HOOFDSTUK III      OVERIGE BEPALINGEN

 

 

Artikel 26      Algemene vrijstellingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het in dit plan bepaalde:

 

1.             ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aan­passing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

2.             van de in de artikelen 6 t/m 16 genoemde maten, aantallen en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;

3.             ten aanzien van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten vallend onder milieucategorie 3 volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 is opgenomen in deze voorschriften indien deze naar hun aard en invloed op de directe omgeving kan worden gelijk gesteld met een ter plaatse toegelaten milieucategorie bedrijfsactivitei­ten, met dien verstande dat de Regionale Inspecteur Milieuhygiëne in Limburg in de situatie wordt gehoord;

4.             voor het toevoegen van één bouwlaag bij grondgebonden woningen en het toevoegen van één bouwlaag bij andere gebouwen, indien de belangen van derden niet oneven­redig worden geschaad en het past binnen het stedebouwkundig beeld van de omgeving;

5.             voor het vervangen van gestapelde woningen door grondgebonden woningen voor gronden met een oppervlak van maximaal 5.000 m2, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedebouwkundig beeld van de omgeving;

6.             voor het plaatsen van andere bouwwerken op gronden welke zijn gelegen in het gebied gemeten 3,00 m. vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrens tot de aan de weg gelegen perceelsgrens;

7.             voor het bouwen op de gronden op de plankaart C aangegeven als waardevolle groengebied/binnengebied, mits de ruimtelijke kwaliteit en het stedebouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast;

8.             voor het overschrijden van de lijn op de plankaart C aangeduid als hoofdbebouwings­structuur met bouwwerken, tot maximaal 1,50 m. in de richting van de weg resp. tot maximaal 3,00 m. in de richting van de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van het overig bepaalde in deze voorschriften, indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het past binnen het stedebouwkundige beeld van de omgeving;

9.             in artikel 3 lid 5. voor doorbraak van panden waardoor twee of meer panden van binnen met elkaar in verbinding staan, indien dit geen onevenredige afbreuk doet aan de kenmerkende eigenschappen van de Maastrichtse stadsbebouwing, met inachtne­ming van de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 5) en het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen (hoofdstuk II, paragraaf B);

10.        voor de bouw van maximaal 5 garageboxen aaneen met een hoogte van maximaal 3,00 m., een breedte van maximaal 3,00 m. per garagebox en een oppervlakte per garagebox van 25 m2 mits dit past binnen het stedebouwkundig beeld, het de ruimtelijke kwaliteit niet aantast en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.