logo gemMtr klrOntwerp wijziging van de legenda van het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in Hoofdzaak".

 

De legenda van het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in Hoofd­zaak" te wijzigen als volgt:   

 

De alinea's welke een nadere verklaring geven van het begrip Landelijke Bebouwing I, II en III worden als volgt gelezen:

 

Onder Landelijke Bebouwing I, II en III wordt verstaan, boerderijen en andere vrijstaande woningen ten dienste van de uitoefening van land-, tuin- of bosbouw met daarbij behorende gebouwen. Van de hoofdgebouwen dient het bebouwde oppervlak ten minste 80 m2 te bedragen. De afstand van de hoofdgebouwen tot enig ander hoofdgebouw dient tenminste 200 meter te bedragen. De zijdelingse afstand van de hoofdgebouwen tot de terreingrens dient tenminste 95 meter te bedragen.

 


Te hanteren voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaak 1954" (geactualiseerd t/m oktober 1980).

 

-        onder "bijzondere doeleinden" wordt verstaan:

kerkelijke, culturele of sociale doeleinden alsmede onderwijs, gezondheidszorg, hygiëne of maatschappelijk verkeer.

 

-        onder "havengebied" en "handel en industrie" wordt verstaan;

bouwwerken ten dienste van handel, geen detailhandel zijnde, industrie, nijverheid en verkeer. A-inrichtingen toegestaan. (zie ook bp Uitsluiting A-inrichtingen)

 

Onder detailhandel dient te worden verstaan het bedrijfsmatig aan particu­lieren verkopen van goederen.

 

"Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bouwwerken ten dienste van detailhandel in:

a.      auto's, kampeerwagens en boten;

landbouwwerktuigen en -machines;

granen, veevoeders en meststoffen;

brandstoffen;

volumineuze bouwmaterialen, zoals zand, grind, stenen, hout en buizen;

b.      en voorts goederen waarvan de verkoop vanwege hun aard in een woon- en winkelgebied ongewenst is.

 

Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het assorti­ment van de te verkopen goederen voorwaarden aan de vrijstelling verbinden.

Alvorens vrijstelling te verlenen, wordt de Rijksconsulent voor Handel, Ambacht en Diensten gehoord.

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling in afwijking van het oordeel van de Rijksconsulent voor Handel, Ambacht en Diensten slechts verlenen, mits vooraf van Gedeputeerde Staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben."         

 

De hoogte van de op bovenbedoelde gronden op te richten bouwwerken mag maximaal 15 meter en de bebouwingsdichtheid maximaal 80% bedragen.

 

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen om op gronden bestemd voor handel en industrie gebouwen voor openbaar nut alsmede noodzakelijke dienstwoningen op te richten m.d.v. dat de inhoud van de dienstwoningen niet meer dan 600 m3 mag bedragen en slechts één dienstwoning per hoofdgebouw mag worden opgericht.

 

-        onder "landelijke bebouwing I, II en III wordt verstaan:

boerderijen en andere vrijstaande woningen ten dienste van de uitoefening van land-, tuin- of bosbouw met daarbij behorende gebouwen.

 

Van de hoofdgebouwen dient het bebouwde oppervlakten minste 80 m2 te bedragen. De afstand van de hoofdgebouwen tot enig ander hoofdgebouw dient ten minste 200 meter te bedragen. De zijdelingse afstand van de hoofdgebouwen tot de terreingrens dient ten minste 95 meter te bedragen.

 

-        het is verboden bebouwing te vernieuwen, te veranderen, uit te breiden of van bestemming te doen veranderen voor zover daardoor een toestand zou ontstaan welke voor nieuw op te richten bebouwing niet is toegelaten.

 

Ten tijde van de vaststelling van het plan bestaande gebouwen, welke niet overeenkomen met het plan mogen gedeeltelijk worden veranderd of gedeel­telijk worden vernieuwd mits de afwijking van het uitbreidingsplan daar­bij niet wordt vergroot.

 

Onder dezelfde voorwaarde mogen zodanige gebouwen in geval van tenietgaan door onheil worden herbouwd behoudens onteigening overeenkomstig de wet.

 

Met goedkeuring van gedeputeerde staten kan door burgemeester en wethouders eveneens vergunning worden verleend voor de bouw van kleine kapellen, monumenten, transformatorgebouwen, pompstations, benzinestations e.d.

 

-       bepalingen betreffende het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing en t.a.v. het gebruik van opstallen:

 

1.      Het is verboden gronden en opstallen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bestemming.

 

2.      Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing:

a.     voor een gebruik, dat - hoewel afwijkende van de uit het bestem­mingsplan voortvloeiende bestemming - op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestond;

b.     voor wat betreft gebouwen t.a. waarvan de onderwijswetgeving regelen bevat omtrent de beëindiging van het gebruik overeenkomstig de bestemming.

 

3.      Burgemeester en Wethouders verlenen van het in lid 1 omschreven verbod vrijstelling als strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

 

-       strafbepaling:

Overtreding van het hierboven onder punt 1. genoemde voorschrift, waar­door de handhaving of verwerkelijking van het plan zou worden aangetast en/of aan do bedoelingen van het plan aanmerkelijk afbreuk zou werden gedaan wordt als strafbaar feit aangemerkt.