Artikel 3        Algemene bepalingen voor alle bestemmingen

 

1.      Verbod overschrijding bestemmingsgrenzen

Het is niet toegestaan de op de plankaart A aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te over­schrijden, behoudens het bepaalde in artikel 2 lid B. en behoudens vrijstelling als bedoeld in artikel 26 lid 1 van deze voorschriften.

 

2.      Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht met een hoogte van maximaal 3,50 m. per bouwlaag en met een maximum van 3 ondergrondse bouwlagen en uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.

 

3.      Verwijzing naar andere regelingen

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-plan.

 

4.      Monumenten, panden met monumentale waarden en karakteristieke ruimten

a.             Voor de bouwwerken die op de plankaart C zijn aangeduid als rijksmonument geldt de Monumentenwet 1988 (Stb. 1988, 638).

b.             Voor de bouwwerken die op de plankaart C zijn aangeduid als pand met monumen­tale waarde wordt gestreefd naar behoud en/of herstel van de bebouwing, met dien verstande dat geen onevenredige verandering wordt aangebracht aan de karakteris­tieke bebouwing. De omgeving van de karakteristieke bebouwing dient zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.

c.             Karakteristieke wanden en ruimten welke zijn aangegeven op de plankaart C moeten worden gehandhaafd.

d.             De op de plankaart C aangegeven waardevolle groengebieden/binnengebieden mogen niet worden bebouwd.

 

5.      Doorbraak van panden

De Maastrichtse stadsbebouwing wordt onder andere gekenmerkt door een smalle percelening met aaneengesloten bebouwing en door geringe korrelgrootte van bebouwing.

Doorbraak van panden waardoor twee of meer panden van binnen met elkaar in verbinding komen te staan is derhalve niet toegestaan.

 

6.      Aanlegvergunning voor het gehele plangebied

A.      Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) op of in de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.        het afbreken, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van bouwwerken resp. gronden die op de plankaart C zijn aangeduid als karakteristieke wanden, karakteristieke ruimte, archeologische monumenten, pand met monumentale waarde, vestingwerken/vestingmuren, beeldbepalend helling, graft resp. waarde­vol groengebied/binnengebied, gronden resp. bouwwerken met cultuur histori­sche waarden gelegen aan watergang;

b.        het verstoren en/of verwijderen van beschermde muurplanten;

c.        het vellen of rooien van bomen met monumentale waarden of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge kunnen hebben.

 

B.      Het bepaalde onder A. is niet van toepassing:

 

a.        voor werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud;

b.        voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c.        voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemex­ploitatie en bodemgebruik;

d.        voor werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aange­vraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

 

C.      De werken of werkzaamheden, als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaat­baar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de genoemde eigenschappen van de betreffende bouwwerken resp. gronden.

 

7.             Toelaatbare bedrijfsactiviteiten

Bedrijfsdoeleinden anders dan de in de woning toegestane aan huis gebonden beroepen, ateliers, praktijkruimten resp. consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfs­activiteiten zijn alleen toegestaan daar waar aangegeven in deze voorschriften en voor zover het bedrijf is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieuca­tegorieën 1 of 2 of via vrijstelling in 3 die als bijlage 1 is opgenomen in deze voorschrif­ten. Bedrijfsactiviteiten zijn rechtstreeks toegestaan in milieucategorie 3 voor zover deze als zodanig op de plankaart B in de bestemming gemengde doeleinden zijn aangeduid. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) zijn nergens toegestaan. Voorts zijn die bedrijfsactiviteiten toegelaten die niet vermeld zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar het oordeel van de Directeur van de Hoofd­groep Verkeer, Waterstaat en Milieu van de provincie Limburg naar hun aard en invloed op de directe omgeving gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten.

 

8.             Noodzaak bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor lokaties waar middels een vrijstellings- resp. wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergun­ning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden„ indien nodig, zijn gesa­neerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.

 

9.             Verhouding afzonderlijke bestemmingen tot dubbele bestemmingen

a.             Bij gebruik van gronden als bedoeld in de artikelen 6 t/m 16 voor bebouwing en anders dan voor bebouwing, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn als beschermd stadsgezicht (artikel 18), archeologisch attentiegebied (artikel 19), gebied met onderaardse gangenstelsels (artikel 20), beschermingszone a (artikel 21), beschermingszone b (artikel 22) en beschermingszone c (artikel 23), geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbele bestemmingen in hoofdstuk II. paragraaf C.

b.             Bij gebruik van gronden als bedoeld in de artikelen 6, 7, 9 en 15 voor bebouwing en anders dan voor bebouwing, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn als watergang (overkluisd) (artikel 12), geldt primair het bepaalde in de artikelen 6, 7, 9, en 15.

 

10.        Maximale nokhoogte

De nokhoogte van een gebouw mag maximaal 5,50 m. hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw. Dit geldt niet voor torenspitsen; hier is de bestaande toestand maatgevend.

 

11.        Afwijking bebouwingspercentage resp. goothoogte bij vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid

Indien in de vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden bij de afzonderlijke bestemmingen niets staat vermeld over bebouwingspercentage resp. goothoogte, kan bij hantering van de vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid van de matrix op de plankaart A die voor het betreffende gebied van toepassing is met maximaal 25% van het in de matrix aangege­ven bebouwingspercentage resp. goothoogte worden afgeweken.

 

12.        Parkeernormen bij vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheid waarbij bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan waardoor het aantal werkenden ter plaatse toeneemt, zijn de parkeernormen van toepassing conform het lokatiebeleid. Dit houdt in dat in gebieden die volgens de kaart in bijlage 2 van deze voorschriften gekenmerkt worden als een A-lokatie een norm wordt aangehouden die ligt tussen de 1 en 2 parkeerplaat­sen per 10 werknemers. Voor gebieden die volgens de kaart in bijlage 2 worden gekenmerkt als een B-lokatie geldt een norm tussen de 2 en de 4 parkeerplaatsen per 10 werknemers.

 

13.        Verklaring matrix

Waar op de plankaart A middels een matrix een combinatie van bestemmingen is aangegeven, kunnen de gronden met inachtneming van deze matrix voor deze bestem­mingen worden gebruikt.

 

14.        Openbare nutsvoorzieningen

Op alle gronden is het toegestaan bouwwerken van openbaar nut te bouwen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en wacht­huisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m3 zal bedragen en de hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen. De doeleinden van openbaar nut nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang.

 

15.        Onderdoorgang

Op de gronden die op de plankaart A zijn aangeduid als onderdoorgang mag de begane grond van de bebouwing uitsluitend worden gebruikt voor verkeersdoeleinden.

 

16.        Aangegeven functies

In bijlage 3 behorende bij deze voorschriften is een lijst opgenomen van bestaande horecafuncties, toegelaten andere functies, die qua maat afwijken en de geheel afwijkende functies welke in de bestemmingen centrumdoeleinden, gemengde doelein­den en woondoeleinden voorkomen; zij zijn rechtstreeks toegelaten of middels vrijstelling of vallen onder de 3-jaars clausule. De lijst correspondeert met hetgeen op plankaart B terzake is opgenomen.