel van
genoemde waarden voorop staat.
2. Beschrijving in hoofdlijnen
De in lid 1. omschreven
doeleinden worden met inachtneming van artikel 5 als volgt nagestreefd:
a.
het
beleid is met name erop gericht de samenhang van de
agrarische, landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische
waarden op een kwalitatief hoog peil te handhaven en te ontwikkelen;
b.
bij
de activiteiten ten behoeve van in deze bestemming toegelaten doeleinden zal gestreefd
worden naar het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische
bedrijfsvoering;
c.
alleen grondgebonden agrarische bedrijfsdoeleinden
zijn toegestaan;
d.
nieuwvestiging van agrarische bedrijven
is niet toegestaan.
3. Bouwvoorschriften
Op of in de tot agrarisch gebied van
hoge landschappelijke waarde bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
4. Verboden gebruik van gronden
Onder verboden gebruik van gronden
als bedoeld in artikel 24 wordt tenminste verstaan het
gebruik van gronden voor:
a.
racen of crossen;
b.
het innemen van een standplaats voor woonwagens;
c.
camping.
5. Verboden gebruik van opstallen
Onder verboden gebruik van opstallen
als bedoeld in artikel 25 wordt tenminste verstaan het
gebruik van opstallen voor:
a.
ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
b. detailhandel en groothandel;
c.
transport-
en/of garagebedrijven;
d.
horecadoeleinden;
e.
permanente
of tijdelijke bewoning;
f.
opslagdoeleinden
behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering,
alsmede een winterberging van onderkomens;
g.
camping.
6. Aanlegvergunning
A. Het is verboden zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning)
op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden
uit te voeren:
a. het
aanbrengen van gesloten wegdek;
b. het
ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
c. het
aanbrengen van transport, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming
gericht gebruik van de grond;
d. het
vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de
dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
e. het
bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het
plan niet als bos konden worden aangemerkt.
B. Het onder A. van dit lid bepaalde is niet
van toepassing voor:
a. werkzaamheden
normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. werken
of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken
of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en
bodemgebruik;
d. werken
of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning,
vrijstelling of anderszins, mogen worden uitgevoerd.
C. De werken of werkzaamheden als bedoeld
onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of
werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct
hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke,
natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden danwel de agrarische
gebruikswaarde van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast,
danwel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet
worden of kunnen worden verkleind.
7. Vrijstelling
A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3. ten
behoeve van een veldschuur, melkstal of een eenvoudige schuilgelegenheid
voor vee ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf, mits:
a. het bebouwd oppervlak per bouwwerk niet meer bedraagt dan 50 m2;
b. de
goothoogte niet meer bedraagt dan 3,00 m.
B. Indien door de bouw of plaatsing van een
bouwwerk onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de
landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden van
deze gronden, wordt geen vrijstelling verleend.