Artikel 19      Archeologisch attentiegebied

 

1.        Doeleindenomschrijving

 

A.      De op de plankaart A als archeologisch attentiegebied aangegeven gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen (arti­kelen 6 t/m 9 en 11 t/m 13 en 14 t/m 16) primair bestemd voor de bescherming van de in het gebied voorkomende archeologische waarden.

 

B.      Voor zover blijkens de plankaart A er nog een of meer andere dubbele bestemmingen met het archeologisch attentiegebied geheel of gedeelte­lijk samenvallen, geldt het bepaalde in artikel 17 lid 2.

 

2.        Aanlegvergunning

 

A.      Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;

b.        het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,50 m. anders dan nor­maal spitwerk en het ophogen of egaliseren van de bodem. Dit geldt ook in geval deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om ondergrondse gebouwen te kunnen reali­seren en werkzaamheden in het kader van bodemsanering;

c.        het uitvoeren van heiwerken en/of het indrij­ven van scherpe voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,50 m.

 

B.      Het in sub A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

 

a.      werken of werkzaamheden van onderge­schikte betekenis;

b.        werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodem­gebruik;

c.        werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

C.      De werken of werkzaamheden als bedoeld on­der A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de archeologische waarden in de betreffende gronden.

 

D.      Een aanlegvergunning als bedoeld in sub A. wordt slechts verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor Oudheidkun­dig Bodemonderzoek; aan bedoelde vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden; de beslissing met betrekking tot de aanlegvergun­ning wordt aan de betreffende instantie meege­deeld.